De voorzitter
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Ik had van de voorzitter begrepen dat er nog een gedachtewisseling of hoorzitting zal volgen over het Mestrapport 2022. Ik zal mijn inleiding dan ook wat inkorten en het enkel over de derogatie hebben.
De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) gaf in de marge van de communicatie over het Mestrapport mee dat de aflopende derogatie van de Nitraatrichtlijn in 2023 niet meer zal worden verlengd door de Europese Commissie omdat we volgens de Commissie onvoldoende kunnen aantonen dat we de doelstellingen op het vlak van waterkwaliteit zullen halen. Een heel aantal landbouwers die gebruikmaakten van deze derogatie – ongeveer voor 80.000 hectare – zullen dus niet meer de mogelijkheid hebben om meer dan 170 kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest uit te rijden op de akkers en velden. Om in de toekomst nog aanspraak te kunnen maken op de derogatie zal het nieuwe MAP 7 (mestactieplan) een sterke verbetering van de waterkwaliteit moeten garanderen.
Minister, kunt u toelichten hoe de procedure voor de nieuwe derogatie is verlopen? Welke stappen hebben plaatsgevonden vooraleer de verlenging van de derogatie door de Europese Commissie werd geweigerd?
Welke impact schat u in dat dit zal hebben op landbouwers die aantoonbaar met bodemstalen recht hadden op die derogatie of daar in elk geval voor in aanmerking kwamen, maar daar nu niet meer van kunnen gebruikmaken, die vanaf nu minder dierlijke mest op hun areaal mogen uitrijden, een groter mestoverschot moeten kwijtraken en moeten overschakelen op duurdere kunstmest?
In tijden dat kunstmest, onder andere door de oorlog in Oekraïne, erg duur is, is dierlijke mest waardevol. Heel wat akkerbouwers die zelf niet beschikken over dierlijke mest, zijn vragende partij om met die overschotten van collega’s te kunnen werken in plaats van met dure kunstmest. Volstaat de huidige burenregeling om de volumes dierlijke mest die landbouwers met derogatie tot nu toe op eigen gronden konden verwerken, over te dragen aan collega’s zonder of met te weinig dierlijke mest?
Hoe evalueert u de impact van het verlies van de derogatie op de nodige capaciteit aan mestverwerking?
Wordt er in de lopende onderhandelingen voor een nieuw MAP 7 rekening gehouden met een scenario waarin we op basis van een nieuw en robuust Mestdecreet opnieuw de derogatie zullen aanvragen? Kunt u eventueel een stand van zaken van deze onderhandelingen geven?
Meer mestverwerking kan ertoe leiden dat er meer afgeleide producten onder de noemer recovered nitrogen from manure (RENURE) ter beschikking zijn. Dit zou een waardevol alternatief kunnen zijn voor dure kunstmest die geïmporteerd moet worden. We kunnen hiermee de autonomie en circulariteit van onze landbouwsector bevorderen. Tot op heden valt RENURE onder de Europese drempel van 170 kilogram wegens van dierlijke oorsprong. In het verleden heb ik in een communicatie gezien dat Vlaanderen een van de trekkers is om hier Europees iets aan te veranderen. Wat is hier de stand van zaken?
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Mijnheer Coel, ik dank u voor uw ingediende vraag.
De derogatieprocedure voorziet een goedkeuring van de Europese Commissie na advies van het Nitraatcomité. In het Nitraatcomité zitten alle lidstaten onder het voorzitterschap van de Europese Commissie. Er zijn vier vergaderingen nodig van het Nitraatcomité, dat vier keer per jaar bijeenkomt om tot een advies te komen. De procedure in het Nitraatcomité duurt bijgevolg negen maanden. De laatste twee keer kwam het Nitraatcomité bijeen op 15 september en 15 december 2022. Op mijn uitdrukkelijke vraag heeft de Vlaamse Landmaatschappij vooraf een vergadering bij de Europese Commissie belegd. Op die vergadering werd door de VLM gevraagd de eerste presentatie te verzorgen op het Nitraatcomité van 15 december. De Europese Commissie heeft die eerste presentatie tot twee maal toe geweigerd. In navolging hiervan heb ik in een brief aan Eurocommissaris Sinkevicius, bevoegd voor het leefmilieu, gevraagd of het alsnog mogelijk was voor de Vlaamse Landmaatschappij om een eerste toelichting te verzorgen op het Nitraatcomité van 15 december 2022.
