De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, in 2021 alleen al verdween er 52 hectare bos, 43 hectare ecologisch waardevol grasland en 61,5 hectare andere beschermde natuur op illegale wijze. Die cijfers komen van minister Demir. Daarnaast is er ook 40 kilometer zogenoemde kleine landschapselementen vernield, zoals hagen en houtkanten. En dat is wellicht een onderschatting, want het gaat enkel om wat er effectief is vastgesteld. Dat zijn gegevens van de natuurinspectie.
Meten is weten. Je kunt maar een goed beleid voeren als je weet wat er op het terrein aanwezig is. Een inventaris van alle bestaande kleine landschapselementen is dus zeer belangrijk, want het is moeilijk te monitoren wat er verdwijnt als je niet precies weet wat er staat.
Ik heb hierover aan u, minister, maar ook aan minister Demir vragen gesteld en daar eigenlijk wel tegenstrijdige antwoorden op gekregen, en dan meer bepaald over de inventaris en de monitoring van de kleine landschapselementen in landbouwgebied. Minister Demir zegt dat het Departement Landbouw en Visserij in samenwerking met het geografisch informatiesysteem (GIS) Vlaanderen enkele jaren geleden een kaart heeft ontwikkeld waar een indicator uit kan voortvloeien. Maar navraag bij u leert mij dat er wel een kaart is, die het resultaat is van een ‘proof of concept’, maar dat er al sinds 2015 geen nieuwe data meer zijn uit voortgekomen. U zei ook dat dat een momentopname is, dat die correctheid niet volledig 100 procent is, en met andere woorden, dat daar geen conclusies uit kunnen worden getrokken worden.
Op Europees niveau is de Nature Restoration Law in opmaak. Hierin zal de eis worden gesteld om te zorgen voor een stijgende tendens van het aandeel natuur- en landschapselementen in landbouwgebied. Hiervan wordt de goedkeuring in juni 2023 verwacht, en dat is op zich niet zo ver weg meer. Bovendien, en dat weet u, ijvert Europa in haar farm-to-forkstrategie en haar biodiversiteitsstrategie voor 10 procent natuur op landbouwareaal.
Wie is nu eigenlijk verantwoordelijk voor het beleid rond kleine landschapselementen in het landbouwgebied? Bent u zelf dat of is het minister Demir? Welke doelstellingen stelt de Vlaamse Regering op dat vlak? Hoe zult u de doelen met betrekking tot de Biodiversiteitsherstelwet bereiken? Hoe zullen die opgevolgd worden?
Wordt er op Vlaams niveau een inventaris van de landbouwnatuur opgemaakt? Wie voert die uit? Wat is de stand van zaken? Wanneer zal deze inventaris klaar zijn? Hebt u hierover overleg met minister Demir?
Bent u van plan, minister, om de kaart die uit deze 'proof of concept' komt, om te zetten in een instrument voor de structurele monitoring van deze kleine landschapselementen? Hoe zal deze monitoring eruitzien?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega Schauvliege, het beleid inzake de bescherming van kleine landschapselementen is inderdaad een bevoegdheid van collega Demir, zoals u weet.
In het kader van de randvoorwaarden in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zijn landbouwers verplicht om het verbod, de vergunningsplicht en de voorwaarden voor het wijzigen van landschapselementen na te leven zoals die in de natuurwetgeving worden opgelegd. Bovendien moeten landbouwers de vergroeningsmaatregelen naleven, waarvoor zij dan ook de vergroeningsbetaling ontvangen. Een van die vergroeningsmaatregelen bestaat uit het aanhouden van ecologisch aandachtsgebied. Elke landbouwer met meer dan 15 hectare bouwland moet 5 procent van dat areaal inrichten als ecologisch aandachtsgebied. De landbouwer kan daarvoor kiezen uit verschillende mogelijkheden, waaronder het aanleggen of aanhouden van landschapselementen langs zijn bouwland, maar ook de aanleg van de zogenaamde vanggewassen of het telen van stikstofbindend gewassen behoren tot de mogelijkheden.
Vanuit het landbouwbeleid bestaat er vandaag ook al een stimulerend beleid rond een aantal kleine landschapselementen, via de steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor niet-productieve investeringen. Daarbij is er niet alleen ondersteuning voor de aanleg van hagen, heggen en houtkanten, maar bijvoorbeeld ook voor bomen, bomenrijen en poelen.
