De voorzitter
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (cd&v)
Minister, dat wij ervoor pleiten om zo snel mogelijk en zo veel mogelijk innovatieve technieken te erkennen om stikstofreducties waar te maken, is niet nieuw. We hebben daarover hier al een aantal keren vragen gesteld, zeker aangezien ondertussen de erkenningen van overheidswege drie jaar hebben stilgelegen. Nochtans is het de wil van de overheid om stikstof te reduceren. Met andere woorden, de nood op het terrein om die nieuwe technieken zo spoedig mogelijk erkend te krijgen, is bijzonder groot.
De Vlaamse Regering heeft bij besluit van 21 mei 2021 en middels toevoeging van artikel 2.17.1 in VLAREM II (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) in een rechtsgrond voorzien voor de oprichting van een Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt (WeComV), alsook een Administratief Team Luchtemissies Veeteelt. Pas op 29 augustus 2022 hebt u bij besluit de nadere regels voor de samenstelling en de werking van het WeComV vastgesteld, en op 17 november 2022 heeft de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) de samenstelling van het WeComV bekendgemaakt.
De opdracht van het WeComV betreft “alle aangelegenheden inzake luchtemissies door veehouderijen en mestverwerking” inzonderheid met betrekking tot “ammoniak, fijnstof, geur, biologische agentia en broeikasgassen”, en behelst zowel advies als onderzoek, zowel op ministerieel verzoek als op eigen initiatief. Het WeComV, aldus nog de Vlaamse Landmaatschappij, “speelt een rol bij de beoordeling van technieken en maatregelen om de emissies gerelateerd aan de veeteelt en de mestverwerking te reduceren”. Ter zake staan het WeComV twee lijsten ter beschikking. Voor varkens en pluimvee is er de bij ministerieel besluit van 19 maart 2004 vastgestelde lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen, de zogeheten AEA-lijst. Voor alle diersoorten, dus ook rundvee en geiten, is er de lijst met ammoniakreducerende maatregelen en technieken in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof, of de PAS-lijst.
In uw antwoord op mijn vraag in de commissievergadering van 15 november stelde u: “Ik ben mij ervan bewust dat er veel technieken aan het komen zijn. Dat zal allemaal worden bekeken. U weet dat ik de technieken voor AEA-stallen voor pluimvee en varkens erken. De PAS-lijst wordt nu administratief opgemaakt, rekening houdend met het advies van het WeComV.”
Deze vraag werd opgesteld nog voor er een briefwisseling was vanuit de ketenpartners, maar was eigenlijk ook voor een stuk ingegeven door nazicht op de website van de VLM: op welke manier kan die procedure nu worden gevoerd? Ik moet vaststellen dat op de website twee soorten procedures worden aangegeven, enerzijds de huidig geldende procedure en anderzijds een toekomstig geldende procedure. De huidig geldende procedure is echter heel duidelijk beperkt tot varkens en pluimvee. Met andere woorden, nieuwe technieken kunnen niet worden aangemeld om effectief tot erkenning over te gaan. Eigenlijk ligt de aanvraag voor nieuwe technieken dus nog altijd totaal stil. Dat maakt me bezorgd in dezen.
Ik heb voor de schriftelijke vraagstelling moeten vaststellen dat er de afgelopen drie jaar heel wat aanmeldingen voor erkenningen voor diverse diersoorten zijn gebeurd. Worden die allemaal ter harte genomen, of is dit inderdaad beperkt tot pluimvee en varkens en hoe gaat men er dan toch voor zorgen dat ook voor andere diersoorten technieken kunnen worden aangemeld? Ik leid heel duidelijk af uit de briefwisseling met de ketenpartners dat dat ook bij hen een bezorgdheid is die leeft. Ze hebben ook nog vragen rond proefstallen. In het verleden hebben wij ook gevraagd om daar rekening mee te houden of iets uit te bouwen daaromtrent. U weet ook dat we met betrekking tot de technieken die in Nederland zijn erkend, de procedure hier graag versneld doorlopen zouden zien.
