Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 20 apr 2023 13:15 

De kloof tussen beleid en platteland


Vraag om uitleg over de kloof tussen beleid en platteland van Jeremie Vaneeckhout aan minister Zuhal Demir

De voorzitter

De heer Vaneeckhout bekommert zich over het platteland en over de visserij, maar hij zal hier vandaag een vraag stellen over het plattelandsbeleid, over de kloof tussen het beleid en het platteland. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)

De minister zegt over het succes van de BoerBurgerBeweging (BBB).

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Het is inderdaad naar aanleiding van het succes van BBB dat ik deze vraag stel. 

Collega’s hier in de commissie weten dat dit een thema is waar ik al een aantal jaren hard rond werk en waarvan ik ook weet dat los van de inhoudelijke insteken en de ideeën die we daarover hebben, het wel een gedeelde bezorgdheid is. Ik kijk ook naar de voorzitter en anderen. We verschillen soms hard van mening, maar ik weet wel dat alvast in deze commissie de uitdaging geschetst is. Ik verwijs ook naar de resolutie die daarnet besproken is door collega Vandenhove rond hetzelfde thema.

Maar minister, de grote overwinning van BBB in toch vooral landelijk Nederland zal de komende weken en maanden leiden tot een fundamenteel debat over de link tussen het bestuurlijke hart van Nederland in Den Haag en de buitengebieden, die zich niet vaak gehoord voelen. Er zijn allerlei verschilpunten te bepalen, maar je ziet tegelijk toch een aantal gelijkenissen met wat hier in 2019 al een stukje het signaal was van de kiezer en waar je ook een stukje geografisch verschil zag in de verkiezingsuitslag: in landelijke gebieden zagen we ook een enorme doorbraak van extreemrechts. Natuurlijk kunnen we daar allerlei meningen over uiten op Twitter. We kunnen daar boeken over schrijven, zoals ik gedaan heb. We kunnen allerlei andere debatten voeren. Maar het parlement hier leek me toch ook de plek om daarover het gesprek te voeren en te kijken op welke manier we daar misschien met het beleid en met partijen die verantwoordelijkheid rond willen nemen in dit land en daar in deze regio samen antwoorden op moeten formuleren.

Daarom stellen we de voorbije jaren een beetje ontnuchterd vast dat, als het gaat over het echt antwoorden op fundamentele uitdagingen op het platteland – ik denk aan mobiliteitsarmoede, de situatie van De Lijn, de situatie van de publieke infrastructuur zoals wegen, pleinen, maar ook als het gaat over grote eenzaamheid, een stukje onzichtbare armoede en heel wat andere uitdagingen die er zijn –, daar vandaag nog te weinig fundamenteel een antwoord op geformuleerd is. We hebben het de voorbije maanden ook in dit parlement, in deze commissie al vaak gehad over de toekomst van de landbouw. Er zijn heel veel verschillende manieren hoe we daar een antwoord op kunnen formuleren. Maar we kunnen niet zeggen, als je nu terugkijkt naar vijf jaar geleden, dat op dit moment het sentiment bij de landbouw is dat er een meer wervende toekomst ligt. In dat opzicht ben ik toch persoonlijk, ook namens mijn fractie, scherp over de mate waarin de uitdagingen van het platteland de voorbije jaren zijn opgenomen. In het kader van begrotingsbesprekingen hebben we hier regelmatig gesprekken over gehad. Ik weet dat er wel intenties zijn, maar middelen en beleid volgen vaak weinig.

Minister, ik heb een aantal vragen naar aanleiding van hetzelfde signaal in Nederland, wat trouwens een breed internationaal signaal is dat regelmatig bij verkiezingsuitslagen naar voren komt.

