Landbouwers, loonwerkers, adviseurs en onderzoekers grijpen de demodag opnieuw aan om ervaringen uit te wisselen en te evalueren hoe productie- en milieudoelstellingen tegelijk gehaald kunnen worden. Koen Willekens (ILVO): “De betrokkenheid bij de berdrijfsvoering van PHAE, de proeven in praktijkomstandigheden en de monitoring van praktijksituaties leidt tot interessante inzichten op het vlak van duurzaamheid en veerkracht van een agro-ecologisch teeltsysteem.” Felix de Bousies (PHAE) past een biologisch no-till systeem toe ontwikkeld door Alain Peeters (RHEA). Het omvat tijdelijk grasland met vlinderbloemigen, complexe bodembedekkers, een ruime rotatie, gewassoorten en -variëteiten voor een agro-ecologisch teeltsysteem en een ecologisch netwerk gunstig voor natuurlijke vijanden.
GewasROTATIE levert OOK betere koolstof en stikstofbalans
Een juiste opeenvolging van gewassen brengt idealiter ruim koolstof aan, én stikstof vanuit de ‘atmosfeer’. Anderzijds dient de stikstof ook optimaal benut te geraken.
Op het proefbedrijf PHAE gebruikt men het systeem van tijdelijke grasklaver weiden. Die leveren, behalve de grasklaveropbrengst, via de intensieve en langdurige doorworteling ook koolstof in de bodem. De klaver bindt stikstof uit de lucht door zijn symbiose met een Rhizobium bacterie. Koolstof en stikstof zijn hoofdbestanddelen van de bodem- organische stof.
Droogtetolerante grassen in een klimaat-robuuste melkveehouderij: VLAIO LA-traject Klimgras
|
Veredelaars en kenniscentra werken al enkele jaren aan een nieuwe generatie droogtetolerante grassen. Maar brengen die in de praktijk ook voldoende op om interessant te zijn voor melkveehouders? Zijn ze voedzaam en lekker genoeg voor het melkvee, zowel vers als ingekuild? En wat is het effect op de melkgift en -kwaliteit? In Hansbeke wordt voor het VLAIO LA-traject Klimgras de opbrengst en voederwaarde van de droogtetolerante grassen rietzwenkgras en kropaar getest en vergeleken met Engels raaigras. Dit zowel in monocultuur als in mengteelt met rode klaver. Maarten Cromheeke (ILVO): “In het eerste productiejaar (2021, een nat jaar) waren het rietzwenkgras-rode klaver mengsel en het Engels raaigras-rode klaver mengsel evenwaardig qua droge stofopbrengst over de 4 sneden. Het kropaar-rode klaver mengsel kende een lagere opbrengst in de eerste snede ten opzichte van beide andere mengsels, maar vertoonde over het groeiseizoen een meer gelijke, en in de 2de en 3de snede een meer evenwichtige verhouding gras-klaver. In de andere mengsels ging de klaver (te) sterk domineren in de 2de en 3de snede (klaveraandeel >75%). Verder onderzoek zal uitwijzen hoe deze mengsels gedijen en wat het effect is wanneer ze vervoederd worden in een melkveerantsoen.”
|
Na het tijdig scheuren van de grasklaver (september) kunnen wintergranen de stikstof die vrijgesteld wordt door afbraak van bodem organische stof goed benutten. De granen zelf leveren door hun sterke en diepe doorworteling opnieuw veel koolstof. Na de graanoogst is het zaak om een meerledig groenbedekkermengsel zo snel als mogelijk in te zaaien. Bij tijdige inzaai kan dat mengsel zich nog heel sterk ontwikkelen. Dat resulteert opnieuw, bovengronds en ondergronds in een substantiële aanvoer van koolstof maar ook van stikstof door vlinderbloemige soorten in het mengsel.
RHEA: Mengsel voor groenbedekking: wisselend succes
|
Bio-teler Felix de Bousies (PHAE) laat zich door RHEA adviseren om als groenbedekker een zogenaamd BIOMAX mengsel te gebruiken. Dat moet de bodemstructuur verbeteren, het bodemleven bevorderen en het koolstofgehalte verhogen. Expert-consulent Alain Peeters (RHEA): “Eigen aan Biomax is dat er geen sprake is van één recept. Het mengsel wordt aangepast aan de bodem, het klimaat en de voor- en nateelt. Het kan tot 10 verschillende eenjarige planten bevatten.” In Hansbeke gaat het al gedurende 3 jaar om zonnebloem, facelia, Alexandrijnse klaver, wikke, voedererwt, veldboon en vlas. Elke soort wortelt anders en trekt andere nuttige insecten, bacteriën en schimmels aan. Bij groeizame weersomstandigheden kan een droge stofopbrengst gehaald worden van 6 ton per ha, en kan het gewas met een roller-crimper worden neergelegd om een graan doorheen de gevormde mulchlaag te zaaien (directzaai). In 2020 was de opbrengst ondermaats door een droge nazomer en werd na roller-crimpen een andere zaaitechniek beproefd. In 2021 werd er geen BIOMAX gezaaid door de zeer late graanoogst in de natte zomer.
