De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Voorzitter, minister, collega's, ik zal de inleiding kort houden na de verklaringen van minister Brouns gisteren. Een aantal dingen zijn achterhaald als die informatie klopt. Dat hoor ik dan wel uit uw mond, en in welke mate daarover overleg is geweest. Het zevende Mestactieplan (MAP 7) is enkele weken geleden aangekondigd. In De zevende dag liet minister Demir optekenen dat het om een georganiseerd lek zou gaan nadat de landbouworganisaties inzage hadden gekregen in de plannen. De reactie was heel fors. Ze waren verbijsterd dat ze niet betrokken waren bij de totstandkoming, en enkel geïnformeerd werden. Minister Demir kwam daar dan op terug en sprak over een voorstel en mogelijkheid tot overleg.
Op de inhoudelijke punten van de landbouworganisaties zal ik niet te diep ingaan. Ze betwijfelen of de voorgestelde ingrepen in het MAP 7 goed zijn voor de land- en tuinbouw. Sommige gewassen zouden niet meer kunnen en sommige teelten zouden verboden worden. De rendabiliteit en de economische belangen van de sector komen daardoor in het gedrang. In tegenstelling tot de oorspronkelijke plannen van de minister – al dan niet uitgelekt – waar nog kon over worden gepraat, is er te weinig aandacht voor de technisch-wetenschappelijke onderbouw. Dat argument komt telkens weer.
Oorspronkelijk zou men overleg plegen. De minister heeft gezegd dat ze de zaken wil omdraaien. Ik vind dat een goede strategie. Ze laat de landbouworganisaties zelf met een voorstel komen, op voorwaarde dat de vooropgestelde doelen gehaald worden en dat daarvoor garantie bestaat.
Mijn aangepaste vragen zijn de volgende. Minister, begrijpt u de frustraties van de landbouworganisaties? Ongetwijfeld.
Is het correct wat uw collega Demir gisteren in de media verkondigde? Denkt u dat dit een goede aanpak is? Denkt u dat op die manier effectief tot het resultaat kan gekomen worden waarbij de landbouworganisaties niet of niet helemaal of meer tevreden zullen zijn? Hoe krijgen we de sluitende garantie dat aan de normen waaraan voldaan moet worden, effectief voldaan wordt?
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Voorzitter, de doelstellingen zijn bekend. De doelstellingen rond waterkwaliteit zijn al zeer lang bekend. We werken er al lang aan met zes voorgaande mestactieplannen. Hoe dichtbij we zijn, daar valt over te discussiëren, maar ik denk dat we er nog een eind van zijn, ondanks alle inspanningen, ook van de landbouwsector zelf. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is ons belangrijkste instrument.
In de observatiebrief op het eerste ontwerp stonden heel wat kritische bemerkingen van de Europese Commissie rond nitraat. Volgens de Commissie lagen ze sterk in de lijn van het bestaande MAP. Daarom betwijfelt de Commissie ten zeerste dat deze strategie voldoende zal zijn om, gegeven de huidige situatie, de doelstellingen te halen.
We hebben gisteren kennisgenomen van de nieuwe werkwijze om tot MAP 7 te komen. We moeten dat overleg alle kansen geven. Hopelijk komt er een gedegen en goed voorstel uit, dat de doelstellingen binnen bereik brengt. U hebt zelf in de pers aangegeven dat voor u zo’n plan resultaatgericht moet zijn. Het moet twee zaken combineren: de vooropgestelde doelen inzake waterkwaliteit halen en de rendabiliteit van de land- en tuinbouw verzekeren. Ik wou u vragen welke concrete maatregelen u ziet, maar ik stel voor dat we het overleg eerst de kans geven om tot voorstellen te komen en dat de politiek zich daar nu even uit terugtrekt.
Mijn tweede vraag blijft wel overeind. Er is enerzijds heel de oefening rond MAP 7 en anderzijds het Vlaams Strategisch Plan. Idealiter voeren we een geïntegreerd beleid over de beleidsdomeinen heen. Hoe zullen we het parcours rond MAP 7 en het Vlaams Strategisch Plan GLB elkaar laten versterken? Het GLB zou eerstdaags moeten worden afgeklopt. Heel wat lidstaten zijn ons al voorgegaan; ik lees dat via de Twitteraccount van de commissiesecretaris, die ons dat telkens heel trots meldt.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Mijn vraag gaat inderdaad over de relatie tussen het MAP en het GLB. Enkele weken geleden was er een gedachtewisseling over het GLB. Tijdens deze gedachtewisseling is nauwelijks gesproken over het nieuwe MAP. De afgelopen weken kregen we dan de hele heisa rond het zogenaamde uitlekken van het MAP. De minister had een nieuwe versie voorgelegd aan Europa en dat was daar niet zo heel tevreden mee. Ook de landbouworganisaties staan op hun achterste poten over de voorstellen in dat MAP. Ze waren niet betrokken. We konden het allemaal volgen in de pers.