Hoe kijkt u zelf naar het succes van BBB? Ziet u er een kloof tussen beleid en platteland in die veel dieper gaat dan het stikstofdossier? Of hoe verklaart u de verkiezingsuitslag in Nederland? Ik heb ook gezien dat u de voorbije weken regelmatig te gast was bij onze noorderburen. Daar hebt u misschien ook nog een en ander geleerd.

Ziet u parallellen met Vlaanderen? Ik zie ook dat u de laatste dagen opnieuw op tournee gaat door Vlaanderen rond een aantal thema’s. Landbouw is een van de thema’s hier, maar we zijn ook de commissie Plattelandsbeleid, dus misschien kunt u heel uitdrukkelijk ook de rest van het platteland in ogenschouw nemen.

Wat leert de uitslag van de Nederlandse verkiezingen u voor het plattelandsbeleid in Vlaanderen?

Wat wilt u het komende jaar dat nog rest in deze legislatuur, van extra inspanningen doen?

De voorzitter

Minister Demir heeft het woord.

Minister Zuhal Demir

Dank u wel, collega. Ik heb inderdaad de eer en het genoegen gehad de voorbije weken regelmatig in Nederland te zijn geweest. Ik ga dat ook blijven doen. 

Je kunt het verkiezingsresultaat langs alle kanten analyseren en dat gebeurt ook. Wat is daar nu de reden voor? We zien ook dat in een aantal grote steden in Nederland, dus niet alleen op het platteland, op die partij is gestemd. Tijdens de verkiezingen werden verschillende thema’s door die partij aangekaart: de toeslagenaffaire, de pensioenen, de aardbevingen in Groningen, de asielcrisis, het uitblijven van stikstofbeleid na vier jaar in Nederland, wat tot grote frustraties leidt. Je kunt niet zeggen dat het met één item te maken heeft. Wat je heel veel hoort en ook leest in allerlei politieke analyses, is dat er een grote kloof is tussen wat Den Haag beslist en wat er leeft bij de burgers. Er is heel veel frustratie rond die verschillende thema’s. Niet alleen op het platteland, maar ook in de steden zien we dat er toch meer en meer een afstand komt tussen wat er leeft bij die burger en wat Den Haag beslist. Dat is net wat wij – zowel de Vlaamse als federale politici – moeten vermijden in Brussel. We moeten effectief bezig zijn met zaken waar de mensen mee bezig zijn. Neem de energiefactuur: qua wereldvreemdheid kan het wel tellen om daar dan nog eens een Europese koolstoftaks bovenop te gooien vanuit Europa. Er is heel wat frustratie bij de burgers, of het nu gaat over pensioenen of asiel. Het is veel breder dan alleen plattelandsthema’s zoals water- of luchtkwaliteit. Er is een grote kloof tussen de burger en de politici in Den Haag en ik denk dat je dat ook wel een beetje kunt vergelijken met Brussel. De politiek moet dringend connecteren met die burgers.

In de beleidsnota pleitte ik al voor een specifiek en zichtbaar plattelandsbeleid, naar analogie met het stedenbeleid, dat een effectief antwoord biedt op de specifieke plattelandsuitdagingen die bij uitstek interbestuurlijk en interdisciplinair zijn en dus niet generiek en sectoraal aangepakt kunnen worden. We zetten met de weinige budgetten die we hebben, heel fel in op landschapskwaliteit en biodiversiteit in de open ruimte als drager van de socio-economische en maatschappelijke functies, cruciaal op het platteland.

We hebben naar aanleiding van een enquête ook gezegd dat we gaan inzetten op de leefbaarheid van die dorpskernen door de sociale cohesie te versterken en participatie – het samenbrengen van de mensen, de bijeenkomsten – te stimuleren.