Wat de proof of concept betreft, bestaat er een indicatieve kaartlaag ‘Kleine landschapselementen in landbouwgebruikspercelen in Vlaanderen’. Zoals ik al eerder aangaf in mijn antwoord op uw schriftelijke vraag hieromtrent, is deze het resultaat van een proof of concept uitgevoerd door Informatie Vlaanderen in de periode 2015-2017.
Binnen mijn bevoegdheden volstaat deze momenteel om functioneel de processen binnen het Departement Landbouw te kunnen uitvoeren. Dit neemt niet weg dat mijn administratie blijft inzetten op het optimaliseren van haar processen door onder meer gebruik te maken van nieuwe technologieën. Dat gebeurt weliswaar altijd met het oog op de doelstellingen van die processen binnen onze bevoegdheden.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, met uw antwoorden ben ik natuurlijk niet veel wijzer, behalve dat ik weet dat u zich niet verantwoordelijk voelt voor het opvolgen van het verdwijnen van die kleine landschapselementen, dat dat een taak is van uw collega-minister. Ik hoor eigenlijk niet echt de doelstelling die Vlaanderen, die de Vlaamse Regering, naar voren schuift. Maar goed, ik zal de vraag opnieuw stellen aan uw collega-minister.
Maar waar ik mij wel vragen bij stel, is dat u hebt aangegeven dat er inderdaad een kaartlaag opgemaakt is tussen 2015 en 2017, en dat dat iets is wat u gebruikt om beleid mee te maken of op te volgen. Maar ik heb die kaartlaag die gemaakt is met middelen van de Vlaamse overheid nergens gevonden. Het lijkt mij eigenlijk toch wel belangrijk om, als er zo’n kaartlaag is – ook al is dat de toestand 2015-2017 –, die publiek beschikbaar te maken, zodanig dat – en ik veronderstel dat de mensen van Handhaving die kaart ook niet hebben – die gebruikt kan worden om de toestand op het terrein te checken en te kijken wat de evoluties zijn. Want, zoals ik het nu begrijp, bestaat er nergens in Vlaanderen een overzicht dat ons aangeeft wat de stand van zaken was en is, en of er nu kleine landschapselementen verdwijnen of bij komen. Uit de cijfers van Handhaving blijkt dat er verdwijnen. Het lijkt mij toch wel zeer belangrijk dat we die gegevens, één, publiek maken, en twee, dat we daar een degelijke monitoring op zetten. Want als we niet weten wat er is en niet weten wat de impact van al die Europese centenmaatregelen is, dan varen we in Vlaanderen eigenlijk blind en ik denk niet dat dat de bedoeling kan zijn.
Dus, minister, kan die kaartlaag beschikbaar gemaakt worden, ook voor het grote publiek?
De voorzitter
De heer Van Hulle heeft het woord.
Bart Van Hulle (Open Vld)
In aansluiting op de vraag van collega Schauvliege, heb ik de volgende bedenking.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat hagen en houtkanten, dat kleine landschapselementen heel belangrijk zijn. Maar ik stel vast dat er op dit moment eigenlijk drie mogelijkheden zijn om bij de overheid aan te kloppen. Er is het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP), dat zegt: tegen 2030 een halve meter haag per inwoner. Gemeenten kunnen daar subsidies voor krijgen. Wat u net aanhaalt, minister, is dat landbouwers ook subsidies kunnen krijgen. En vorige week kondigde minister Demir een nieuw hagen-en-houtkantenplan aan.
De meeste plannen worden voorgesteld tot 2030, maar ik stel vast dat twee van de drie plannen die nu al lopende zijn, eigenlijk weinig succes kennen. De reden daarvoor is, volgens mij, dat ze weinig bekend zijn en dat ze heel veel administratie met zich meebrengen. Ik voel dat zo aan. Een idee zou kunnen zijn om die drie plannen samen te voegen in één houtkanten- en hagenplan, een ‘kleinelandschapselementenplan’.
Een tweede bemerking die ik heb, is of we ze niet kunnen comprimeren tot 2024 en eventueel wat middelen van het bosstrategieplan kunnen gebruiken. Want ik denk dat het heel moeilijk zal zijn om tot de doelstelling van 4000 hectare bos – we zitten nu aan 650 hectare – te komen. Daar wordt, ons inziens – door de stress om het te bekomen –, geknabbeld aan landbouwgrond, wat eigenlijk niet loopt volgens het regeerakkoord. Uiteindelijk gaat het toch over CO2-captatie. De uiteindelijke doelstelling is onder andere CO2-captatie. Hoe we die CO2 capteren, is door 2500 hectare bos in plaats van 4000 hectare bos te realiseren en de rest via een hagen-en-houtkantenplan, een kleinelandschapselementenplan. De uiteindelijke doelstelling wordt daardoor bereikt. Een idee zou dus kunnen zijn om een aantal middelen van de bosstrategie over te schakelen om het te bereiken en die doelstelling in één plan te comprimeren.