De voorstellen van minister Demir aan Europa waren geënt, zo zei ze in de pers, op de stroomgebiedbeheerplannen, goedgekeurd door de Vlaamse Regering in juli. In die plannen wordt uitgegaan van de doelstelling om 10 procent van de waterlopen proper te krijgen, terwijl Europa eigenlijk 100 procent vraagt. Dat is een aanzienlijke discrepantie. We moeten de discussieteksten bij MAP 7 die de minister aan Europa heeft overgemaakt in dat licht zien. Minister Demir stelt voor dat de sectoren zelf een voorstel op de tafel leggen. Dat is nieuw.
Minister, bent u het ermee eens dat er bijkomende grondige inspanningen vanuit de landbouwsector en dus een sterke bijsturing van het mestbeleid nodig zijn om de waterkwaliteit in Vlaanderen te verbeteren? Moeten die grondiger dan in de stroomgebiedbeheerplannen?
Bent u bereid om vanuit de mogelijkheden binnen het GLB hieraan mee te werken? Bent u bijgevolg bereid het Vlaams GLB af te stemmen op de inspanningen en resultaten die, hopelijk, zullen voortkomen uit het overleg met de landbouw- en milieuorganisaties?
Bent u het met me eens dat er dringend nood is aan een toekomstgerichte visie op de landbouw in Vlaanderen? Bent u bereid deze visie op te stellen? Hoe zult u samenwerken met minister Demir om de toekomst van de landbouw veilig te stellen?
Wat is uw idee over de voorgestelde methodieken? Was u hiervan op de hoogte? Werd met u teruggekoppeld dat de landbouw-, milieu- en natuurorganisaties samen aan zet zouden zijn? Ik las in de krant dat de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) de gesprekken faciliteert vanuit de landbouwadministratie.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega’s, natuurlijk begrijp ik – en niet ik alleen – de grote frustratie en zorgen van de landbouworganisaties én van de landbouwers, en van de groente- en aardappelverwerkende bedrijven. De maatregelen die waren opgenomen in het voorstel van MAP 7 zijn zeer verregaand en zouden een grote impact hebben op de rendabiliteit van de Vlaamse landbouw. Maar ook het gebrek aan voorafgaand overleg roept heel wat vragen op. Intussen komt er nu toch overleg, collega Coel. Dat is heel goed en we moeten het alle kansen geven om te komen tot een gedragen beleid. Dat heeft voor mij twee belangrijke doelen: de waterkwaliteit verder verbeteren en de eigen Vlaamse duurzame rendabele voedselproductie alle kansen geven.
Eerst en vooral moet er over het nieuwe mestactieplan overleg opgestart worden met de verschillende partijen. Uit de berichtgeving kunnen we opmaken dat dit met een zo ruim mogelijke groep zal gebeuren: met de landbouwsector, maar ook met wetenschappers, met de betrokken middenveldorganisaties en overheidsdiensten. Men zal de dubbele doelstelling voor ogen houden bij het nieuwe gedragen plan. Dat moet voor mij kaderen in de nieuwe voedselstrategie. Daar ligt voor mij de toekomst van onze land- en tuinbouw.
Ik wil inderdaad een resultaatgericht plan dat wordt opgesteld vanuit de praktijk, ik herhaal het, dus in overleg met de sector in functie van die dubbele doelstelling. In het verleden hebben we altijd een overleg gehad binnen de Opvolgingscommissie Mestactieplan, de groep OMAP, zoals dat heette. Ik deel de mening van collega Coel dat het niet de bedoeling is dat wij hier concrete maatregelen naar voren gaan schuiven, maar dat we dat overleg alle kansen moeten geven en het vertrouwen hebben dat zij met die dubbele doelstelling aan de slag gaan.
U vraagt of ik het eens ben met de grondige inspanningen die nog nodig zijn vanuit de landbouwsector en er dus een sterke bijsturing van het mestbeleid nodig is. Ik ben het ermee eens dat we samen de waterkwaliteit in Vlaanderen verder moeten verbeteren. Dat is absoluut nodig. En, ja, ik ben het er ook mee eens dat ook de landbouwsector daarin verdere inspanningen zal moeten doen. Die wil dat ook doen, net zoals de rest van onze samenleving. Het mag gezegd worden dat naast de landbouw, die er inderdaad een groot aandeel in heeft, voor meer dan 40 procent de gezinnen zelf, wij allemaal, en onze industrie verantwoordelijk zijn voor onze waterkwaliteit. Die verantwoordelijkheid moeten we ook samen opnemen.
In deze context vind ik het belangrijk om te wijzen naar de inspanningen van het verleden. Collega Coel heeft er ook al naar verwezen. Uit de voorbije plannen zijn ook al inspanningen voortgekomen. We beseffen dat we er nog niet zijn. Dat is zo. Dat mag ook gezegd worden. De doelstelling is immers om naar maximaal 5 procent zogenaamde rode MAP-meetpunten te gaan. Daar zijn we vandaag nog ver van verwijderd, dat klopt, al geloof ik dat het huidige beleid, dat tenslotte nog niet lang loopt, wel degelijk verbetering zal aantonen. Het laaghangend fruit is echter weg. De inspanningen die nu gevraagd worden, zullen nog een groter effect hebben op de bedrijfsvoering van de landbouwers dan de reeds gekende maatregelen. Daarom is het net heel belangrijk om het overleg met de sector zo breed mogelijk aan te gaan. Zij moeten mee geloven in de maatregelen, want zij moeten ze uitvoeren in hun bedrijfsvoering, elke dag opnieuw.