De Eurocommissaris heeft daarop het volgende geantwoord, en ik citeer: “Het niveau van verontreiniging door nitraten van grond- en oppervlaktewater en de trofische toestand van oppervlaktewater, de trends en evolutie van de waterkwaliteit in de afgelopen jaren, evenals de doeltreffendheid van de maatregelen die zijn genomen om de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn te bereiken, zijn de factoren waarmee de Europese Commissie rekening moet houden alvorens te overwegen een formeel proces binnen het Nitraatcomité te starten. Ook het verzekeren van de samenhang met de doelstellingen van andere relevante EU-milieuwetgeving, zoals de Kaderrichtlijn Water moet overwogen worden.
Zoals u weet schiet Vlaanderen tekort in deze vereisten. In mijn brief van 18 november 2022 aan u en aan minister Brouns heb ik eraan herinnerd dat de Europese Commissie zich grote zorgen maakt over de waterkwaliteit door nutriëntenverontreiniging in gebieden met landbouwproductie in Vlaanderen. Bovendien zijn er geen nieuwe doeltreffende maatregelen genomen om de verontreiniging van het water zodanig te verminderen en verdere verontreiniging van het water te voorkomen dat het uitrijden van mest op de akkers boven de 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare, de doelstellingen van de nitraatrichtlijn niet in gevaar brengt.
Daarom moet ik u tot mijn spijt meedelen dat, in overeenstemming met de vereisten van de EU-wetgeving die bindend is voor de lidstaten en de Commissie, de huidige situatie in Vlaanderen ons niet toestaat een dergelijke derogatie te steunen.”
In de brief van de Europese Commissie van 18 november 2022 waar de Europese Commissie naar verwees staat het volgende, en ik citeer: “De Europese Commissie voert al een aantal jaren besprekingen met Vlaanderen en wij hebben consequent uiting gegeven aan onze grote bezorgdheid over de waterkwaliteit en de ammoniakemissies als gevolg van nutriëntenverontreiniging in gebieden die worden aangetast door landbouwproductie in Vlaanderen. Zoals duidelijk blijkt uit opeenvolgende gegevens over de uitvoering van de nitraatrichtlijn, is de waterkwaliteit in gebieden met landbouwproductie, aanzienlijk verslechterd. In die gebieden blijkt al het oppervlaktewater eutroof te zijn en heeft 25 procent van het grondwater nitraatconcentraties boven de grenswaarde voor drinkwater. Daarom is er een zeer grondige evaluatie van de nitraatactieprogramma’s en van de onderliggende oorzaken van de ernstige verontreiniging nodig. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan structurele redenen, zoals de druk van de veehouderij en het grootschalige gebruik van meststoffen, alsook aan landbouwpraktijken in de nabijheid van waterlopen en in kwetsbare gebieden. Het is van essentieel belang dat het zevende nitraatactieprogramma de noodzaak en ernst van de impact van de landbouw op de waterkwaliteit in Vlaanderen weerspiegelt en de onderliggende structurele oorzaken aanpakt op een manier die evenredig is aan de omvang van het probleem. Een tijdige reflectie over dergelijke maatregelen in het kader van het strategisch GLB-plan van Vlaanderen zou op doeltreffende wijze bijdragen tot de noodzakelijke transitie naar duurzame veeteelt en landbouwproductie. Er is een meer geïntegreerde aanpak nodig die op langere termijn werkt om het Vlaamse veeteelt- en mestmodel op de weg van duurzaamheid te zetten en het in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van de EU-wetgeving.”