|
Mengteelten
Ook de experimenten met echte mengteelten lopen door. In 2021 werd de maïs-staakboon combinatie getest. De eerste voederanalyses tonen zoals verwacht een aanzienlijk hoger eiwitgehalte. Deze teeltcombinatie krijgt in 2022 al meteen navolging in de landbouwsector: meerdere melkveehouders hebben de mengteeltcombinatie ingezaaid, ook buiten het onderzoeksproject om.
In een mengteelt met graan wordt de vlinderbloemige (veldboon) gestimuleerd om luchtstikstof te binden (door symbiose met een Rhizobium bacterie) terwijl het graan de in de bodem beschikbare stikstof maximaal gaat benutten.
Mengteelt kuilmaïs-klimboon
|
Het VLAIO LA-traject Farmers’ benefits zoekt voor melkveehouders naar werkbare alternatieven voor de klassieke rotaties kuilmaïs-gras en maïs-maïs. In dat kader lag er in Hansbeke in 2021 een verkennende mengteelt-proef kuilmaïs-klimboon aan. Klimboon kan als vlinderbloemige stikstof uit de lucht opnemen. Bovendien passen beide teelten goed bij elkaar en kunnen ze samen geoogst, gehakseld, ingekuild en vervoederd worden. Deze mengteelt leent zich tot een hoger aandeel lokaal geteeld eiwit. De onderzoekers verwachten ook een positief effect op de bodem. De verkennende proef te PHAE in 2021 resulteerde als volgt: Zowel de bonen als de maïs hebben zich goed ontwikkeld. Het ruw eiwitgehalte van deze mengteelt met boon lag liefst de helft hoger dan dat van de maïs monocultuur. Koen Willekens (ILVO): “Dat gaf aanleiding tot een hogere eiwitopbrengst, bij een lagere droge stofopbrengst. Een mengteelt met een vlinderbloemige component is bovendien minder afhankelijk van (kunst)mestgift voor een voldoende productie.” In het Farmers’ benefits project zijn ook analyses gepland rond de effecten op de bodemkwaliteit en de stikstofbeschikbaarheid in de bodem.
|
Vorig seizoen had ook de mengteelt brouwgerst-erwt een gebalanceerde opkomst. Het gewas werd als gehele plant geoogst en ingekuild. De droge stofopbrengst was +- 7 ton per ha. De oorspronkelijke bedoeling was om de gerst na gezamenlijk pikdorsen te triëren voor verwerking door lokale brouwerijen. Maar door wegvallen van de betreffende afspraak werd het gewas bestemd voor veevoeding.
De gezamenlijke inzaai van soorten met zaden met verschillende grootte is een uitdaging. Eén machine deponeert daarbij beide zaadsoorten. De mengverhouding bij opkomst op het veld stemt niet altijd overeen met de mengverhouding bij de zaai. Zo verschilt het aandeel veldbonen te PHAE in de twee dit jaar ingezaaide mengteelten durumtarwe-veldboon en eenkoorn-veldboon, terwijl hun verhouding bij zaai toch gelijk was. Zaaitechniek, weers- en bodemomstandigheden spelen daarbij een rol. Er bestaan zaaimachines met meerdere zaadcompartimenten waarbij zaden van ongelijke grootte afzonderlijk en op verschillende diepte kunnen afgelegd worden. Op die wijze is een mengsel van boekweit- en grasklaver ingezaaid.
Alternatieve gewassen voor humane consumptie
Nieuwe teelten die op het agro-ecologisch proefplatform in Hansbeke van nabij worden gevolgd zijn boekweit en kikkererwt, beide bedoeld voor humane voeding. De 0,5 ha kikkererwten zijn studieobject in het kader van het EiwitStrategisch RelanceProject KIKET (dat verder bouwt op KIK-Love). Wetenschappelijk doel is de Vlaamse kikkererwtteelt te optimaliseren, en toepassingsmogelijkheden en ketenbereidheid om over te schakelen op ‘lokaal’ te onderzoeken. De boekweit kreeg in juni een onderzaai van grasklaver.