Ik kom tot de relatie met het GLB. Aan de opmaak van het GLB is een heel lang en intensief traject voorafgegaan. Zo werd reeds in het najaar van 2018 een klankbordgroep opgericht, bestaande uit landbouworganisaties, milieu- en natuurorganisaties, verschillende entiteiten van het beleidsdomein Omgeving, het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) enzovoort. De klankbordgroep is veertien keer samengekomen, met een zwaartepunt in het najaar van 2020, waar alle voorstellen voor GLB-interventies werden voorgelegd.
Bovendien was er in 2019 en 2020 ook een maandelijks administratief overleg tussen mijn beleidsdomein en het beleidsdomein Omgeving, over het GLB Strategisch Plan. Het is dus een heel stevig en goed onderbouwd plan dat inspeelt op de diverse noden die er in Vlaanderen zijn.
Belangrijk om aan te stippen is dat het GLB meer is dan een zuiver nutriëntenbeleid. De doelstellingen van het GLB zijn heel divers en omvatten onder andere het werken aan een milieuvriendelijkere landbouw. Het verder verduurzamen van de landbouw is toch wel een rode draad in het GLB. Minstens zo belangrijk zijn echter de doelstellingen betreffende een eerlijk inkomen voor de landbouwers, het verhogen van hun competitiviteit en het versterken van hun positie in de keten. We zijn absoluut voorstander van een geïntegreerd beleid en een maximale afstemming van de verschillende beleidsinitiatieven maar we kunnen niet enkel inzetten op de doelstelling van de Nitraatrichtlijn.
In het Vlaamse ontwerp van Strategisch Plan dat voorligt voor goedkeuring door de Europese Commissie, zijn heel wat maatregelen opgenomen die een impact zullen hebben op de waterkwaliteit. Het gaat dan over ecoregelingen en agromilieu-klimaatmaatregelen, waarin expliciete voorwaarden gesteld worden met het oog op een vermindering van input van zowel meststoffen als gewasbeschermingsmiddelen. Zo zijn daar onder meer ecologisch beheerd grasland, eenjarige bufferstroken, biologische landbouw, precisielandbouw, beheerovereenkomsten en dergelijke meer.
Anderzijds zijn er maatregelen waar er ingespeeld wordt op een duurzaam nutriëntenbeheer. Hiertoe behoren onder meer de een- en meerjarige ecoteelten, maatregelen rond bodemorganische koolstof en de ecoregeling vruchtafwisseling met vlinderbloemigen.
Ook in de ‘conditionaliteiten’ worden er verschillende maatregelen in kader van de waterkwaliteit opgenomen, onder andere de naleving van de uitrijregeling, het verbod op mestspreiding langs waterlopen en het inzaaien van vanggewassen.
Ook via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) wordt er ingezet op een verbetering van de waterkwaliteit. Dat kan bijvoorbeeld via steun voor precisielandbouw of voor een compostkeerder, of via niet-productieve investeringen zoals de aanleg van kleine landschapselementen die dienst doen als buffer.
Dan was er uw weerkerende vraag, mevrouw Schauvliege, over een toekomstgerichte duurzame visie op de landbouw in Vlaanderen. Ik ben het daar zeker mee eens, en ik heb niet alleen het gevoel maar we zien het aan de verschillende instrumenten die op tafel liggen dat landbouw in de omgeving in Vlaanderen de laatste tijd aan belang wint. Als we dit decennium bekijken, denk ik dat er weinig periodes geweest zijn waarin we zoveel aandacht hebben geschonken aan die o zo belangrijke sector in Vlaanderen die plaatsvindt in de omgeving. Ik heb al vaak gezegd dat landbouw een van de weinige sectoren is die zo afhankelijk is van zijn omgeving en dus ook met respect moet omgaan met zijn omgeving om daarin te kunnen werken.
Als men gaat kijken naar de visie die u van mij vraagt, vind ik het belangrijk – ik heb het daarstraks al gezegd maar ik herhaal het heel graag – dat bij het zoeken naar dat nieuwe evenwicht tussen landbouw en zijn omgeving, waar natuur en biodiversiteit een heel belangrijke rol in spelen, ik heel sterk geloof in de lokale, Vlaamse voedselproductie. Die moet duurzaam zijn maar moet ook een zekere rendabiliteit genereren. Dat kan voor mij de verbindende boodschap zijn. Daar wil ik heel sterk op inzetten.
We krijgen daarin een eerste heel mooi moment in de voedseltop, waar een aantal heel belangrijke pijlers naar voren worden geschoven zoals gezonde, duurzame en veilige voeding en het voedselsysteem binnen de ecologische grenzen, veerkrachtige voedseleconomie, waarbij we veel meer dan vandaag moeten streven naar een correcte prijs voor onze Vlaamse land- en tuinbouwer, en de relatie tussen de burger en de boer en de maatschappelijke maar ook de economische waardering.
