De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Als men mij vraagt welke drie zaken er belangrijk zijn in het landbouwbeleid, dan antwoord ik steevast: een levensvatbaar inkomen voor de landbouwers, rechtszekerheid en een toekomstperspectief voor de jongeren.
Enkele weken geleden, op 26 september, verzamelden jonge Vlaamse landbouwers samen met Nederlandse landbouwers aan het Europees Parlement. Het doel was het aan de kaak stellen van het gebrek aan toekomstperspectief voor jonge boeren in de Europese Unie. We hebben het in deze commissie al meermaals gehad over dat toekomstperspectief, net als in andere dossiers, zoals het stikstofdossier – als ik dat woord nog mag uitspreken.
De jonge landbouwers zeggen dat hun toekomstperspectief wordt gefnuikt door het Europese natuurbeleid. Om die redenen vragen ze om in het Europese natuurbeleid een soort van jongeboerentoets in te voeren, om hen in de toekomst te beschermen. Mensen die in de gemeenteraad zitten, weten dat er in bepaalde dossiers zoiets als een armoedetoets van toepassing is. Men zou in het Europese natuurbeleid dus een jongeboerentoets kunnen laten invoeren.
Tom Vandenkendelaere, Europarlementslid en een collega van u, minister, stelde dat hij de vraag wel begreep en dat hij ermee aan de slag zou gaan.
Minister, hoe evalueert u de actie van de jonge landbouwers op maandag 26 september? Gaat u akkoord met de stelling dat het natuurbeleid van de Europese Unie – misschien wat te sterk gesteld – de doodsteek betekent voor hen, of hen alleszins in moeilijkheden brengt?
Zult u de jonge landbouwers steunen in hun oproep voor een jongeboerentoets? Op welke manier wilt u hiertoe specifiek bijdragen?
Zult u dit voorstel op het volgende interfederale overleg Landbouw op de agenda zetten, om tot een algemeen Belgisch standpunt te komen en dit voor te leggen op de Landbouwraad? Indien niet, waarom niet?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Mijnheer Sintobin, ook ik vind de toekomst van onze jonge landbouwers uitermate belangrijk. Ik heb dan ook uiteraard heel veel begrip voor het gevoel dat vandaag bij heel wat jonge landbouwers leeft.
De uitdagingen waarmee zij vandaag geconfronteerd worden, zijn veel groter en talrijker dan die waar hun ouders en grootouders mee te maken hadden, daarover moeten we eerlijk zijn. We leven vandaag in een heel andere context dan enkele decennia geleden.
Veel aandacht gaat naar de Europese natuurregelgeving. Die wordt vaak als bedreigend ervaren, maar de problematiek is ruimer en complexer dan dat alleen. Het is eerder een samenspel tussen verschillende factoren, waarbij de globalisering een belangrijke rol speelt. Hierdoor komt het familiale landbouwmodel dat zo kenmerkend is voor de Vlaamse land- en tuinbouw in toenemende mate onder druk, niet alleen bij ons maar ook in verschillende andere lidstaten van de Europese Unie.
Jonge land- en tuinbouwers worden dan geconfronteerd met beleid dat via strategieën heel veel ambitie toont op het vlak van ecologie en duurzaamheid. Daarbij wordt, zeker in eerste instantie, inderdaad vaak te weinig aandacht besteed aan de socio-economische situatie in de sector, waardoor hierover een meer dan terechte bezorgdheid kan groeien.
Vanuit mijn beleid doe ik er alvast alles aan om vanaf het begin die economische en sociale uitdagingen even sterk in overweging te nemen als de ecologische. Net omdat ik geloof dat we met onze landbouwers, zeker de jonge landbouwers, die ambities kunnen waarmaken. Het is dan ook belangrijk dat we hen daartoe de nodige kansen en het nodige perspectief bieden.
Ik weiger dan ook om pessimistisch te zijn over de toekomst. Die toekomst oogt zeer uitdagend, daarover moeten we niet flauw doen. Maar het blijft belangrijk dat we dat traject samen met hen kunnen bewandelen op weg naar een duurzame toekomst.
Ik geloof daarin, omdat ik vandaag op het terrein heel veel veerkrachtige jonge landbouwers zie. Het is dan ook belangrijk dat we hen blijven ondersteunen in die weg naar een duurzame toekomst, via innovatie maar bijvoorbeeld ook met een systeemaanpak, om de uitdagingen aan te gaan.
In mijn beleid, en dat van mijn voorganger Hilde Crevits, hebben we daarom steeds die toekomstperspectieven van de Vlaamse landbouw voor ogen gehouden, met bijzondere aandacht voor jonge landbouwers. Deze bijzondere aandacht werd ook verankerd in ons regeerakkoord.
Maar ook in de Vlaamse krachtlijnen van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), die in 2019 geformuleerd werden, komt dat duidelijk naar voren. Ik wil er twee citeren. Krachtlijn 2: “Ondernemerschap en vakmanschap stimuleren voor een dynamische, weerbaardere en duurzame land- en tuinbouwsector in samenhang met haar natuurlijke omgeving en de maatschappelijke context”. Krachtlijn 4: “Aandeel aan instromers in de land- en tuinbouwsector verhogen met aandacht voor een kwalitatieve opstart”.