Dat is wat de Europese Commissie ons heeft meegedeeld.
Met betrekking tot uw tweede vraag kan ik antwoorden dat de impact voor de landbouwers die derogatie toepassen is: ofwel extra mestafzet vinden, ofwel extra dierlijke mest gaan verwerken of minder dieren houden. De derogatie wordt vooral gebruikt door melkveehouders. Door het inzetten van stikstoffixerende gewassen zoals klaver, luzerne en bonen, die stikstof uit de lucht kunnen halen als stikstofmeststof, kunnen de landbouwers besparen op kunstmest. Dit past bovendien in de eiwitstrategie van de minister van Landbouw.
Wat betreft uw derde vraag kan ik antwoorden dat de prijzen voor kunstmest zeer hoog waren in 2022. Landbouwanalisten verwachten echter dat, met de dalende aardgasprijzen, ook de prijzen voor kunstmest zullen dalen, maar toch wel volatiel zullen blijven. De wetgeving laat toe dat akkerbouwers die niet over dierlijke mest beschikken, die kunnen verkrijgen van veehouders met een teveel aan dierlijke mest. Dit is een courante praktijk in de Vlaamse landbouw. Indien er onvoldoende vraag is van de akkerbouwers naar de extra mestoverschotten die ontstaan door het wegvallen van de derogatie, dan moet de extra mest naar de mestverwerking. Bovendien zet de Vlaamse Regering, ook op expliciete vraag van de Europese Commissie, in op een reductie van de veestapel om zo de algemene mestdruk in Vlaanderen te verlagen.
In antwoord op vraag vier kan ik antwoorden dat er een aanzienlijke capaciteit aanwezig is in Vlaanderen om mest te verwerken. Deze capaciteit volstaat om de extra mestoverschotten te verwerken. Het is mogelijk dat extra varkensmest wordt verwerkt, die technisch beter verwerkt kan worden dan rundveemest, en dat de rundveemest gebruikt wordt op gronden die in het verleden met varkensmest bemest werden. Het is de verantwoordelijkheid van de sector om te voorzien in een betere afstemming tussen mestoverschotten en de verwerkingscapaciteit. Mestafzet op land dient natuurlijk steeds te gebeuren binnen het milieukader. Het afzetten van mest, toch een afvalproduct, wordt vaak gezien als een recht, maar dat is, zoals bij andere economische sectoren, niet het geval.
In antwoord op vraag vijf: ik kan hier niet op vooruitlopen. De voorwaarden die de Europese Commissie stelt om over derogatie te praten zijn meer dan duidelijk. Ik heb geciteerd uit de brief die ik van de Europese Commissie heb gekregen. In mijn antwoord op uw schriftelijke vraag van 10 november 2022 heb ik uitgelegd dat bij de hernieuwing van de derogatie van Nederland de Europese Commissie een afbouwscenario voorzien heeft waarbij er vanaf 2026 geen derogatie meer mogelijk is in Nederland. De Europese Commissie is van oordeel dat het niet meer verlenen van een derogatie Nederland zal helpen in hun transitie naar een ander landbouwmodel, dat gebaseerd is op een minder intensieve landbouw. Het niet of onvoldoende verbeteren van de waterkwaliteit is een belangrijk criterium om derogaties niet meer toe te staan door de Europese Commissie.
Aangezien Vlaanderen met gelijkaardige problemen inzake de waterkwaliteit kampt, en de Europese Commissie de lidstaten vaak op dezelfde manier behandelt, denk ik dat we gewaarschuwd zijn en dat we slimmer moeten zijn. U weet dat mijn administratie de contouren van een ontwerp van mestactieplan aan de Europese Commissie had meegegeven. Er is toen heel veel kritiek geweest vanuit verschillende hoeken. De Europese Commissie lacht daar natuurlijk niet mee. Op dit moment overleggen de landbouw-, milieu- en natuurorganisaties over een nieuw voorstel. Ik wil dat ook alle kansen geven en ik hoop dat we daar de komende tijd van zullen horen. Het is de Europese Commissie die de contouren bepaalt, niet ik. Ik wil niet vooruitlopen op het overleg, laat ons dat alle kansen geven.