Mijn vraag is hoe u daartegenover staat.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Dit is een belangrijke vraag van collega Schauvliege en ik denk dat we op zich allemaal de rol van de kleine landschapselementen erkennen, dat kan niemand onderschatten, zowel voor de biodiversiteit als voor die koolstofcaptatie. De instrumenten die wij daarvoor gebruiken, dat gaat van verbieden van het vernietigen van landschapselementen, het handhaven daarvan, verplichten dat er een deel van het areaal ingericht wordt vanaf een bepaalde grootte en dan ook heel wat subsidies om te stimuleren. Dat zijn allemaal waardevolle instrumenten. Maar ik denk dat we, op lange termijn gezien, geen grote stap voorwaarts gaan kunnen zetten met die instrumenten alleen. Ik denk dat je de landbouwers daarin echt gaat moeten meekrijgen. En momenteel is daar een soort van aversie tegenover die kleine landschapselementen. Landbouwers hebben schrik dat, als als ze meer gaan doen voor die kleine landschapselementen op hun areaal, dat gevolgen gaat hebben voor de productiviteit van hun landbouwgrond of dat er op termijn bijkomende restricties worden opgelegd omdat ze een extra inspanning gedaan hebben voor de natuur.
Ik denk dat we, zolang we die patstelling niet doorbreken, nooit een echte dynamiek, of een wisselwerking tussen landbouwer en natuur gaan krijgen, omdat de vrees vanuit de landbouw is dat als ze inspanningen voor de natuur gaan doen, ze op termijn daar zelf in hun bedrijfsvoering de prijs voor gaan betalen. Dat is de natuurlijk de grootste struikelblok. Dan mag je verplichten, verbieden, handhaven, opleggen, subsidiëren zoveel je wil, je gaat die grote sprong voorwaarts niet kunnen maken. Ik heb niet echt een concrete vraag aan u, minister, maar ik denk wel dat we die patstelling met z’n allen moeten proberen te doorbreken om vooruit te kunnen gaan in dit dossier en ook algemeen eigenlijk die tegenstelling landbouw natuur te kunnen doorbreken.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Ik sluit voor een stuk aan bij mijn collega. Die kleine landschapselementen – houtkanten, heggen, hagen –, dat is sinds gisteren en ook niet sinds vorig jaar. Het is al decennialang dat men subsidies geeft aan zulke zaken. Mijn concrete vraag is: hoe gaan we dat nu eindelijk eens continueren? Dat wil zeggen: er zijn landbouwers en anderen die daar subsidie voor krijgen en vijf jaar later krijgen ze daar nog eens subsidie voor. En dan zetten ze die houtkant gewoon aan de andere kant of die haag wordt uitgedaan en dan tien jaar later zetten ze aan de andere kant een haag. We zijn gewoon subsidies aan het geven aan dingen die gewoon om de zoveel tijd gewoon toch weer verdwijnen en dan aan de andere kant weer terugkomen. Dus hoe gaan we dat continueren? We blijven subsidies uitgeven en de vraag is dan uiteindelijk: waaraan?
Bart Dochy (cd&v)
Ik denk dat collega Coel het heel mooi geduid heeft en er was ook de referentie naar de eerste vraag van collega Sintobin, waarin hij verwees naar de rechtszekerheid, naar het feit dat men inderdaad met goede bedoelingen meewerkt aan een aantal zaken om het landschap op te bouwen als landbouwer en daarna – ik kan u verschillende voorbeelden geven, collega Schauvliege – eigenlijk het slachtoffer wordt van de eigen goede wil in andere dossiers, omdat men natuur gecreëerd heeft die eigenlijk geen landbouwstatuut heeft. Zo zou je een statuut landbouwnatuur moeten hebben waarbij er geen effecten zijn op de landbouwsector als zodanig wanneer die inderdaad in volle ontwikkeling komt.