Minister, mijn vraagstelling is dus opgemaakt vanuit die bezorgdheid. Ik wil u dus het volgende voorleggen. Is het Administratief Team Luchtemissies Veeteelt reeds samengesteld? Zo ja, wanneer en met welke ambtenaren? Zo niet, waarom nog niet? Kan het WeComV vandaag reeds technieken of maatregelen beoordelen op grond van beide bestaande lijsten? Zo ja, gebeurt dat dan ook? Hoeveel zijn er al beoordeeld? Graag had ik dat per diersoort. Hoeveel zijn er al erkend? Ook dat graag opgesplitst per diersoort. Zijn deze erkenningen nieuwe technieken of maatregelen die men de afgelopen drie jaar al had aangemeld als nieuwe techniek of maatregel? Hoeveel van deze erkenningen zijn een herwaardering van technieken of maatregelen die reeds op een van de lijsten waren opgenomen?
De voorzitter
Kunt u afronden?
Tinne Rombouts (cd&v)
Mag ik mijn vraag verder stellen?
Kunnen nieuwe stikstofreducerende technieken of maatregelen voor de diverse diersoorten, dus ook andere dan varkens en pluimvee, worden aangemeld om erkend te worden op deze lijst? Hoe? Zo neen, waarom gebeurt dat dan nog niet? Wanneer kan een lijst van emissiereducerende technieken (ER-lijst) worden verwacht? Wanneer kan de eerste beoordeling respectievelijk erkenning worden afgerond?
U stelt expliciet dat u de AEA-lijst vandaag enkel voor pluimvee en varkens opmaakt. Waarom is dat beperkt? Indien daarvoor wordt verwezen naar de VLAREM-regeling, waarom hebt u dat nog niet via een regeringsbesluit aangepast? Maakt u een koppeling tussen de vaststelling van de ER-lijst of de erkenning van de technieken en maatregelen enerzijds en het akkoord over de definitieve Programmatische Aanpak Stikstof anderzijds? Kunt u verklaren waarom onder andere in het klimaatbeleid, en met name bij het methaanbeleid en het CO2-beleid, veel hoop op innovatie wordt gevestigd, terwijl men voor het stikstofbeleid, met name voor het ammoniakbeleid, getuigt van minder geloof in innovatie?
De voorzitter
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Steven Coenegrachts (Open Vld)
Minister, we hebben het hier in deze commissie al verschillende keren gehad over innovatieve technieken die de stikstofuitstoot, onder andere de ammoniakuitstoot, naar beneden zouden moeten kunnen brengen. We hebben daar nood aan nieuwe technieken. Het is niet dat ze niet bestaan, wel dat er meer erkend zouden moeten worden, zowel technologische als voedermaatregelen.
Collega Rombouts heeft ernaar verwezen, in de keten hebben zes organisaties aan de alarmbel getrokken om te vragen dat het Wetenschappelijk Comité dat die technieken moet erkennen, versneld aan de slag kan gaan. Het gaat onder andere om meetprotocollen voor geventileerde stallen. Een van de meest bekende voorbeelden zijn de pocketvergisters. Dat is een techniek die de boeren de mogelijkheid geeft om eigen brandstof te produceren bijvoorbeeld, vervangers van kunstmest te maken en fossiele brandstoffen achter zich te laten. Het is een techniek die in Vlaanderen wel geproduceerd wordt, maar vooral in Europa geïnstalleerd wordt, ook door onze manier om deze technieken te erkennen.
Ik begrijp dat er ongeveer 23 technieken op de wachtlijst staan om beoordeeld te worden door het Wetenschappelijk Comité. Dat verklaart ook de vraag vanuit de organisaties.
Daarom heb ik volgende vragen voor u, minister.
Tegen wanneer zullen de huidige 23 technieken ten vroegste geoperationaliseerd kunnen worden?
Moeten we een tandje bij steken om nieuwe technieken en ruimte voor experiment te versnellen, gelet op de tijdsdruk, in het bijzonder voor de rundveehouderij?