Hiermee zijn we in Vlaanderen volop aan de slag gegaan om sterke maatregelen uit te werken voor de komende vijf jaar. Zo heb ik ook gepleit om het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) om te vormen tot een sterk ondernemingsfonds. Dit uit zich onder andere in voorwaarden die dit ondernemerschap niet in de weg staan, maar ook in de verdere stappen die gezet worden in het aanmoedigen van verduurzaming.
Hier worden de jonge landbouwers zeker niet vergeten. De verhoogde VLIF-steun voor jonge landbouwers voor de meest duurzame investeringen die reeds in de GLB-overgangsjaren 2021 geïntroduceerd werd, blijft dus ook verder bestaan. Ook binnen de rechtstreekse betalingen wordt een verhoogde steun voorzien voor jonge landbouwers. Daarnaast hebben jonge landbouwers ook toegang tot de reserve van betalingsrechten.
Uiteraard moet ik in deze context ook de hervormde interventie opstart- en overname van landbouwbedrijf door jonge landbouwers aanhalen. De maximale subsidie wordt opgetrokken van 70.000 naar 100.000 euro, maar er worden ook nieuwe mogelijkheden gecreëerd door bijvoorbeeld de heringebruikname van een bedrijf mogelijk te maken dat een tijdje niet meer in productie was. Om deze instroom te verhogen, wordt toegelaten om het overnameproces meer geleidelijk te maken en is het ook mogelijk om het te combineren met maximaal een halftijdse job als werknemer.
Ook binnen het Agricultural Knowledge and Innovation System (AKIS) zal er versterkt ingezet worden op de jonge landbouwers, niet alleen via de starterscursussen maar ook via nieuwe mogelijkheden om de overname van een bedrijf te begeleiden.
Ik weet ook dat de komende jaren uiteraard nog moeilijk en zeer uitdagend zullen zijn. Ik ga dan ook het engagement aan om de komende jaren bij de uitrol van het geplande beleid die jongerentoets te blijven voeren en ook nieuwe noden te identificeren voor onze jonge landbouwers en oplossingen te bieden. Ik vind dat ook een evidentie, eerlijk gezegd. Jonge landbouwers zijn en blijven voor mij de toekomst van een sterke Vlaamse landbouw. Als we vandaag trots kunnen zijn op die Vlaamse landbouw- en agrovoedingssector is dat dankzij onze vele landbouwbedrijven en onze landbouwfamilies. Het zijn deze jonge mensen die vandaag nog de stap willen zetten richting landbouw waar ik mijn volle appreciatie voor wil uitdrukken, want het zijn inderdaad geen evidente tijden. Als maatschappij hebben we er ook alle belang bij dat ook in de toekomst nog een dynamische landbouwsector blijft bestaan die maximaal rekening houdt met omgeving en maatschappelijke verwachtingen.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Bedankt voor het antwoord, minister.
Ik weet dat u achter de jonge landbouwers staat. U wordt niet voor niets ‘de minister van de BB’ genoemd. Iedereen weet dat u de boeren genegen bent. Maar het grootste gedeelte van ons landbouwbeleid wordt natuurlijk Europees bepaald. Het wordt ook voor een stuk gefnuikt door het natuurbeleid van de afgelopen jaren. Ik weet ook wel dat de omstandigheden van de landbouw veranderd zijn tegenover twintig-dertig jaar geleden en dat er meer maatschappelijke vraag is naar natuurbehoud en dergelijke. Maar ik vind dat de slinger te veel naar de andere kant doorgeslagen is.
U zegt wel dat u voor de jonge landbouwer staat, maar een Europese jongeboerentoets in het Europees natuurbeleid wenst u niet te steunen. U verwijst ook naar het familiale landbouwmodel in Vlaanderen. We voeren hier in het Vlaams Parlement al jarenlang discussies over wat nu eigenlijk een familiaal landbouwmodel is. Iedereen denkt dat een familiaal landbouwbedrijf een klein bedrijf is, maar dat is niet altijd zo.
Wat de socio-economische impact betreft, is het niet toevallig dat ik vorige week een voorstel van resolutie ingediend heb om de Vlaamse Regering te vragen een socio-economische impactstudie te laten uitvoeren. U verwijst er nu zelf naar. Ik veronderstel dus dat u het eens bent met mijn voorstel van resolutie en dat u van plan bent om inderdaad zo’n studie uit te voeren. Er wordt een Europees landbouwbeleid uitgetekend voor diverse landen, maar het probleem is dat de landbouw in het ene land niet de landbouw in het andere land is. We zitten met een heel specifieke situatie. De landbouwsector staat zwaar onder druk, en de laatste jaren meer en meer. Hij wordt afgebouwd of zal afgebouwd worden. Talrijke dossiers staan nog op til, zoals het stikstofdossier, waardoor jonge landbouwers niet meer weten waar ze aan toe zijn. Vandaar hun vraag om die toets in te voeren, zodat ze weten waar ze aan toe zijn.