De basis hiervoor zijn een aantal instrumenten en het regeerakkoord, waarin heel uitvoerig wordt verwezen naar het belang van de transformatie die we moeten maken. Het regeerakkoord stelt heel duidelijk dat we onze land- en tuinbouwers alle kansen moeten geven om hun job verder uit te voeren. Dat is uiteraard cruciaal binnen het nieuwe GLB. Via de voedselstrategie die eind deze maand zal worden voorgesteld op de Vlaamse voedseltop zullen we die visie verder vormgeven en de handvatten bieden aan onze landbouwers en spelers om van die toekomst samen een succes te maken.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Aangezien mijn vraag vrij direct ging over MAP 7 en alle problemen daarrond, heb ik een antwoord gekregen. Er komt inderdaad een overleg of een poging om zowel de natuurorganisaties als de landbouworganisaties rond de tafel te brengen. Ik denk dat dat een goede aanpak is. Ik hoop alleen dat we eruit geraken en vooral dat we de doelstellingen halen die we moeten halen.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Minister, dank u voor uw toelichting. Ik wil eerst vooropstellen dat uiteraard ook onze fractie een toekomst wil en ziet voor de sterke landbouwsector die we hebben en de economische cluster die daarrond hangt. Laat daar geen twijfel over bestaan. We moeten dat natuurlijk binnen de grenzen van ons leefmilieu vormgeven.
In de vraag over de Natuurherstelwet van collega Vandenhove heeft hij al aangehaald dat we in Vlaanderen sterk zijn in het op Europees niveau enthousiast regelgeving en aanscherpingen ervan goedkeuren, meestal met alle partijen, uiteraard op één uitzondering na, maar als het dan zover is om dat op dat niveau tot uitvoering te brengen, wringt het schoentje soms. Ik denk dat we de engagementen die we hebben genomen uiteraard moeten proberen te realiseren en dat de opdracht zal zijn om naar een goed evenwicht te gaan. Ik hoop dat die nieuwe methode op relatief korte termijn tot succes leidt, dat we naar een sterk MAP 7 kunnen gaan en dat we alle instrumenten die we hebben in het GLB Vlaams Strategisch Plan in functie van het realiseren van die doelstellingen maximaal kunnen gebruiken.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, het klopt dat ik elke keer opnieuw de vraag stel naar uw visie op duurzame landbouw en welk traject u daarvoor wilt opzetten, maar ik krijg dan ook altijd hetzelfde antwoord: ‘We zijn goed bezig, ook al zeggen ze van niet. Eigenlijk ben ik daarmee bezig.’ Dan verwijst u naar lopende initiatieven, naar een nieuwe voedseltop. De hele heisa van de afgelopen weken in de pers naar aanleiding van MAP, naar aanleiding van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), toont echter toch net aan dat jullie naast elkaar aan het werken zijn en dat het superbelangrijk is dat de Vlaamse Regering met één stem spreekt en vanuit één visie vertrekt.
Welke stappen gaat u nu concreet zetten om daaraan te werken? Hoe zult u samen met uw collega daarrond initiatieven nemen? Kunt u mij nu eens exact vertellen wat u ter zake van plan bent? U hebt daar immers eigenlijk niet op geantwoord. Ik hoor dus graag van u welke initiatieven u concreet gaat nemen om die visie op te stellen. En gelieve niet opnieuw te verwijzen naar alle mogelijke initiatieven die lopen en die daar mogelijkerwijze toe zouden kunnen bijdragen, want dat is nu niet mijn vraag. Het is net de vraag om dat eens te bundelen en daar één lijn in te zetten.
De voorzitter
De heer Sintobin heeft het woord.
Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)
Voorzitter, ik ben tevreden dat er ook in deze commissie vragen over MAP 7 worden gesteld, maar uiteraard is MAP 7 de bevoegdheid van minister Demir. U zei daarjuist dat er actuele vragen zijn. Ja, normaliter en als ze wordt goedgekeurd, stel ik deze namiddag een actuele vraag aan de bevoegde minister, maar het zal iets anders zijn. Ik ben blij dat die vragen hier worden gesteld. Die vragen zijn natuurlijk ook een beetje achterhaald doordat men toch het overlegmodel hanteert, waarschijnlijk onder druk van alles en iedereen. Men had beter eerst het overlegmodel gehanteerd, om pas dan de confrontatie aan te gaan. Los van wie er ook heeft gelekt – misschien werd het gelekt door de minister zelf, niemand weet dat –, moet men toegeven dat wat op tafel lag waanzinnig, absurd en doldwaas was. Ik denk dat de meeste mensen in deze commissie het met mij eens zijn, u ook. Ik zou u kunnen citeren. U hebt gezegd dat dat geen basis kan zijn om een overleg te organiseren. Die 6 meter afstand, dat niet oogsten in september, die teelten die eventueel worden verboden: ik vraag mij af in wiens koker dit eigenlijk is ontstaan. Ik heb de indruk dat er daar in de administratie milieuactivisten zitten.