Wat de RENURE-producten betreft: dat zijn producten uit de mestverwerking die de werking hebben als kunstmest zoals ammoniumzouten. Deze producten hebben het statuut van dierlijke mest. Ze kunnen dus zonder probleem binnen de norm van 170 kilogram per hectare gebruikt worden. Voor teelten zoals wintergranen waar klassiek nog veel kunstmest wordt gebruikt in plaats van dierlijke mest biedt dit veel mogelijkheden. Om deze producten bovenop de norm te gebruiken, is een derogatie nodig die goedgekeurd moet worden door de Europese Commissie.
Op de Europese Landbouw- en Visserijraad van 17 oktober 2022 heeft de Europese commissaris meegedeeld dat de Europese Commissie voorstander is van het ontwikkelen van RENURE-producten als een manier om nutriënten te recycleren en ze uit te voeren van vervuilde gebieden, of gebieden met een overschot aan nutriënten, naar gebieden met een tekort, uiteraard altijd met respect voor de wetgeving rond voedselveiligheid en diergezondheid. In de vervuilde gebieden kunnen, volgens de commissaris, RENURE-producten gebruikt worden ter vervanging van kunstmeststoffen binnen de normen van de Nitraatrichtlijn om verdere vervuiling tegen te gaan. De commissaris stelt verder dat het duidelijk is dat gebieden die al vervuild zijn algemeen minder meststoffen moeten gaan gebruiken.
De meerwaarde van RENURE-producten is dat export van deze producten mogelijk wordt, en dat vervanging van kunstmeststof kan gebeuren in gebieden waar geen vee geteeld wordt en waar er onvoldoende dierlijke mest aanwezig is.
De voorzitter
Mijnheer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Dank u, minister, voor uw omstandig antwoord.
Ten eerste bedankt voor uw inspanningen om die derogatie te verlengen. Het is niet gelukt, en dat is op zich wel jammer voor de betrokken landbouwers die er gebruik van maken. Die derogatie kon in principe alleen maar gebruikt worden als ze met bodemstalen konden aantonen dat er weinig of geen residu aanwezig was, en er dus ook geen impact was op de waterkwaliteit in hun omgeving. Ik dacht uit het eerste gelekte plan ook begrepen te hebben dat ook daar die filosofie in zat dat, ongeacht in welk gebiedstype individuele boeren actief waren, als ze konden aantonen dat ze goed aan het werk waren, ze van een uitzondering konden gebruikmaken. Dat lijkt mij wel een beetje analoog aan de derogatie die we nu verliezen.
Uiteraard ben ik, voor alle duidelijkheid, ook voor het verbeteren van de waterkwaliteit en is er een goed plan nodig om de doelstellingen eindelijk te halen. Een algemene verlaging van de mestdruk in Vlaanderen zal daar wellicht een belangrijk onderdeel van uitmaken, maar ik denk dat er toch ook een aantal opportuniteiten zijn voor dierlijke mest. Het optimale gebruik van de aanwezige dierlijke mest op ons grondgebied kan de autonomie en circulariteit van onze landbouwsector vergroten. Dan is er toch minder noodzaak aan op basis van fossiele brandstof geproduceerde kunstmest. Dat heeft toch ook zijn impact op het milieu en het klimaat.
Tot slot, over de RENURE begrijp ik dat de EU dat breder wil laten gebruiken, en vooral van regio’s met veel mest wil laten exporteren naar regio’s met weinig mest. Maar ik denk dat we daar toch ook een kans missen in eigen regio door krampachtig dat onder die 170 kilogram per hectare te houden en dat te beschouwen als van dierlijke oorsprong. Ik ben maar een eenvoudige pol en soc’er, maar ik laat mij toch vertellen dat dat het chemische equivalent is van kunstmest. We verplichten onze boeren dan eigenlijk om kunstmest aan te kopen, terwijl er technieken zijn om die eigen mest te verwerken tot en zo meer circulair te gaan werken.