U zegt dat u mee zult waken over een jongerentoets op Vlaams niveau, en daarom ben ik voorlopig wel gerustgesteld.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Ik wil uiteraard graag aansluiten bij de bezorgdheid van de collega omtrent het perspectief voor onze jonge landbouwers. Ik zal kort ingaan op zijn laatste opmerking dat we in alle dossiers die dit najaar nog moeten worden beslist, dat perspectief zeker moeten meenemen.
Geen enkele jonge landbouwer is erbij gebaat dat we akkoorden maken die vervolgens niet standhouden, of dat we opnieuw een kader zouden afspreken dat dan na een aantal jaar vernietigd wordt en dat we het werk opnieuw moeten doen. Dat geeft zeker geen langetermijnperspectief. Ik durf ervoor pleiten om in de beslissingen die we dit najaar gaan nemen, een voldoende robuust kader uit te werken dat dan ook standhoudt, zodat onze jonge landbouwers weten waar ze aan toe zijn en binnen welke krijtlijnen zij de volgende twintig, dertig jaar hun bedrijf vorm kunnen geven.
Bart Dochy (cd&v)
Ik denk dat het inderdaad correct is om de link zowel op Europees vlak als op Vlaams vlak te maken. We kijken vaak naar Europa en dat is heel belangrijk. Uw invloed als minister is daar niet onbelangrijk, vanuit Vlaanderen hebt u daar een stem. Ik ben blij dat u de bekommernis om de jonge landbouwer meeneemt. Het is ook een collectieve verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid om daar waar we zelf keuzes kunnen maken, ook aandacht te hebben voor de jonge boeren. We moeten niet altijd verwijzen naar Europa. Daar zitten een aantal problemen en knelpunten, maar wat we zelf kunnen doen, moeten we aanpakken. Dat gaat inderdaad over een rechtszeker kader en over de lange termijn.
De zesde vraag om uitleg straks gaat ook over dingen die soms inhakken op het vertrouwen van de landbouwsector in de overheid. Het is bij uitstek voor jonge boeren belangrijk om dat langetermijnperspectief en die betrouwbare overheid te hebben. We stellen vast dat de overheid jongste tijd, ook de Vlaamse, niet uitblinkt in betrouwbaarheid ten aanzien van de landbouwsector. Dat hakt ook in op de ambities en het engagement van jonge boeren.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u, collega’s, voor uw aanvullende bezorgdheden. Het is goed dat we het er allemaal over eens zijn – het is goed dat u er nog eens de aandacht op vestigt, collega Coel – dat we een robuust en rechtszeker kader moeten hebben dat standhoudt. Daar delen we dezelfde ambitie.
Ik benadruk dat ik het belangrijk vind dat we de jongerentoets binnen alle relevante Vlaamse beleidskaders doen. Als we spreken over de duurzame toekomst van onze Vlaamse land- en tuinbouw, gaat dat per definitie over de jonge generatie. Zij hebben recht op die toekomst. Ik ga ervan uit, collega Sintobin, dat Europa hetzelfde doet, en dat zij binnen alle relevante beleidskaders aandacht hebben voor de toekomst van onze Vlaamse en alle Europese jonge land- en tuinbouwers.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
De toekomst zal het uitwijzen.
Ik praat soms met jonge landbouwers. Zoals collega Coel zegt, moet er een robuust rechtszeker kader komen. Er moet natuurlijk – ik weet welk dossier u bedoelt – rekening worden gehouden met de ingediende bezwaren. Ik probeer iedere week zo te polsen naar de stand van zaken wat betreft dat dossier. Ik krijg voorlopig geen antwoord hoe het zit met de bezwaren, hoeveel bezwaren behandeld zijn, wanneer het wordt afgewerkt, wanneer er dan eigenlijk een akkoord komt. Er wordt altijd gesproken over een akkoord, maar er is geen enkele juridische basis voor heel dat stikstofdossier. Een beetje advocaat veegt dat zo van de tafel. Ik wil maar zeggen, ik pols er steeds naar. Dat zorgt voor ongerustheid, vooral bij jonge boeren, dat het zo lang duurt.
We maken nu hetzelfde mee bij minister Demir. Ik heb een vraag ingediend over de opmaak van een nieuw Mestactieplan (MAP). Blijkbaar zouden de landbouworganisaties daar niet bij betrokken zijn, in tegenstelling tot vroeger. Dat duurt nu allemaal al een paar jaar. Dat heeft te maken met – zacht uitgedrukt – de nieuwe minister van Leefmilieu, die een beetje een andere kijk heeft op landbouw. Dat zorgt er allemaal voor dat de landbouwers, en zeker de jongeren, onzeker zijn; ze weten niet wat de toekomst hen zal brengen. Dat is het slechtste wat we kunnen doen. Dus graag zo snel mogelijk rechtszekerheid.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.