De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Een paar weken geleden, half oktober, publiceerde de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) een stageverslag rond koolstofverdienmodellen in de landbouw, dat werd opgesteld door een bio-ingenieur in opleiding van de UGent. Het stageverslag bevat enkele relevante passages over de toekomst van de koolstoflandbouw in Vlaanderen en de mogelijke moeilijkheden die opduiken om er een robuust verdienmodel van te maken voor onze landbouwers.
Het is belangrijk dat we boeren belonen en stimuleren om aan koolstoflandbouw te doen. De vraag is hoe je bij de vergoeding van die ecosysteemdiensten moet kiezen voor een resultaatgerichte of een inspanningsgerichte aanpak. In het eerste geval moeten de emissiereducties daadwerkelijk gestaafd kunnen worden, in het tweede geval belonen we sowieso voor de geleverde inspanningen. Beide methodes hebben voor- en nadelen, en de auteur suggereert dat een ideaal scenario het best ergens in het midden landt.
Tot op heden is er een prille koolstofmarkt in opgang. Denk aan initiatieven zoals het platform Claire. Dat is een vrijwillige markt waar certificaten verkocht worden aan bedrijven en organisaties die zich geroepen voelen een deel van hun emissie te compenseren. De verwachting is dat dat in de toekomst wel wat stringenter zal worden, dat daar meer dwang zal zijn voor verschillende sectoren om te compenseren. Dan zal de landbouw een aantrekkelijke partner worden om die diensten aan te leveren.
In het kader van de Commissie Vlaamse Energie- en Klimaatplan bezorgde het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) ons ook al eens een inkijk in de systeemanalyse die het verricht rond koolstofmarkten en suggereerde het een aanzet tot een regulerend kader. Vrijwillige private initiatieven kunnen we uiteraard alleen maar toejuichen, maar het lijkt ons nuttig dat de overheid toch wat krijtlijnen kan uitzetten zodat er een duidelijk speelveld is, een permanentiecriterium, het vermijden van dubbeltellingen en ook koolstoflekkage. In het najaar zou ILVO nog met verdere concrete aanbevelingen voor de Vlaamse context komen.
Minister, ik neem aan dat u ook kennis hebt genomen van het verslag. Welke beleidsaanbevelingen kunt u daaruit distilleren?
Hoe staat u tegenover die vergoedingsschema’s? Inspanningsgericht of resultaatgericht? Een combinatie van beide? Wat is volgens u een goede blauwdruk om naar een goed model te gaan?
Hoever staat het concreet met die roadmap van ILVO met aanbevelingen? Hebt u die al ontvangen? Wat zijn daar dan nieuwe klemtonen?
Hoe ziet u de ontwikkeling van een mechanisme voor een Vlaamse koolstofmarkt? Moet daar op Vlaams niveau een regelgevend kader voor uitgewerkt worden? Nemen we zelf die regie of moet dat eventueel Europees verder gecheckt worden?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Zoals ik al eerder aangaf: wanneer het over klimaatverandering gaat, zijn er wat de landbouwsector betreft een aantal belangrijke zaken, minstens drie.
De landbouwers zijn door de grote impact die weerspatronen en klimaatverandering hebben op hun bedrijfsvoering, een van de belangrijke slachtoffers van de klimaatverandering. Maar tegelijkertijd zijn ze natuurlijk ook, zoals elke economische sector en ook de burger, wij allemaal, mee verantwoordelijk voor de uitstoot van broeikasgassen. Maar in tegenstelling tot die eerste twee kan de landbouwsector CO2 uit de lucht halen en stockeren in de bodem. Daarmee vormt ze dus ook een belangrijke oplossing bij de klimaatuitdaging.
Het opvangen en opslaan van koolstof is een vorm van publieke dienstverlening die onze landbouwers leveren aan de maatschappij. Hiervoor kunnen landbouwers hun gemaakte kosten of gederfde inkomsten niet altijd doorrekenen in hun prijs, waardoor er naar alternatieve vergoedingswijzen moet worden gekeken.