Zeg ik dan dat er niets moet gebeuren? Neen. Er moet inderdaad iets gebeuren, maar zoals de heer Dochy al een paar keer heeft gezegd, ook gisteren nog, dacht ik, in De afspraak: de implementatie en de resultaten van MAP 6 zijn nog niet bekend en zullen ongetwijfeld nog zorgen voor een verbetering. Ook ik ben een groot voorstander van technische vooruitgang, zowel in het stikstofdossier als in het dossier van MAP 7. Het is echter altijd hetzelfde. Er is vervuiling, er zijn nitraten, men heeft het over de waterkwaliteit, maar dat komt niet alleen van de landbouw. Collega’s, ik weet niet of jullie dat weten, maar 400.000 gezinnen zijn nog niet aangesloten op de riolen. 400.000 gezinnen. Daar wordt nooit over gesproken. Altijd wordt de landbouw met de vinger gewezen. Ook durf ik mij nog niet voor te stellen wat sommige bedrijven allemaal lozen in beken, in waterlopen en ik weet niet wat allemaal. PFOS (perfluoroctaansulfonaat) en PFAS (poly- en perfluoralkylstoffen) zijn bij toeval aan de oppervlakte gekomen, omdat er de Oosterweelwerken waren. Anders wisten we nog niets. Natuurlijk, de milieu-inspectie is onderbemand, ik weet dat ook wel, maar mochten er bij sommige bedrijven of bedrijfsterreinen of in de haven van Antwerpen serieuze, grondige controles worden gedaan, dan denk ik dat we zouden schrikken van wat er daar allemaal gebeurt. Het is dus niet alleen de landbouw die schuldig is.
Ook ik was blij gisteravond te vernemen dat er nu toch een overleg wordt georganiseerd met alle actoren. Collega’s, ik weet wel dat ook ik het soms scherp stel, maar het moet soms scherp worden gesteld. Het wordt soms zo gesteld, maar het is niet zo dat landbouw, natuur en milieu de facto vijanden van elkaar zijn. Ik denk dat de landbouwers en de ministers de afgelopen jaren, de afgelopen decennia al heel wat inspanningen hebben gedaan, onder andere wat de waterkwaliteit betreft. Ik hoor hier nu dat de meeste partijen hier eerst eens moeten nadenken voor ze in Europa op het groene knopje drukken. Collega Coel gebruikt dat nu als een nieuw verdedigingsmechanisme. Ik had dat ook al gezien op de Twitterpagina van de medewerker van minister Demir. Het is nu eigenlijk de schuld van hun eigen partijen, die in Europa op het groene knopje duwen, die in 1991 de Nitraatrichtlijn goedkeurden en bij alle verscherpingen die er de jongste tijd zijn geweest, automatisch op het groene knopje drukken. Dat geldt voor de meeste partijen die hier zitten, onze partij uitgezonderd. Dat dit als verdediging wordt gebruikt, vind ik allesbehalve, maar ik begrijp wel dat minister Demir een beetje in moeilijkheden zit. Op nog geen jaar tijd heeft ze de hele landbouwgemeenschap tegen zich in het harnas gejaagd. Ook bij de bevolking is er echter steeds meer ongenoegen en onbegrip over dergelijke zotte, dwaze maatregelen. Men kan immers wel zeggen dat men de landbouw gaat afbouwen en de varkensstapel gaat afbouwen en dit en dat gaat doen, maar wie had er gedacht dat we ooit in een dergelijke energiecrisis zouden geraken, waar er een mogelijkheid van een black-out is, waarbij we plots zonder energie komen te staan? Over een jaar, over twee jaar, over drie jaar zitten we misschien zonder voedsel. Collega’s, dat mogen we niet vergeten. Wie gaat er dan zorgen voor ons voedsel? De Zuid-Amerikaanse landen, waar er geen enkele beperking is? Wij leveren veilig en kwaliteitsvol voedsel.
Wat ook door niemand, of door weinig mensen, in rekening wordt genomen, zijn de jobs die daaraan vasthangen. Het gaat niet alleen om die tienduizend landbouwers en hun gezinnen, het gaat om honderdduizenden jobs. Wij, West-Vlamingen, weten wat het betekent om ook de groentetuin van Vlaanderen te zijn, met de verwerkende industrieën, de Ardo’s van deze wereld. Dat zijn tienduizenden mensen die in die verwerkende industrie zitten. Ik kom dus niet alleen op voor de landbouwers, maar ook voor de mensen wier job ervan afhangt.