Er worden in 2022 twee oude granen (baktarwe) verbouwd: Vilmorin en Rode Chidham. Zij staan bekend om hun hoge voedingswaarde en behoorlijke productie bij een lage stikstofbeschikbaarheid. Ze bewortelen de bodem intenser en produceren meer stro. Ook agroforestry (boslandbouw) is een nieuwe introductie in Hansbeke. Al deze alternatieve gewassen worden in een korte ketenverband verkocht, bij voorbeeld aan molenaars en bakkers.
Europese project Agromix: observatie van transitie naar agroforestry en gemengde teeltsystemen
|
PHAE is één van de 12 pilootsites voor het Europese onderzoeksproject Agromix. Jolien Bracke (ILVO): “Het project focust op de eventuele obstakels, opportuniteiten en betrokken partijen die komen kijken bij een omschakeling naar meer gemengde teeltsystemen, zoals bv. agroforestry.“
Bio-teler Felix de Bousies (PHAE): “Via een burenregeling is ons akkerbouwbedrijf al in een soort integratie met de dierlijke productie op naburige rundveebedrijven. Zij kopen voeders aan bij PHAE en een gedeelte van hun dierlijke mest wordt gebruikt op de grasklaverpercelen (drijfmest) van PHAE of in de boerderijcompostering (stalmest). Nu beogen we ook een herintroductie van vee op het bedrijf en zijn begonnen met begrazing door schapen op een deel van de percelen, in samenwerking met een herder.“
|
Bemesting (stalmest, drijfmest, compost) voor de aanvoer van nutriënten
Terug naar de technieken om de bodemgezondheid en -vruchtbaarheid op peil te houden. De bodemkoolstof en de stikstofvoorziening op PHAE gaat zoals gezegd in grote mate uit van de verbouwde gewassen. . Dierlijke mest kàn qua stikstof een toemaatje zijn, maar de mest dient in de eerste plaats juist om de andere nutriënten (K, Mg, Ca en sporenelementen) te compenseren, die werden afgevoerd met de oogst.. Drijfmest is een geschikte bemestingsvorm voor grasland of graan. Stalmest wordt voor een maximaal behoud van meststikstof aangewend in een co-compostering met bruine plantaardige reststromen, afkomstig van het eigen bedrijf of van andere partners in een samenwerkingsverband voor boerderijcompostering.
INBO- ILVO onderzoeksproject Graanboeren met Natuur: Teelt van meer diverse (bak)granen
|
In het project ‘Graanboeren met natuur’ monitoren en vergelijken ILVO en INBO zowel de opbrengst en kwaliteit als de biodiversiteit op het veld op in totaal 6 percelen graangewas: 3 gangbare velden en drie percelen te PHAE. Bemestingsregimes en stikstofbeschikbaarheid worden mee in kaart gebracht. Resultaten zijn er nog niet.
|
Een vergelijkende test met wel of geen stalmest (van geiten) liep als volgt: voor de uitzaai van de spelt en na het scheuren van tijdelijk grasland is het veld half om half bemest. In vergelijking met de niet-stalmest-behandelde zone leverde de stalmestgift een hogere biomassaopbrengst en stikstofopname op door een hogere stikstofbeschikbaarheid, en per slot ook een hoger eiwitgehalte van het graan bij een gelijke korrelopbrengst (ca. 4,2 ton per ha). Het ruw eiwitgehalte van de ongepelde spelt was gemiddeld 10,3 ± 0,3 % voor de bemeste variant en 9,5 ± 0,3 % voor de onbemeste variant (analyse Inagro). Het ruw eiwitgehalte werd nogmaals bepaald door CRA-W op mengstalen gepelde spelt, 13,3 % eiwit voor de bemeste en 12.1 % voor de onbemeste variant.
Onderzoeker Koen Willekens (ILVO): “De stikstofbeschikbaarheid in het bodemprofiel in het najaar kwam bij bemesting wat hoger te liggen maar bleef onder de norm van het nitraatstikstofresidu.”
Uitspoeling kan tegengegaan worden door het graan nog vroeger te zaaien, waardoor het graan meer van de vrijgestelde stikstof kan benutten. Zaaien in september (als proefvariant) lukte ditmaal echter niet door een aanhoudend droge nazomer.