De voorzitter
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Voorzitter, mijn vraag gaat over de afstemming tussen het mestactieplan (MAP) en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
Op de opening van Agriflanders lanceert de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) een persbericht over het Mestrapport 2022. Uit de jaarlijkse rapportage over de resultaten van het mestbeleid blijkt dat MAP 6 niet de verhoopte resultaten behaalt. De kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in landbouwgebied evolueert niet snel genoeg en de afstand tot de waterkwaliteitsdoelen is nog heel veraf. Dat is teleurstellend, zowel voor wie grote inspanningen leverde als voor ons leefmilieu. De veedichtheid in Vlaanderen ligt significant hoger dan in de rest van Europa. West-Vlaanderen kent het hoogste aantal varkens per hectare. Ook in het Meetjesland, het Waasland, de Noorderkempen en Noord-Limburg ligt de veedichtheid hoog, vooral van varkens en runderen. In 2021 werd 128,9 miljoen kilogram stikstof en 59,7 miljoen kilogram fosfaat uit dierlijke mest geproduceerd in Vlaanderen.
Na een periode van gestage verbetering van de nitraatgehalten in het MAP-meetnet stelden we in de periode 2017 tot 2021 erg hoge overschrijdingspercentages vast, met een piek in 2018 en 2019 voor 39 procent van de MAP-meetpunten. In het winterjaar 2021-2022 zien we een verbetering van het percentage meetpunten, met een overschrijding van 22 procent. Deze verbetering is vooral toe te schrijven aan het feit dat het voorjaar van 2022 erg droog was, waardoor er veel minder vroege uitspoeling was. Als we op het niveau van de provincies inzoomen, dan stellen we vast dat er een sterke correlatie is tussen het aantal dieren en het aantal MAP-meetpunten met een overschrijding van de nitraatresidudrempelwaarde. Vooral West-Vlaanderen en Antwerpen scoren slecht. We zien dit weerspiegeld op bekkenniveau: het grootste aantal overschrijdingen wordt vastgesteld in het bekken van de IJzer, de Leie en de Maas.
De gebieden waar de overschrijding van nitraatconcentraties in het oppervlaktewater het grootst zijn, zijn de rode gebieden uit het Mestrrapport en situeren zich in West- en Oost-Vlaanderen en de Kempen. Dat is eigenlijk een herhaling van wat ik daarnet zei.
De VLM trok met de publicatie van het Mestrapport nog eens aan de alarmbel: er is onvoldoende verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit. Het doel in MAP 6 voor 2022 is een daling met 4 milligram nitraat per liter voor alle afstroomzones met onvoldoende waterkwaliteit. De gemiddelde nitraatconcentratie in de gebiedstypes oppervlaktewater 1, 2 en 3 is in winterjaar 2021-2022 met 0,9 milligram nitraat per liter gedaald ten opzichte van de uitgangssituatie van MAP 6. Dat is onvoldoende. Ook in het grondwatermeetnet zien we geen verbetering van de waterkwaliteit.
Wat duidelijk af te leiden valt uit de opeenvolgende mestrapporten, is dat het mestbeleid onvoldoende klimaatrobuust is. Met toenemende periodes van extreme droogte en hevige regenval wordt de impact van correcte bemesting, bodembeheer en de teeltkeuze op de waterkwaliteit steeds duidelijker.
Tegelijkertijd zien we ook dat de omvang van de veestapel een bepalende impact heeft op de waterkwaliteit.
Varkenshouders die in deze specifieke MAP-gebieden boeren, en dus een zware impact hebben op onze waterkwaliteit, vallen niet per definitie onder de voorwaarden om te kunnen intekenen op de vrijwillige opkoopregeling van het stikstofakkoord. Kleine varkensboeren met een impactscore met betrekking tot stikstof die lager is dan 0,5 procent en die dus niet zullen kunnen genieten van de subsidieregeling, dreigen in de kou te blijven staan. Zij zien bovendien nog bijkomende strengere mestnormen vanuit MAP 7 op hen afkomen. Zij ervaren dat als een uitzichtloze situatie. Het welzijn van deze kleinere familiale varkensboeren staat ontzettend onder druk. De milieuorganisaties en landbouworganisaties zijn momenteel een voorstel aan het uitwerken over het nieuwe mestactieplan, MAP 7.
Ondertussen is de Vlaamse Regering aan het onderhandelen over de PAS. Groen dringt al maanden aan op een afstemming tussen die twee processen. Tot nu toe horen wij dat beide processen nog altijd los van elkaar worden gevoerd.
Een oplossing zou kunnen zijn om bedrijven die een impactscore hebben met betrekking tot stikstof die lager is dan 0,5 procent, maar wel – door cumulatie of individueel – een significante impact hebben op het milieu, de gezondheid en/of de basisnatuurkwaliteit, ook de kans te geven in te tekenen op een vrijwillige opkoopregeling.
Minister, hoe zult u beide processen op elkaar afstemmen? Hoe zult u dat aanpakken?