Er is iets dat mij altijd een beetje intrigeert. Minister, ik zit hier al een tijdje. Een van de opdrachten van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) was altijd het promoten van de export van landbouwproducten, het promoten van de landbouw, met het zoeken naar verre markten om nog meer te kunnen exporteren. Iedereen was daarvoor. Ik zou voorstellen dat iedereen alle tussenkomsten van zichzelf eens naleest toen het ging over de export van landbouwproducten en de rol van VLAM. Wat gaan we nu doen? Een derde, de helft van onze landbouw, de helft van onze export zomaar wegdoen? Dat zijn topproducten. We staan daarvoor bekend in de hele wereld en we gaan dat met één pennentrek wegdoen. Ik vind dat verschrikkelijk. Niemand spreekt daar echter over. Niemand denkt daarover na. Men heeft het over het halveren hiervan, maar houdt geen rekening met de impact daarvan.
Voorzitter, ik ga meteen stoppen, want mijn tijd is waarschijnlijk om. Ik moet natuurlijk ook nog wat overhouden voor deze namiddag. Ik ga u echter wel citeren deze namiddag.
Niemand houdt daar ooit rekening mee. Men zegt dat de waterkwaliteit moet verbeteren, maar men staat er niet bij stil dat er duizenden en duizenden en duizenden jobs van afhangen. Ik zou dus toch willen vragen om daar in de mate van het mogelijke rekening mee te houden. Hetzelfde geldt voor de stikstofkwestie, waarbij werd beloofd een socio-economische impactstudie op te leveren. Waar blijft die studie? Ik heb die nog altijd niet gezien.
Minister, ik heb enkele concrete vragen voor u. De samenwerking tussen u persoonlijk en de minister van Omgeving is hier al door een paar collega’s aangehaald. Was u eigenlijk op de hoogte van de voorstellen van mevrouw Demir die vorige week de pers hebben gehaald? Was u op voorhand, voor ze de pers haalden, door uw collega ingelicht over die voorstellen? Wist u op voorhand dat die eraan kwamen of niet? Ik zou dat toch graag eens willen weten.
Verder wil ik van u de garantie vragen dat u er als minister van Landbouw voor zorgt dat deze waanzinnige voorstellen die vorige week zijn gelekt, ook na het overleg niet meer op tafel komen. Ik ben echter wel bereid, net zoals iedereen hier, denk ik, om dat overleg een kans te geven.
De voorzitter
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Steven Coenegrachts (Open Vld)
Ik vond het ook ongelukkig dat een sneuveltekst is besproken met de Europese Commissie alvorens men dat met de sector deed, maar sinds gisteren kunnen we die pagina omdraaien en kijken we uit naar het overleg. Dat overleg moet rekening houden met de waterkwaliteit. Ik denk dat niemand hier iets anders zegt. We willen allemaal dat die waterkwaliteit verbetert. We kunnen dat inderdaad niet alleen in de schoenen van de landbouw schuiven. Je hebt de gezinnen, je hebt ook gewoon de weersomstandigheden, die een belangrijke rol spelen in de uitspoeling van gewassen.
Wat ik echter miste in wat ik heb gelezen, is een strategische visie op voedsel in onze regio. Het is toch belangrijk om dat hardop te zeggen. Die strategische visie moet meer zijn dat het romantische idee dat wij in Vlaanderen alleen maar in staat moeten zijn om onszelf te voeden. Ik denk dat dat niet meer realistisch is. Ik denk dat we samenhangen in een wereldmarkt, en vooral in een Europese markt, en dat we onze voedselstrategie dus ook daarop moeten afstemmen.
Wat ik jammer vind, is dat we al heel lang werken met heel veel generieke maatregelen. Ik ga nu wat specifieker in op wat ik heb gelezen. We beschouwen Vlaanderen van de Westhoek tot Riemst op dezelfde manier, en elke teelt op dezelfde manier. We moeten ook wel erkennen dat elke bodem anders reageert en voor elk gewas een andere uitspoeling met zich meebrengt. Daar zou wel wat meer diversificatie in mogen komen.
Als wij aan landbouwers vragen om delen van hun areaal niet meer te gebruiken voor omzet, voor teelten, dan vind ik dat we hen ook moeten compenseren, dat we hen meer moeten beschouwen als een partner om die natuur te realiseren, om mee die natuur te onderhouden en aan te planten, maar daar ook een correcte vergoeding voor moeten geven, zodat het beheren en aanplanten van natuur zou worden geïntegreerd in het businessmodel van landbouwers.
Dat lijken me uitgangspunten te zijn die natuurdoelstellingen en economische doelstellingen met elkaar zouden kunnen verzoenen. Natuurlijk, dat is voor het overleg, en ik kijk uit naar wat er daar gebeurt.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (cd&v)
Collega’s, ik wil aansluiten bij deze vraagstelling. Een aantal collega’s hebben al verwezen naar de doelstellingen. Het is duidelijk dat er doelstellingen zijn die moeten worden bereikt. Maar er zijn verschillende doelstellingen. Het is de opdracht van Vlaanderen om ervoor te zorgen dat we een leefbare, duurzame landbouw en voedingsketen hebben en dat we trots mogen zijn op wat we hebben. We moeten, met andere woorden, van daaruit vertrekken. We moeten vanuit hun krachten bekijken hoe we samen de doelstellingen die er in het geheel zijn, bereiken. We kunnen ons op dat vlak geen oogkleppen permitteren, noch in de ene, noch in de andere richting.