Welke concrete initiatieven zult u nemen om de erkenning van dit soort technieken op de PAS-lijst te brengen, te versnellen?
Komt er op korte termijn een proefstalregeling en zullen regelluwe zones worden erkend? Zo ja, tegen wanneer? Zo neen, waarom niet, en waarop wacht u?
Minister, zult u een oplossing uitwerken voor natuurlijk geventileerde stalsystemen?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Zowel het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt als het Administratief Team Luchtemissies Veeteelt is samengesteld en operationeel.
Op 10 november 2022 heb ik het besluit getekend waarmee de samenstelling van het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt bepaald is. Ik heb aan het WeComV een werkagenda overgemaakt. Als eerste opdracht zal het WeComV een advies opmaken over de 23 reeds aangemelde technieken.
Op 27 januari 2023 tekende ik een besluit dat de samenstelling van het Administratief Team Luchtemissies Veeteelt vastlegt. Het secretariaat hiervan wordt waargenomen door de VLM.
Het WeComV adviseert over de wetenschappelijke deugdelijkheid van de emissiereducerende technieken. Het Administratief Team bestaat naast het WeComV, en adviseert over alle administratieve aangelegenheden inzake luchtemissies door veehouderijen en mestverwerking, met name over ammoniak, fijn stof, geur en broeikasgassen.
Zowel het WeComV als het Administratief Team brengen dus een advies uit over aangemelde technieken. Op basis hiervan zal ik een beslissing nemen over het al dan niet erkennen van een maatregel of techniek. Het is op dit moment moeilijk in te schatten wanneer de technieken en maatregelen operationeel zullen zijn. Het WeComV is zich bewust van de tijdsdruk en zal in eerste instantie de voorliggende aanvragen adviseren, dus de 23. Voor het eerste dossier, behandeld op 1 maart, zijn er aan de aanvrager bijkomende vragen gesteld waardoor deze nog eens 120 dagen de tijd heeft gekregen om die te leveren. Het WeComV is zich natuurlijk bewust van het belang om voort te werken. Dat doen ze ook, maar ze moeten het ook grondig kunnen doen, dus ik ga daar niet achter zitten, ze moeten dat op een fatsoenlijke manier kunnen doen.
Diegenen die de technieken aanvragen zijn er natuurlijk van overtuigd dat de techniek juist is, maar het is dan wel de taak van het WeComV om dat na te gaan, bijkomende vragen te stellen en dat ook nauwkeurig te doen. Ik vind dat belangrijk, want eenmaal de techniek is erkend, moet deze ook werken en moet ze ook tot reducties leiden. Ik ga me dus niet inhoudelijk moeien met de wetenschappers en ingenieurs. Zij zijn zich bewust van de tijdsdruk, maar ze moeten de kans krijgen om er voldoende grondig naar te kijken en toekomstbestendige adviezen af te leveren.
Op dit moment zijn er vier dossiers in behandeling door het WeComV, en zijn er ook verschillende in behandeling bij het administratief team. In de PAS is ook afgesproken dat proefstallen kunnen worden vergund als dit gebeurt op expliciete vraag van de WeComV, en wanneer dit gebeurt onder strikte wetenschappelijke opvolging. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat een proefstalvergunning een achterpoort wordt in de regelgeving. Dat moeten we dus vermijden. Het kan dus maar wanneer de WeComV toestemming heeft gegeven voor zo’n proefstalvergunning.
Momenteel is er een formele rechtsgrond in het VLAREM voor de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen en dit voor varkens en pluimvee. De lijst van andere technieken wordt beheerd door het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) in de zogenaamde PAS-lijst.