We hebben gezorgd dat de middelen voor plattelandsbeleid ingezet worden op het echte platteland, zodat ze minder versnipperd worden. Binnen het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) investeren we de komende vijf jaar meer dan 50 miljoen euro in deze plattelandsgebieden via ‘Liaison Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale’ (LEADER). De lokale burgemeesters en schepenen zijn daar natuurlijk bij betrokken, maar de inwoners ook. Daarnaast ben ik natuurlijk ook minister van Omgeving voor heel Vlaanderen en het is onze opdracht om ervoor te zorgen dat Vlaanderen een kwalitatieve leefomgeving blijft. Net zoals in Nederland is dat een grote opgave. We zien nog altijd open ruimte verdwijnen en omdat het klimaat steeds grilliger zal worden, moeten we ons beter wapenen tegen hitte, droogte en wateroverlast. Dat zijn zichtbare uitdagingen voor heel Vlaanderen, zeker ook op het platteland: lange periodes van droogte waarbij de mensen zich in de zomer afvragen om ze wel genoeg water gaan hebben. Bij gigantische regenval is er dan weer grote wateroverlast. Het is een van de grootste uitdagingen om de Vlamingen te beschermen tegen die gevolgen. Vandaar de Blue Deal, maar ook het klimaatadaptatieplan waar we in september nog eens 150 miljoen euro extra voor hebben vrijgemaakt.

We nemen ook initiatieven om de natuur te verbeteren en te versterken. Tot slot hebben we in Vlaanderen in 2019 bij de vorming van de regering de beslissing genomen om extra middelen te investeren in plattelandsgemeenten. Er is een nieuw fonds in het leven geroepen, het Open Ruimtefonds, waarmee we 2,4 miljard euro extra verdelen richting gemeenten en lokale besturen. Dat is naast het Stedenfonds en zo hebben we ook het bestaande Gemeentefonds wel wat rechtvaardiger gemaakt. 

De voorzitter

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik volg ten dele de analyse die u maakt over de afstand die er is tussen de Dorpsstraat en de Wetstraat. Ik denk dat dat inderdaad in Nederland het geval is, en ik denk dat dat ook hier het geval is.

Ik spreek u natuurlijk in deze commissie aan als coördinerend minister van Plattelandsbeleid, wat betekent dat ik u niet alleen aanspreek als minister van Omgeving. Voor mij is toch wel een deel van de analyse niet dat er per se alleen maar slechte dingen beslist worden in de Wetstraat, maar vooral dat er te weinig dingen beslist worden, en als ik kijk naar situaties op het platteland, dan is mijn grote analyse dat er eigenlijk een gigantisch uitstelgedrag is geweest de voorbije decennia voor het opnemen van problemen.

U zit zelf met een erfenis van een stikstofbeleid dat de voorbije decennia niet is opgenomen. We zien ditzelfde als het gaat over klimaatbeleid, we zien hetzelfde als het gaat over openbaar vervoer – de situatie van De Lijn is nog nooit zo slecht geweest. Laat me ook transparant zijn, want de situatie van de NMBS is even uitdagend op een aantal gebieden. Maar dus zijn er door de generatie politici voor ons – en dat is een scherpe boodschap, dat weet ik – eigenlijk gewoon problemen te lang uitgesteld, waardoor nu heel veel zaken op een kruispunt samenkomen en die leiden tot licht ontvlambare situaties, zowel electoraal, maar vooral maatschappelijk.

Als ik u dus aanspreek als coördinerend minister van Plattelandsbeleid, dan is dat omdat ik vind dat ons plattelandsbeleid niet van dezelfde ambitieorde is als ons grootstedenbeleid. Twintig, 25 jaar geleden werd in Vlaanderen beslist dat we een heel actief grootstedenbeleid voeren, en daar is minister Somers misschien een stukje het icoon van, die op een of andere manier heeft gezorgd dat steden zoals Mechelen, maar ook grotere steden zoals Gent en Antwerpen, de voorbije decennia wel een aantal stappen hebben gezet. Daar zitten ook nog altijd gigantische problemen en je zult me nooit horen zeggen dat geld moet verschuiven van de steden naar het platteland, want dat is de grootste fout die we zouden kunnen maken. Maar waar het platteland wel is blijven stilstaan, is op een aantal heel hoge uitdagingen. Ik heb al over openbaar vervoer gesproken. Ik spreek over armoede, waarover blijkt uit onderzoek – er is bijna geen onderzoek, maar als er onderzoek is – dat armoede veel meer verdoken is op het platteland, dat het taboe veel groter is. Als het gaat over mentaal welzijn, dan zijn de wachtlijsten in die landelijke gebieden groter, de hulpverlening staat veel verder af van wat mensen nodig hebben. Je hebt de eenzaamheidsproblematiek die er speelt.