Minister, ik wil u hartelijk danken voor uw antwoord. Ik zal niet ingaan op de voorgestelde of eventueel toekomstige maatregelen. Daarover zullen we het debat ongetwijfeld nog voeren. Het was duidelijk, ook vanuit de sector zelf, dat de manier waarop en de maatregelen die werden voorgesteld, niet de weg doorlopen waarop je samen zaken kunt realiseren. Ik heb vernomen dat er wordt voorgesteld om met de sector rond de tafel te zitten. Dat is heel belangrijk. We hebben er in het verleden, al heel lang, op aangestuurd om samen met hen dit proces te doorlopen. Ik ben blij dat die stap nu effectief wordt gezet om met de sectoren rond de tafel te zitten. Maar ik hoop dat het overleg echt serieus wordt genomen. Het had al moeten gebeuren, maar ik hoop dat het overleg nu echt alle kansen krijgt.
Minister, ik wil u nog even de volgende vraag stellen. Ik had ook een vraag ingediend aan de bevoegde minister Demir, omdat ik het debat ook heel graag ten gronde in de commissie had gevoerd, maar bij dezen al een vraag aan u, minister. Bent u op de hoogte van het verdere verloop van het traject? Bent u daarbij betrokken geweest? We lazen gisteren in de krant dat de bal naar de milieu- en natuurorganisaties wordt gespeeld en: ‘Als ze niet overeengekomen ga ik zelf alsnog met een voorstel komen.’ Vandaar mijn oproep om het overleg serieus te nemen. Maar hoe gaat het georganiseerd worden? Wie is erbij betrokken? Hoe wordt het in stelling gebracht? Bent u daarbij betrokken? Bent u daarvan op de hoogte, ja of neen? Hoe moet ik daarnaar kijken?
Als laatste element wil ik stilstaan bij een argument dat ik vele malen op Twitter heb zien verschijnen en waar ik klaarheid rond wil hebben. Europa maakt richtlijnen. En inderdaad, Europa stelt een aantal doelstellingen op. Alle partijen die binnen Europa de rol mee opnemen om meer duurzaamheid, bijvoorbeeld in waterkwaliteit, te realiseren, hebben die doelstellingen mee goedgekeurd. Maar we moeten wel correct blijven. De maatregelen die daarvoor nodig zijn, komen niet van Europa. Europa zegt dat niet. Ik heb al verschillende malen de gelegenheid gehad om mee debatten te voeren en actieplannen op te maken. Dat komt niet van Europa. Alle voorstellen die vorige week op tafel werden gelegd, komen niet van Europa. Dat zijn voorstellen en zaken die vanuit een bevoegde minister naar voor worden geschoven. De manier waarop we de weg afleggen, collega’s, is bijzonder belangrijk. Laat er ons de nodige tijd en sérieux aan geven om tot goede maatregelen en voorstellen te komen, met de sector. De waterkwaliteit is niet alleen, zelfs allesbehalve, afhankelijk van de landbouw. Dat moeten we ons goed realiseren. En we moeten ook op de andere thema’s inzetten. Maar als we over de landbouwsector spreken, doen we dat beter niet over hen, maar het best met hen.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Bedankt, collega’s, voor dit uitvoerige debat over een heel belangrijk thema. Ik kan alleen herhalen dat we – wat bij vele collega’s terugkomt – de gedeelde ambitie en zorg hebben over de omgeving in Vlaanderen, over natuur, over de waterkwaliteit, over onze biodiversiteit. We moeten een nieuw evenwicht zoeken, middels overleg. Ik ben dan ook heel tevreden dat we opnieuw die weg zijn ingeslagen om door middel van overleg te komen tot een Vlaamse, duurzame, rendabele voedselproductie. Ik hoor dat bij de meeste collega’s terugkomen en ik onderschrijf dat.
Collega Rombouts maakte een belangrijke opmerking omtrent Europa. Dat is ook zo. Als je gaat vergelijken met andere lidstaten, dan zie je dat Europese doelen vaak op een andere manier vertaald kunnen worden. Het is belangrijk om dat mee te nemen in het komende overleg, waarin we inderdaad betrokken zijn. Ons departement is uitgenodigd. Dat is uiteraard goed en noodzakelijk. Er zullen afspraken worden gemaakt over hoe dat verder concreet zal verlopen. De eerste terugkoppeling van gisteren heb ik nog niet gekregen, maar ze schuiven mee aan tafel, en dat is, uiteraard, heel goed.
Heel concreet, collega Sintobin, ik heb die informatie ongeveer gelijktijdig gekregen met de sectoren, denk ik. U vroeg wanneer wij de tekst hebben gekregen. Dat was denk ik de dinsdag voor het herfstreces, dus ongeveer gelijktijdig met de sector.
Ik wil het nogmaals herhalen, collega Schauvliege. Ik denk dat u mij wel begrijpt. Ik heb wel degelijk een visie voor ogen, waar we echt wel aan werken. Ik kan alleen maar herhalen dat ik heel sterk geloof dat voeding een heel belangrijk verbindend verhaal kan zijn voor onze omgeving, voor natuur en landbouw. Ik geloof daar oprecht in.