Zoals jullie weten is het de bedoeling om de AEA-lijst en de PAS-lijst samen te voegen en daar via het Stikstofdecreet rechtsgrond aan te geven zodat we beide lijsten kunnen samenvoegen tot een eengemaakte lijst van emissiereducerende technieken, de ER-lijst.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (cd&v)
Minister, bedankt voor uw antwoord, maar sta me toe te zeggen dat ik teleurgesteld ben in het feit dat u mijn pertinente vraag eigenlijk volledig omzeilt. Ik heb heel duidelijk aangegeven dat er 23 technieken zijn. Dat wist ik al heel lang, via een schriftelijke vraag. Ik moet vaststellen dat het eerste dossier sinds 1 maart in behandeling is. Het staat buiten kijf dat die mensen goed werk moeten kunnen leveren, en ook dat ze dat op een onafhankelijke manier moeten kunnen doen, maar als ik u goed begrijp is het eerste dossier dus sinds 1 maart in behandeling. Dat baart me zorgen, als we al voor de zomer in het parlement de bespreking hebben gehouden en het WeComV hebben geïnstalleerd, en u er met spoed voor ging zorgen dat de dossiers behandeld zouden worden. Nog veel erger, minister – tenzij u mijn vraag niet begrepen hebt – is dat ik nog geen antwoord kreeg op de vraag wanneer technieken voor andere diersoorten kunnen worden aangemeld, om op de AEA-lijst te krijgen.
Ik ben het volkomen met u eens dat we er inderdaad voor moeten zorgen dat de technieken de juiste reducties realiseren, maar het is des te belangrijker dat de overheid ze ook erkent, en dan moet je ze op z’n minst kunnen aanmelden in de aanvraag. U verwijst nu heel duidelijk enkel naar de AEA-lijst voor varkens en pluimvee, maar u vermijdt totaal mijn vraag waarom u niet ook de andere diersoorten toelaat in de aanvraagprocedure. Bij deze dus uitdrukkelijk de vraag: hoe en wanneer zult u ervoor zorgen dat technieken voor alle diersoorten kunnen worden aangemeld bij het WeComV, bij het administratief team, om ook erkend te worden. Dat zijn dan andere technieken dan die voor varkens en pluimvee.
De PAS-lijst is inderdaad een aparte procedure. Ook daar ben ik wel bezorgd over waar mensen zich moeten aanmelden, want ik vind de aanmeldprocedure nergens terug. Als u me daarin wegwijs kunt maken, dat zou ook fijn zijn.
De voorzitter
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Steven Coenegrachts (Open Vld)
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik denk dat we in Vlaanderen vooral nood hebben aan een innovatieve mentaliteit, aan ruimte voor experiment. Ik denk dat men daar in Nederland anders mee omgaat en dat men sneller zegt: probeer het maar, en als het niet lukt dan mogen anderen dat niet meer gebruiken. Wij werken met heel strenge procedures op voorhand, vooraleer we nieuwe technieken introduceren. Ik vrees dat dit de innovatieve kracht van Vlaanderen een beetje afremt.
Vandaar mijn herhaalde oproep tot regelluwe zones, waar er ruimte kan zijn voor experiment en waar we vaker kunnen werken met proefstallen en dergelijke, om innovatieve technieken ook in Vlaanderen sneller ingang te doen vinden.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Het is logisch dat, als we voor innovatie in landbouw en in technieken zijn, dat we dan ook organisatorisch efficiëntie inzetten. Het kan niet zijn dat er enkel een urgentie is om akkoorden te maken. Als we problemen kunnen verhelpen met innovatieve toepassingen dan moet er ook daar een urgentie zijn en dan moet er ook efficiëntie zijn om de zaken georganiseerd te krijgen. Als de technieken kunnen worden toegepast moeten ze ook zo snel mogelijk ondersteund worden. Ik denk dat er aardig wat landbouwers zijn die in een situatie zitten waarbij ze zich vragen stellen over hoe het verder moet, en dat zij bereid zijn om in erkende innovatieve toepassingen te investeren en ze te gebruiken. Ik denk dus dat, als we de organisatie verbeteren en iedereen daar achter kan staan, we een serieuze vooruitgang kunnen boeken.