Bent u bereid om die vrijwillige opkoopregelingen ook mogelijk te maken voor bedrijven met een impactscore lager dan 0,5 procent als die bedrijven kunnen aantonen dat ze daarmee een significante bijdragen leveren aan het verbeteren van het milieu, de gezondheid en de basisnatuurkwaliteit?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Collega, u weet dat de Programmatische Aanpak Stikstof een omvangrijk pakket maatregelen bevat, over alle sectoren heen, om de emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak terug te dringen. Een aantal doelstellingen en maatregelen van de PAS dragen bij tot het verminderen van productie van dierlijke mest in Vlaanderen. Ik denk aan de overkoepelende doelstelling om in 2030 de varkensstapel met 30 procent te reduceren en aan het schrappen van de mogelijkheid van nutriëntenemissierechten, mits er mestverwerking plaatsvindt. In dat opzicht draagt de PAS ook bij tot het realiseren van de doelstellingen inzake waterkwaliteit die in het mestactieplan centraal staan. Omgekeerd kunnen maatregelen die in het kader van het MAP aan de orde zijn om de waterkwaliteit te verbeteren, ook leiden tot een vermindering van de stikstofemissies en van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Het is dan ook logisch dat de teams die binnen mijn administratie instaan voor elk van beide dossiers altijd nauw met elkaar overleggen. Ook als we op politiek niveau bezig zijn met de PAS, zorgen we ervoor dat de maatregelen die daarvoor worden genomen, passen voor andere doelstellingen, de Habitatdoelstellingen, de richtlijnen voor nitraat, enzovoort.
Aan de vrijwillige stopzettingsregeling van de varkenshouders, die deel uitmaakte van het Krokusakkoord, is sindsdien hard gewerkt. Wij wachten nog op de definitieve goedkeuring door de Europese Commissie van de voorziene regeling. Ik hoop dat we daar zo snel mogelijk een antwoord op krijgen. Alles staat klaar en wij kunnen de oproep doen. De oproep zal een maand openstaan voor alle varkenshouders met een impactscore hoger dan 0,5 procent. De Vlaamse Landmaatschappij en het Departement Landbouw en Visserij zullen de aanvragen gezamenlijk behandelen.
Wij moesten die impactscore van hoger dan 0,5 procent erbij zetten, omdat je voor Europa een uitleg moet hebben waarom je die uitbetaling doet. Die 0,5 procent is gelinkt aan de impact.
Wij hebben hier 200 miljoen euro voor voorzien. U hebt een punt: in sommige gebieden zullen varkensboeren niet aan die 0,5 procent komen. In geval van onderbenutting van het voorziene budget kan overwogen worden om de vrijwillige opkoopregeling uit te breiden naar andere gebieden. Dat zullen we bekijken op basis van een analyse van de bedrijven die ingetekend hebben. Het is logisch dat we dat zullen doen.
Een centraal uitgangspunt hierbij is dat de middelen die we inzetten om bedrijven te vergoeden voor stopzetting, maximaal milieuresultaat moeten opleveren. De Europese Commissie heeft immers per brief aan Vlaanderen duidelijk gemaakt dat er een zeer grondige evaluatie nodig is van de nitraatactieprogramma’s en van de onderliggende oorzaken van de ernstige verontreiniging. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan structurele redenen, zoals de druk van de veehouderij. Het is van essentieel belang dat het zevende nitraatactieprogramma de noodzaak en ernst van de impact van de landbouw op de waterkwaliteit in Vlaanderen weerspiegelt en de onderliggende structurele oorzaken aanpakt op een manier die evenredig is met de omvang van het probleem.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, als de 200 miljoen euro niet besteed wordt, is het inderdaad goed dat er ruimer kan worden gekeken. Zeker in de regio waar ik vandaan kom, en de omstreken, lijkt het toch zeer belangrijk dat de landbouwers die een impactscore hebben die lager is dan 0,5 procent, ook aanspraak kunnen maken op die middelen, omdat dat meteen ook een oplossing zou kunnen betekenen voor de gebieden waar de waterkwaliteit slecht is als gevolg van de aanwezigheid van die landbouwbedrijven. Dat zouden dus twee vliegen in een klap kunnen zijn. Zo kunnen we een maximaal effect verkrijgen.
Minister, u gaf terecht aan dat het zeer belangrijk is om werk te maken van een goede mestregeling. Nu stel ik wel vast dat de Vlaamse Regering de gebiedsindelingen voor de afstroomzones heeft bijgesteld. Dat moet om de twee jaar gebeuren. Dat is goedgekeurd, maar wat blijkt nu? Ze zijn bijgesteld en versoepeld. Daar werd ook gesteld dat MAP 6 daar nog wat verder mag werken. Ondanks de negatieve evaluatie van de resultaten van de doorwerking van MAP 6 betekent dat dat er vanaf nu in de feiten eigenlijk een versoepelde regeling wordt toegelaten, en dat terwijl milieu- en landbouworganisaties nadenken over het efficiënter maken van die regelgeving, opdat de inspanningen die landbouwers doen, ook effectief zouden leiden tot een properdere omgeving. Dat lijken mij twee tegenstrijdige beslissingen. Ik vind dat heel moeilijk. Waarom legde u een versoepeling van de toepassing van de wetgeving voor, terwijl er binnenkort een verstrenging zal moeten worden voorgesteld? Geeft u hiermee geen tegenstrijdig signaal aan onze landbouwers?