Ik kies bewust natuurlijk een aantal van dat soort thema’s die niet in uw andere kernbevoegdheden zitten. Maar u bent minister van Plattelandsbeleid en voor mij gaat dat dus verder dan alleen uw omgevingsbeleid en beleid dat gaat over droogte, ruimte, klimaat of energie. Uiteraard is daar ook gigantisch veel werk en daar hebben we het in deze commissie en op andere plekken heel vaak over. Maar ik zou u willen uitnodigen om de ambassadeur te zijn van een breder plattelandsbeleid die ook de maatschappelijke uitdagingen nog breder op de agenda legt. U doet niets anders – ik zie u kijken –, maar dan is er nog werk om de andere ministers daarvan te overtuigen, want ik zie dat niet in de beleidsdaden.

Ik heb gisteren nog met minister Crevits debat gevoerd over de OverKop-huizen. Waar zijn er OverKop-huizen? Die zijn er in de grote steden. Die OverKop-huizen – dat mentaal welzijn bij die jongeren, en de instap vinden in die richting –, die zijn er veel minder in die landelijke gebieden. Dus er is uitstelgedrag, het ontbreken aan breed inzicht en kennis over de situatie op het terrein. We hebben bijvoorbeeld ook in Vlaanderen geen kenniscentrum rond plattelandsbeleid, wat we wel hebben rond grootstedelijke uitdagingen, maar niet rond plattelandsbeleid of toch niet van die ambitieorde dat het al die maatschappelijke thema’s in die mate samenbrengt.

Een laatste element is dat waar u mee afsluit, het Gemeentefonds. U verwijst naar het Openruimtefonds, maar als ik kijk naar wat de Vlaamse overheid de voorbije vier jaar extra heeft vrijgemaakt voor lokale besturen en als ik kijk naar de pensioentegemoetkomingen, dan is er uiteraard een inspanning gebeurd naar openruimtegebieden, maar die is te herleiden tot een heel beperkt deel van wat er massaal naar steden is gegaan via de pensioenfactuur en andere zaken.

Dus fundamenteel – en ik heb het daar in de Commissie Binnenlands Bestuur met minister Somers ook al over gehad – is ons Gemeentefonds verkeerd opgebouwd. Bent u bereid, minister, om de komende maanden vanuit uw bevoegdheid werk te maken van een structurele hervorming van het Gemeentefonds? Om er op die manier voor te zorgen dat steden en gemeenten op basis van hun reële uitdagingen geld krijgen, meer dan vandaag en minder op basis van klassieke Vlaamse verkavelingswoede – of Belgische verkavelingswoede – van altijd maar koterijen bij te bouwen. Dit is mijn laatste concrete vraag rond het Gemeentefonds: wilt u daar zelf nog een rol in spelen naar minister Somers toe? Wilt u nog iets doen deze legislatuur of wacht u helaas tot in de volgende legislatuur?