Bruno Tobback (Vooruit)
Minister, ik heb ook een bijkomende vraag. Wordt er bij de beoordeling van die nieuwe technieken ook gekeken naar de economische impact ervan? Het is geen geheim dat er aan de meeste van die nieuwe technologieën een kostprijs hangt, zowel qua investering als qua exploitatie. Daardoor versterken die de trend naar grotere bedrijven, grotere stallen, intensievere installaties, omdat het bijna onmogelijk is om het op een kleinschalige manier te doen, of in ieder geval om het kostenefficiënt op een kleine schaal te doen. Mijn vraag is: wordt er op een of andere manier, in deze procedure voor de wetenschappelijke commissie, of op een andere manier, ook naar de economische impact op bedrijven en op eventuele deeleffecten op de schaal, gekeken? Wordt dat meegenomen in de berekening?
Er is naar aanleiding van het stikstofakkoord – waar ik nu niet op zal terugkomen – door heel wat mensen gereageerd in de zin dat er toch een globalere visie zou moeten zijn op waar we met onze landbouw naartoe gaan. Die nieuwe technologie is een stuk een impliciete keuze om naar een grootschaligere, intensievere vorm van, minstens, veehouderij te gaan. Wordt dat meegenomen? Ik denk dat dat niet verkiesbaar is, voor alle duidelijkheid. Wordt dat meegenomen in die beoordeling, ja dan neen?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
Ik ben tot op heden nog geen minister van Landbouw, collega Tobback. De visie van waar we naartoe moeten met de landbouw in Vlaanderen, daar heb ik uiteraard een mening en een standpunt over. Uiteraard moet dat aangepast zijn aan de omgeving, aan de milieudrukken die we hier in Vlaanderen kennen. Maar het is denk ik niet aan mij om daar de visie uit te tekenen.
Ik probeer natuurlijk via mijn bevoegdheden, vergunningen, en via Leefmilieu, zoveel mogelijk naast die technieken te doen. Want het is ook niet dat alleen technieken de redding kunnen zijn, integendeel. Ik denk ook aan andere bedrijfsmodellen. Je moet niet per se aan schaalvergroting doen om een fatsoenlijk inkomen als landbouwer te hebben. Dat hebben we de afgelopen twintig jaar gezien. Het is niet dat het inkomen van die landbouwer er beter op is geworden. We zien dat waar andere bedrijfsvoeringen zitten, de landbouwers wel zeggen dat ze een goed inkomen hebben. Dat is dus een fundamenteel debat, waarvan ik wel vind dat het broodnodig gevoerd moet worden.
Die economische overwegingen worden niet gemaakt door het WeComV. Zij kijken louter naar het onderbouwde potentieel voor stikstofreducties. Ik zelf kan bij een techniek op advies van het WeComV ook kijken naar eventuele neveneffecten, zoals bijvoorbeeld het waterverbruik of het energieverbruik. Dat zijn ook allemaal zaken. Een techniek heeft natuurlijk geen zin als die techniek tot gigantisch energieverbruik of waterverbruik leidt. Ik denk dat we dat in zijn geheel moeten bekijken, en dat kunnen we ook doen.
Collega Rombouts, er kunnen dossiers worden ingediend voor alle diersoorten. Het ministerieel besluit (MB) is klaar. Ik moet het alleen nog tekenen. Ik heb daar de afgelopen weken geen tijd voor gehad. De aanmeldingsprocedure zal ook worden aangepast op de site, in lijn met het aangehaalde ministerieel besluit.
De voorzitter
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Tinne Rombouts (cd&v)
Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik begrijp, minister, dat u nu een MB zult ondertekenen waardoor alle diersoorten zich zullen kunnen aanmelden. Ik zou zeggen: voor mijn part bent u hier van uw taak ontslaan, bij wijze van spreken, en teken dat zo spoedig mogelijk, om ervoor te zorgen dat alle diersoorten en alle technieken inderdaad effectief een erkenning kunnen bekomen, zodat de mensen op het terrein het verschil kunnen maken dat ze willen maken.
De voorzitter
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Steven Coenegrachts (Open Vld)
Ik hoef geen slotwoord, voorzitter. Dank u.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.