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (cd&v)
Voorzitter, collega’s, elke regelgeving heeft haar doelstellingen en we moeten die doelstellingen nastreven. En of je daar dan gelijkaardige instrumenten voor kunt inzetten, is een element dat kan worden overwogen.
Minister, ik wil even ingaan op het punt van de opkoopregeling waarnaar u hebt verwezen. U stelt dat u daar zo snel mogelijk klaarheid in zult krijgen. U hebt de hoop om dat zo snel mogelijk te kunnen doen al enkele keren uitgesproken. Ook op het terrein is de druk hoog om daar zo snel mogelijk klaarheid in te krijgen.
Minister, kunt u zo snel mogelijk wat meer specifiëren wat u verwacht, welke stappen nog noodzakelijk zijn en wat het eventuele knelpunt is? Kunt u meer duiding geven over wat u verwacht rond die opkoopregeling? We beschouwen het als een maatregel en anderzijds ook als flankerend beleid, maar als het zo moeilijk is om daarvoor goedkeuring te krijgen, doet dat veel mensen twijfelen en dan stellen zij zich daar vragen bij. Kunt u zo snel mogelijk iets meer specifiëren en daar zicht op geven voor de mensen op het terrein?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Ik ga even in op die uitkoopregeling. We hebben heel veel contact met de Europese Commissie – maar misschien is mijn contact met de Europese Commissie minder goed dan het contact dat anderen daarmee hebben. Wij moeten pagina’s lange antwoorden formuleren over die regeling. Zij hebben ons vorige week laten weten dat ze hopen eind deze maand met een definitief standpunt te kunnen komen. Het is een kwestie van een aantal weken. Maar zowel wij als onze administratie blijven daarop aandringen. Ik besef immers heel goed dat dat heel belangrijk is voor heel veel varkensboeren die daarnaar kijken. Wij hebben nu die norm van 0,5 procent. Ik herhaal dat het budget van 200 miljoen euro echter misschien te veel zal zijn om alleen die 0,5 procent te nemen. We hebben in de schoot van de regering dan ook afgesproken dat we daarin wat breder zullen kunnen gaan.
Mevrouw Schauvliege, we hebben niets versoepeld wat die kaarten betreft. We zijn door de decreetgever verplicht om die evaluatie te doen. U kunt van mij niet verwachten dat ik dat negeer, want dat is zo bepaald door de decreetgever. Het had inderdaad te maken met een erg natte zomer van 2021. Wanneer je de gemiddelden van de laatste twee jaren neemt van wat het decreet oplegt, leek er daardoor inderdaad een vooruitgang te zijn. Ik kan die kaarten moeilijk gaan veranderen. Het is nu zo. We hebben de decreetgever gevolgd. Het had te maken met die erg natte zomer. We hebben aan zowel de milieu- als de landbouworganisaties overgemaakt wat de kaart is, waarmee het te maken heeft en wat we daarmee moeten doen. Het is uit den boze om aan die kaarten zelf te beginnen kleuren of wat dan ook. Daar gaan we niet aan beginnen. We hebben gewoon gevolgd wat de decreetgever aan ons heeft opgelegd.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, de Groenfractie pleit er al lang voor om een integrale visie op de toekomst van de landbouw binnen de draagkracht van Omgeving, Milieu en het landbouwbeleid te voeren.
Tot mijn toch wel aangename verrassing hoorde ik u dat vorige week op een debat bij de boekvoorstelling ook zeggen. U pleit eigenlijk ook voor het opmaken van een toekomstvisie. Minister, ik wil er dan ook op aandringen dat u wat u in debatten verklaart, ook aan uw collega’s in de Vlaamse Regering vertelt en dat u daar werk maakt van die visie. Want ik stel alleen maar vast dat er door het gebrek aan zo’n toekomstvisie eigenlijk in containers wordt gewerkt en dat er op elk probleem een nieuwe regelgeving wordt gezwierd waardoor Jan met de pet, de landbouwer en ook de natuurbeschermer, het bos door de bomen niet meer zien, dat we met een complex verhaal zitten en vooral een niet-effectieve wetgeving, een wetgeving die niet leidt tot de bescherming van mens en milieu. Minister, ik roep u nogmaals op om, in plaats van te verklaren dat dat zou moeten gebeuren, daar samen met uw collega’s uw schouders onder te zetten, om te stoppen met de oorlog die daar wordt gevoerd en te werken aan die integrale visie, zodat zowel de natuur, het milieu als de landbouwer een toekomst hebben in Vlaanderen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.