Bart Dochy (cd&v)

Ik zou zelf nog willen toevoegen, collega Vaneeckhout, dat ik denk het een beetje simpel en met luchtfietsen is benaderd. De minister is de laatste weken verschillende keren in Nederland geweest. Ik heb van de paasvakantie gebruik gemaakt om een aantal Nederlandse rapporten te lezen, en een aantal recente boeken omtrent de problematiek van stikstof. Ik wil niet focussen op stikstof, maar ook het verhaal van mevrouw van de Plas, die plots in die stedelijke gebieden succes haalt. Een van de grote frustraties die men daar duidelijk detecteert, is de manier waarop men in Nederland als overheid – en Vlaanderen is een kleine volgeling – omgaat met de omzetting van Europese regels om het zichzelf soms een beetje moeilijk te maken. Het grote voorbeeld is het stikstofverhaal – maar dan worden we heel technisch – waarbij stikstof als unieke indicator via het AERIUS-model berekend wordt om te kijken of de natuur oké is. Dat is geen vraag vanuit Europa, dat is een keuze van Nederland. In Nederland legt men de grens op 0,07 gram per hectare, omdat het rekenmodel niet verder kan rekenen. In Duitsland, twee meter verder aan de andere kant van de grens, zegt men dat als er minder dan 300 gram per hectare stikstof terechtkomt op een habitat, het geen significant effect heeft. Dus het gaat over de manier waarop men interpreteert wat een significant effect is, over de manier waarop je interpreteert hoe de natuur hersteld moet worden. De Europese regelgeving zegt niet dat je terug moet naar het jaar 1700 of 1900. Dat zijn normen die door de lidstaat zelf opgelegd worden. Hoe strenger je daarin bent, hoe meer dat je jezelf daar voor een stuk pijnigt. Als je niet bereid bent om daar op een soepele verstandige manier mee om te gaan, met respect ook voor de omgeving, met respect voor de economie … Je kunt zeggen: “Europa zegt”, maar Europa zegt niets, het gaat over de vertaling.

Als we spreken over de manier en de hoeveelheid stikstof die uitgestoten wordt, geeft men in Nederland altijd de cijfers vanaf 1990. Men is open en eerlijk. Hier moet men het internet afschuimen en bijna naar het ‘Dark Web’ gaan om nog cijfers te vinden van voor het jaar 2000, want die worden angstvallig verborgen gehouden. Maar we weten dat de stikstofuitstoot van ammoniak vandaag een derde is van de uitstoot die er was in 1990. Een derde, dat is van een factor drie naar een factor één. Er is dus vandaag ongelooflijk veel minder stikstofemissie dan in 1990. Desondanks maken we daar hét wereldprobleem van en moeten we allerhande maatregelen nemen, de economie kapotmaken, om de stikstof nog verder te laten dalen, in de hoop dat de natuur zich dan zal herstellen en de natuur naar de wensnatuur van het jaar 1900 zal gaan. Dit frustreert mensen, collega Vaneeckhout, dit frustreert mensen.

Als men ziet dat in andere lidstaten waar ook stikstofproblemen zijn – het noorden van Italië, Bretagne, Denemarken, enzovoort – de stikstofemissies groter zijn dan hier, maar er geen dergelijke problemen zijn, maken we het onszelf moeilijk. We zijn een soort masochisme aan het organiseren en dat frustreert mensen, en dat is een van de belangrijke voedingsbodems voor dergelijk verzet vanuit het platteland. We hebben het inderdaad enkel over het stikstofverhaal, maar het is de uitwaseming van vertalingen van Europese regels die vandaag door de mensen die een beetje gezond boerenverstand hebben, niet meer aanvaard wordt.

De voorzitter

Minister Demir heeft het woord.

Minister Zuhal Demir

Dank u wel collega’s voor de tussenkomsten. 