Want landbouwers zijn echt wel bereid om een aantal dingen te doen, maar ze zijn niet bereid om na enkele jaren vast te stellen dat ze daardoor negatieve effecten hebben op hun bedrijfsvoering. En dat gaat ook dus heel duidelijk over die rechtszekerheid. De volgende uitdaging in dat verhaal wordt eventueel het decreet op landschapsparken, nationale parken. Dat is dezelfde discussie. En je kunt vandaag de dag de landbouwers niet meer overtuigen van het feit dat hun goede bedoelingen geen negatieve gevolgen zullen hebben voor zichzelf. Ik moet spijtig genoeg erkennen dat ik ook die redenering niet kan ontkrachten vanuit de vaststelling van het verleden. Dat vertrouwen is dus weg. En u weet dat vertrouwen weg gaat te paard en te voet terugkeert. Dus we staan heel ver af van een goede mogelijke consensus vanwege de ervaringen uit het verleden.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ik kan de tussenkomsten van collega’s Dochy en Coel bijtreden. Ik denk dat dat inderdaad ook is wat ik voel op het terrein, dat je er een stukje vertrouwen voor nodig hebt om het harmonieus evenwicht tussen natuur en landbouw, dat wel de ambitie moet zijn in het voorbeeld van die kleine landschapselementen, na te streven. Misschien is een apart statuut – wat ik hier ook wel tussen de regels lees – van natuur in die landbouwomgeving, specifiek voor dit soort kleine landschapselementen, wel een piste.
Collega Van Hulle, ondanks het feit dat het niet specifiek onze bevoegdheid is, steken we ons daar niet achter weg. We hebben daar wel degelijk een stimulerend beleid rond. Het gaat om 26 kilometer bijvoorbeeld op een jaar tijd die bijkomend is aangelegd. Op zich is er voor uw idee wel iets te zeggen. Het is natuurlijk volledig de bevoegdheid van collega Demir hoe zij invulling geeft aan die bosdoelstelling van 4000 hectare. Maar zoals u die redenering opbouwt, denk ik dat daar wel iets voor te zeggen valt.
Collega Schauvliege, dat moet ik voor u nagaan. Wat de specifieke kaart betreft: die is door ons niet geconcipieerd als een handhavingsinstrument. Ik ga voor u dus na in welke mate dat gedeeld kan worden. Het is een beleidsmatig instrument geweest voor het departement.
Collega Pieters, we zijn vorig jaar gestart met de niet-productieve investeringen, de 100 procentsteun wat betreft de investeringen in de kleine landschapselementen, de hagen en de houtkanten. Ik heb daarnet al verwezen naar de aantallen. Wat dat betreft is het een vrij nieuw stimulerend instrument, maar zal het, terugkomend op de tussenkomsten van collega’s Coel en Dochy, de komende tijd nog wat meer vergen om dat duurzaam te voorzien in ons landbouw- en omgevingslandschap.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, die hagen en heggen moeten eigenlijk ieders zorg zijn. Ik heb hier in de commissie heel veel collega’s gehoord die daar ook zeer bezorgd over zijn. Het gaat niet alleen over biodiversiteit, ze spelen ook een belangrijke rol in koolstofopslag, in erosiebestrijding en zijn eigenlijk ook zeer belangrijk voor de landbouwvoering op zich. Het is zeer belangrijk, als we daar inspanningen voor doen – en we moeten dat doen, Europa vraagt dat, het is ook super belangrijk –, dat die effectief renderen. Op dit moment weten we dat niet, we varen blind, want we monitoren niet wat er verdwijnt in combinatie met wat erbij komt. U zegt daarnet dat er 26 kilometer haag bij gekomen is door subsidiëring. Maar we weten niet wat er verdwijnt. Uit de cijfers van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) zien we al dat er vorig jaar minstens 40 kilometer verdwenen is. Dat betekent dat we met een negatief saldo zitten. Het is zeer belangrijk dat we de middelen die naar het landbouwbeleid en het natuurbeleid gaan, effectief inzetten en dat we ook resultaten boeken op het terrein om net dat vertrouwen te kunnen garanderen. Inspanningen doen en niet zien wat het resultaat is, zorgt er natuurlijk voor dat we dat vertrouwen continu ondermijnen.
Minister, mijn vraag is dan ook heel duidelijk. Eén, zet die kaart online en twee, ontwikkel een indicator die ervoor zorgt dat je echt kunt meten wat er op het terrein verandert. Niets is zo stimulerend als zien dat wat je doet, ook effectief bijdraagt tot een uitbreiding van de hagen en heggen in Vlaanderen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.