Modellen waarbij andere bedrijven hun eigen uitstoot compenseren via landbouwers die koolstof afvangen en opslaan, kan er daar zeker een van zijn. Zoals u ook vermeldde, zijn er vandaag reeds private initiatieven op dat vlak. Daarbij wil ik wel opmerken dat we ook hier oog moeten hebben voor de potentiële trade-offs, bijvoorbeeld inzake toegang tot grond voor jonge landbouwers.
Het komt in eerste instantie uiteraard de initiatiefnemers van dergelijke vergoedingssystemen toe om een keuze te maken tussen het inspanningsgericht, resultaatgericht of hybride model. Die keuze heeft impact op de manier van monitoring, rapportering en verificatie en de hiermee gepaard gaande kosten van het systeem en ook wie de kosten en risico’s moet dragen, de nauwkeurigheid, de administratieve last voor de landbouwer en de kosten voor de wetenschappelijke onderbouwing ervan. Al deze aspecten moeten goed afgewogen worden door de betrokken initiatiefnemers.
De roadmap die ILVO in samenwerking met het departement in het kader van het project LIFE CarbonCounts opmaakt, zal worden opgeleverd in februari 2023.
De doelstelling van die roadmap is het definiëren van gemeenschappelijke doelstellingen voor ‘carbon farming’, gedragen door een brede groep stakeholders, en het in beeld brengen van obstakels en actiepunten voor het opschalen van carbon farming in Vlaanderen.
In de komende maanden wordt de roadmap verder uitgewerkt via een enquête en workshop in samenwerking met een dertigtal organisaties die actief zijn rond carbon farming, waaronder onderzoeksinstellingen, beleidsmakers, private actoren, middenveld-, landbouw- en sectorale organisaties.
De klemtonen zullen liggen op het beheer van koolstoflandbouwsystemen, de structurerende principes die gevolgd worden, de organisatie van betalingen en afspraken omtrent communicatie en claiming van de ‘carbon farming’-resultaten door kopers.
Wat uw slotvraag betreft, wil ik er graag op wijzen dat we vandaag al vanuit de overheid initiatieven aan het nemen zijn. Dit jaar konden landbouwers al experimenteren met de pre-ecoregeling koolstofopslag in de bodem. Vanaf volgend jaar wordt dat een volwaardige en nog veel ruimere ecoregeling, die landbouwers stimuleert om op het bedrijf nog meer in te zetten op koolstofopslag in de bodem.
Ongeacht of het om publieke dan wel private systemen gaat, ze zullen staan of vallen met monitoring, rapportering of verificatie en dit gestoeld op een wetenschappelijke onderbouwing. Een sluitend borgingssysteem is voor ons dus ook onontbeerlijk.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Minister, ik begrijp uit wat u zegt dat u er voorstander van bent dat de landbouw daarop inzet en dat we op zoek gaan naar verdienmodellen. Maar mijn vraag ging eigenlijk meer in de richting van de vraag of we daar dan op termijn niet een regelgevend kader moeten rond maken, om te vermijden dat het een soort aflatenhandel wordt ,waardoor er allerlei verschillende private systemen met eigen regels tot stand komen. We hebben bijvoorbeeld op het evenement van Milcobel een toelichting gekregen waaruit bleek dat boeren zich tien jaar moeten engageren en maar zes jaar worden vergoed. Bij andere systemen zal dat wellicht een andere regeling zijn. Er is ook de discussie dat de landbouw zelf een inspanning moet leveren in het kader van het Vlaams Energie- en Klimaatplan. Kun je dan als sector al inspanningen beginnen te verkopen aan andere sectoren die compensaties zoeken of moet je eerst focussen of de eigen compensaties van uitstoot, inherent aan landbouw, nog overblijven?
Mijn vraag is eerder of er op termijn een regelgevend kader nodig is om al die prille initiatieven wat te stroomlijnen en of dat op Vlaams dan wel op Europees niveau moet worden aangepakt.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ik begrijp dat onder het Franse voorzitterschap een basiskader is uitgewerkt voor een reglementering rond de koolstofopslag. Het is beter dat dat op Europees niveau gebeurt en dat het als basis dient voor het kader per lidstaat, dus ook voor Vlaanderen.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Ik heb geen verdere bedenkingen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.