Maar daarnaast hebben we heel wat instrumenten – dat is nu eenmaal zo – om die duurzame landbouw in zijn omgeving hier concreet vorm te geven. Die instrumenten passeren hier bijna wekelijks de revue, en dat is ook goed. Het GLB is daar een heel belangrijk onderdeel van. Maar dat zijn allemaal stuk voor stuk fundamenten die moeten inschuiven in die duurzame toekomststrategie en -visie.
En hoe doen we dat? We kunnen dat alleen maar doen middels overleg. Dat is wat we nu de laatste weken opnieuw geleerd hebben: overleg, overleg, overleg. Ik ben de eerste, en ik zal altijd de eerste zijn, om die hand uit te steken, om dat te doen middels overleg. Ik heb het al zo vaak gezegd. We zijn met Vlaanderen een zakdoek groot. We worden hier geconfronteerd met uitdagingen, die in andere regio’s in de wereld minder spelen, omdat men daar wat meer ruimte heeft. Zo voel ik het heel vaak aan.
Maar ik zie het ook als een opportuniteit, als een kans, om samen met de sector, om samen met heel de keten, om de ambitie te mogen hebben om deze regio in de wereld uit te bouwen tot de meest duurzame op vlak van voedselproductie. Dat is mijn ambitie. Dat is een visie waar ik samen met u en met anderen aan wil blijven werken.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Toen ik de vraag indiende, wist ik niet dat dat zou leiden tot deze mate van debat.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
In wil misschien nog kort even ingaan op de nuanceringen die zijn aangebracht rond wat wel en wat niet van Europa komt. Ik denk dat we ons inderdaad niet moeten wegsteken achter wat er op Europees niveau beslist wordt, of dat als paraplu gebruiken. Maar ik denk wel dat we zelf consequent moeten zijn met hetgeen we daar goedkeuren. Het zijn doelstellingen, inderdaad, en hoe we ze dan realiseren, dat moeten we op het niveau van de lidstaten uitwerken.
Maar het is ook niet zo dat dat vrijblijvende doelstellingen zijn. Je wordt daar ook op aangesproken. Je hebt inbreukprocedures. Je hebt milieuverenigingen die die doelstellingen ook afdwingen via de juridische weg. Dat kan tot dwangsommen leiden. Je hebt dingen zoals derogaties die worden toegekend vanuit Europa, die al dan niet in vraag worden gesteld. Je ziet dat een aantal andere lidstaten nu hun derogatie dreigen te verliezen, of zelfs niet meer aanvragen omdat ze de doelstellingen niet gaan halen. Dus zo vrijblijvend is dat toch allemaal niet.
Er is ook sprake van dat men een soort van conditionaliteit zal inbouwen. Als je je doelstellingen niet haalt, heeft dat misschien repercussies op middelen die je van Europa al dan niet kan krijgen. We moeten daar toch niet te licht over gaan, niet om als paraplu te gebruiken, maar wel vooral om te beseffen dat we met zijn allen die doelstellingen moeten realiseren, uiteraard in overleg met de sector, en met het economisch belang van die sector ook voor ogen, maar ook wel met het besef dat de doelstellingen op termijn wel degelijk gehaald zullen moeten worden.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, ik kan u in heel veel volgen, als u zegt dat u wilt gaan voor duurzame landbouw en samen en weet ik veel wat. Maar dat is natuurlijk net het grote probleem: dat het blijft bij die grote woorden, een beetje holle slogans. Ik denk dat we echt – en dat is ons pleidooi van bij de start – moeten verder gaan dan dat, en dat concretiseren. U moet zeggen wat we in Vlaanderen zien als duurzame landbouw, dat heel concreet maken, dat echt in een goede, concrete visie gieten, en daar dan het hele instrumentarium – waar het hier in de commissie en ook in de commissie Leefmilieu vaak over gaat – op afstemmen. Wat we nu doen, is het omgekeerde. Wij houden het, en u houdt het, bij holle slogans, waar iedereen zich wel een beetje kan achter scharen.
Dat wordt niet concreet, en dan wordt er gediscussieerd in de richting van end-of-pipemaatregelen en instrumentarium. Maar zo komen we er niet. Dat hebben de discussies van de afgelopen weken heel duidelijk bewezen. Dus ik roep nog een keer op om echt werk te maken van een concrete vertaling van die holle woorden. Goed bedoelde woorden, daar ben ik van overtuigd, maar die moeten concreet worden.
Je moet weten waar we naartoe gaan, en dat weet de landbouwer op dit moment niet. Daar moeten we werk van maken. En pas als dat concreet wordt, als daar draagvlak voor is, dan zal dat instrumentarium goed uitgewerkt kunnen worden. Dus ik roep u nogmaals op om daar werk van te maken, samen met uw collega, want ik blijf toch wel de indruk hebben dat dat samen ook blijft bij goede intenties. Dat zou ook echt concreet vorm moeten krijgen.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.