Over die nieuwe technologieën gesproken, een aantal daarvan wachten nog op goedkeuring. Daar is ondertussen al enige tijd geleden een Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt (WeComV) voor opgericht, en ik wou eens informeren naar de stand van zaken daarrond. Wanneer kunnen we beoordelingen verwachten van die nieuwe technieken, zodat de landbouwers daarmee aan de slag kunnen?
De voorzitter
De heer Tobback heeft het woord.
Bruno Tobback (Vooruit)
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Als deze saga en die beslissing van de Commissie één ding bewijst, dan is het dat hoe langer hoe meer het punt is genaderd en misschien zelfs is bereikt waarop zelfs de landbouwers die individueel correct en goed werken, het slachtoffer worden van het feit dat het hele systeem is ontspoord en dat men er niet in slaagt en niet bereid is om het hele systeem goed en correct te laten werken.
Het zijn diegenen die correct werken die vandaag het slachtoffer zijn van de excessen, truken, zijwegen en uitwegen die anderen blijven gebruiken en waarvoor ze in het verleden ook altijd steun hebben gekregen vanuit het beleid. In die zin onderschrijf ik misschien wel een aantal van de bedoelingen van de vraagsteller, maar heb ik toch wel mijn vragen bij de zoveelste technologische oplossing om weer eens een uitweg te vinden aan de inputkant.
Minister, ik wil toch benadrukken dat de essentie van dit alles is dat we een resultaat boeken. En het resultaat is niet een beetje meer mest gebruiken of een ander soort van mest, maar de verbetering van de waterkwaliteit realiseren. Hoe zult u dat de komende weken, maanden en jaren doen? Veel meer tijd dan dat is er niet meer, want hoe langer hoe meer landbouwers zullen op deze manier het slachtoffer worden van de cowboys in de sector. En de cowboys blijken met zeer velen te zijn in deze sector. Als je naar de resultaten kijkt, heb ik soms de indruk dat er hier meer cowboys dan indianen zijn.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, het is inderdaad duidelijk dat zowel de landbouwer die het goed bedoelt als de natuurbeschermer en de mensen die bezig zijn met proper water met hun rug tegen de muur staan. Hoever staat u met het uitwerken van die nieuwe regelgeving rond MAP 7? Op een bepaald moment hebt u aangekondigd dat de milieubeweging en de landbouworganisaties het nu maar samen moesten uitwerken. Hebt u zicht op de stand van zaken? Wanneer zal er een nieuw voorstel op tafel komen? Want dat lijkt mij nu wel zeer urgent te zijn als we stappen willen zetten in het verbeteren van de waterkwaliteit.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (cd&v)
Collega’s, ik sluit graag aan bij de vraagstelling. Ik beaam de volledige vraagstelling die collega Coel hier naar voren schuift en ook de elementen en de vaststellingen die we moeten doen op het vlak van milieukundige impact.
Ik zal het verduidelijken. Minister, dat Europa in dezen een actieplan verwacht op het moment dat de doelstellingen nog niet worden bereikt, is niet dadelijk nieuws, het is geweten. Dat zij voor de derogatie verwachten dat er een goedgekeurd actieplan is, is ook geweten. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Een plan dat was goedgekeurd door Europa? Was er een actieplan dat was goedgekeurd door Europa? (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Nee, ik heb begrepen dat er geen actieplan was dat was goedgekeurd door Europa. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Sorry, ik versta u niet. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Nu ben ik wel mijn draad kwijt, minister.
Het is duidelijk dat er een goedgekeurd actieplan moet zijn. De vraag is of we vandaag, aangezien dat plan er nog niet ligt, effectief naar een overgangsregeling kunnen gaan. Ik begrijp dat u hebt geprobeerd de deur open te zetten, ook bij Europa, maar dat dat momenteel nog niet is gelukt.
Zoals collega Coel ook onderstreept, is dat zowel vanuit landbouwkundig als vanuit milieukundig oogpunt natuurlijk heel raar, omdat net de derogatie ervoor zorgt dat je de grondstof, de mest, op een goede manier moet gebruiken en plaatsen in plaats van meer gebruik te maken van kunstmest. Doordat de derogatie niet wordt toegepast, zet je net de deur open om meer kunstmest, chemische meststoffen, aan te moedigen. Ik veronderstel dat we er allemaal van overtuigd zijn dat dat net een nadelig effect is. Naast dat nadelige effect op de productie van chemische meststof heeft het ook een nadelig effect op de bodemkwaliteit. Uit de wetenschappelijke onderbouwing in het verleden en de resultaten van de derogatie kunnen we alleen maar vaststellen dat die derogatie een positief effect heeft, zowel op milieukundig als op landbouwkundig vlak.
Minister, ik hoop dat dat is meegenomen in de motiveringsaanvraag bij Europa. Ik begrijp dat er eerst iets geweten moet zijn over het actieplan. Er is momenteel overleg tussen de partners. Ik verwacht daar de eerstkomende dagen en weken resultaten van te zien, zoals u hebt aangegeven. Maar op het moment dat er nieuwe voorstellen op tafel liggen, bent u dan ook bereid om die derogatieaanvraag als eventuele overgangsregeling opnieuw op tafel te leggen, met de motivering en de onderbouwing volgens de wetenschappelijke ervaring uit het verleden?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Ik wil misschien eerst en vooral zeggen dat ik het inderdaad betreur. Ik denk dat de minister toch wel heel hard heeft getrokken aan dat MAP 6+, waarmee we in de schoot van de regering heel wat maatregelen hadden beslist. Dat is dan naar het parlement gekomen en door bepaalde groepen afgezwakt, waardoor er inderdaad geen akkoord meer was en ook ineens geen MAP 6+. Ik betreur dat dus. De Europese Commissie heeft dan natuurlijk gezegd dat die derogatie niet zal doorgaan. Hoe je het ook draait of keert, dat heeft meegespeeld in de weigering van de derogatie. Ik vind dat heel jammer. Dat is vooral ook heel jammer voor heel wat landbouwers.
Het plan dat de VLM vervolgens aan de Europese Commissie had voorgelegd, werd daar wel degelijk enthousiast onthaald, maar omschreven als ‘nog onvoldoende’. Ik wil daar heel duidelijk over zijn, er is toen heel veel kritiek gekomen op het plan van de VLM. Ik had de VLM toen ook ‘blanco’ gegeven en gezegd dat ze het probleem kennen en weten wat de Europese Commissie van ons verwacht. Wij hebben al zes mestactieplannen gehad, natuurlijk tot grote ergernis en frustratie van heel wat landbouwers. Het moest dus op een andere manier. De expert en die mensen zijn toen aan het werk gegaan en hebben de contouren ook voorgelegd aan de Europese Commissie. Ze zeiden daar toen dat het de goede richting uitging, maar hebben toen ook wel meegegeven dat het onvoldoende was.
Bon, het heeft dan in de krant gestaan en toen hebben de minister van Landbouw en een aantal partijvoorzitters gezegd: “Het is ‘no pasaran’ voor ons”, met alle gevolgen van dien. Vervolgens kwamen de brieven van de Europese Commissie, waarin ze heel duidelijk zeggen waar het op staat.
Ik ben van mening dat we inderdaad op twee fronten moeten werken: de technologische vernieuwing en de innovatie. De werkzaamheden zijn ook gestart binnen die commissie. Ik ga mezelf daar niet in moeien. Ik vind niet dat de politiek moet tussenkomen in het werk van de commissie, dat mag zelfs niet. Het is van groot belang dat die commissie onafhankelijk te werk kan gaan, en ik wacht dan ook met veel ongeduld op de technologieën die zij goed bekeken hebben en ook voorstellen.
Maar – en daar deel ik wel de mening van collega Tobback – de waterkwaliteit verbeteren betekent … En er zijn heel wat landbouwers die het goed doen. Ik heb daar ook de afgelopen weken bezoeken gehad, en heb de komende weken nog bezoeken. Dat zijn landbouwers die al jaren geleden de transitie hebben ingezet en weg zijn van die intensieve landbouw. Dat is bijzonder goed nieuws, en nu moeten we dus zien dat we al de rest ook meenemen in dat positieve verhaal, want dat is een goed verhaal voor die landbouwers. Maar de hoeveelheid mest die daar aanwezig is, moet ook wel naar beneden en dat betekent minder dieren. We zijn met de varkenssector overeengekomen dat we gaan proberen richting 30 procent minder te gaan.
Ik verwacht van de Europese Commissie binnenkort ook positief nieuws zodat we die call kunnen brengen waarop de varkensboeren zich kunnen inschrijven.
In verband met de derogatie: Nederland heeft die ook gevraagd. We zien in Nederland dat de Europese Commissie steeds strenger toekijkt op de maatregelen. De overleggroep is goed aan het overleggen, ik krijg daar wekelijks feedback van. Ik vind dat dus goed en vind dat we ze verder moeten laten doen. Zij beseffen, denk ik, ook goed dat ze met resultaat moeten komen en dat we met maatregelen moeten komen die effectief zijn en ook resultaten moeten opleveren. Want de Europese Commissie kijkt ook met grote ogen naar ons. Ik hoor wel – en daar wil ik mee afsluiten – dat daar goed wordt gesproken, in vertrouwen, en dat daar vooruitgang wordt geboekt. Ik vind het heel goed nieuws dat daar vooruitgang is en wij volgen dat verder op. Maar ik denk dat het probleem heel duidelijk is en dat het geen zin heeft het te ontkennen.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Dank u wel aan de collega’s om aan te sluiten en aan de minister voor de bijkomende antwoorden.
Ik denk dat we het op zich allemaal over eens zijn dat de mestdruk omlaag moet in Vlaanderen om de waterkwaliteit die we voor ogen hebben, te kunnen bereiken. Wat mij betreft, zal dat een combinatie moeten zijn. De cowboys moeten eruit, want dat gaat ten koste van de landbouwers die het goed voorhebben en met goede praktijken werken. Anderzijds vind ik toch wel dat we als Vlaamse innovatieve regio de technologie voldoende kansen moeten geven als die ertoe kan bijdragen om zowel de rendabiliteit van onze landbouwbedrijven als de milieudruk, circulariteit en autonomie te versterken.
Ik ben het volledig eens dat die WeComV in alle onafhankelijkheid technologieën moet kunnen beoordelen. Er moet geen politieke druk zijn om een bepaalde technologie voor te trekken of sneller goed te keuren. Maar ik denk dat het wel belangrijk is om perspectief te geven aan onze landbouwsector en dat er toch een soort van tijdskader en werkwijze publiek gemaakt wordt, zodat onze landbouwers weten wat er in het traject kan gaan, hoelang het ongeveer zal duren vooraleer iets ter beschikking is of of ze al dan niet iets kunnen gebruiken, zodat de nodige investeringen opgebouwd kunnen worden.
Wat betreft de RENURE, blijf ik toch pleiten dat dat onder die drempel van 170 kilogram dierlijke mest per hectare kan blijven. Ik denk dat dat echt zou kunnen bijdragen aan het beter gebruik van onze mest.
En ik kijk samen met u uit naar het resultaat van het overleg rond MAP 7. Ik hoop dat de landbouw, de milieu- en natuurorganisaties, de administratie en de politiek samen hun schouders kunnen zetten onder een kader dat de doelstellingen voor het eerst binnen bereik brengt. Ik kijk dus uit naar de resultaten op korte termijn. Dank u.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.