Ik denk ten eerste dat we moeten opletten om de tegenstellingen tussen stad en platteland op te zoeken. Ik vind dat niet goed. Ik vind dat je sowieso moet investeren in mensen die op het platteland gaan wonen. Dat is ook een van de redenen waarom ik de uitbreiding doe van de Family Justice Centers (FJC's). We hebben deze in Antwerpen, Hasselt en Genk, maar bijvoorbeeld vanuit het noorden van Limburg is het moeilijk om daar te geraken. In andere provincies heb je nog geen Family Justice Centers. Vandaar dat we een uitrol gaan doen in de andere provincies, want ook daar heb je natuurlijk slachtoffers en die mogen zich niet in de steek gelaten voelen door de overheid. Dat is de reden waarom ik de uitbreiding doe en ik ook heb gezegd dat ik ga werken naar antennes. Je kunt bijvoorbeeld een Family Justice Center in een hoofdstad van een provincie of in een stedelijke context neerzetten, maar als de mensen van het platteland helemaal naar daar moeten rijden, is dat soms ook een uur. In acute gevallen zoals partnergeweld of familiaal geweld is een uur heel lang. Vandaar dat we gezegd hebben om met antennes te werken. Daar waar op het platteland al overheidsdiensten zijn, gaan we die inbouwen. Dat is de manier om ermee om te gaan, want die plattelandsreflex moeten we wel hebben, daar ben ik ook gevoelig aan.

Binnen het beleid, alles wat je doet, moet je ook wel zeggen dat het belangrijk is dat we wel hetzelfde aanbod voorzien voor mensen van het platteland, want de problemen zijn dezelfde, of je nu in de stad woont of op het platteland, en of je nu met partnergeweld te maken hebt of een depressie hebt. Die nabijheid is wel van belang, Maar je moet wel zien hoe je dat organiseert. Bij het Family Justice Center heb ik ervoor gekozen om met antennes te werken.

Ten tweede, wat het Gemeentefonds betreft: dat valt natuurlijk onder de bevoegdheid van collega Somers. Als ik het goed begrepen heb, is hij met een studie bezig om een en ander goed te laten analyseren. Ik denk dat dat nuttig is, en dat het goed is dat hij dat doet.

Wat mij ten derde ook opvalt is het teveel aan regels. Daar moeten we ook als politici echt wel voldoende aandacht voor hebben. Er komen er maar bij, en de burger vraagt zich af wat er allemaal op hem afkomt. Als je draagvlak wilt creëren, op verschillende fronten, dan moet je toch zien op welke manier je dat doet. Je moet er vooral voor zorgen dat mensen geen afschuw beginnen te krijgen. Dat is wat je in Nederland ook heel veel hoort, maar bij ons begint dat natuurlijk ook te komen.

Ik vind dat de afstand tussen de burger en de politiek niet groter mag worden dan ze vandaag de dag al is, of dat nu met Vlaamse, Belgische of Europese politiek te maken heeft. Dat is echt iets waar we moeten aan werken. We zijn precies gedeconnecteerd. En na de verkiezingen vragen we ons telkens af hoe het komt dat mensen op extreme partijen hebben gestemd. Ik ben absoluut pro Europa, ik geloof echt wel in een sterk Europa, maar we zouden toch op zijn minst in discussie moeten gaan over de regels die op ons afkomen.

We vertegenwoordigen de burgers, de mensen, dus we moeten die bezorgdheden ook wel kunnen meegeven aan Europa. Europa mag niet zeggen dat het hen allemaal niet interesseert. Dat is iets waar ik zelf enorm wakker van lig, omdat ik schrik heb dat het draagvlak dat we aan het creëren zijn, misschien teniet zal worden gedaan door allerlei regels die vanuit allerlei overheden komen. Op den duur weten de mensen niet meer waar het nu eigenlijk vandaan komt: is dat allemaal wel nuttig, moet dat allemaal? Dat is ook een heel groot aandachtspunt voor ons allemaal, vind ik.

De voorzitter

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Ik zal beginnen met de elementen die ik deel, en daarna zal ik misschien ook nog aangeven waar ik toch fundamenteel van mening over verschil.

Ten eerste ben ik het ermee eens dat er geen tegenstelling is tussen stad en platteland, en dat we die ook niet moeten voeden. Maar er zijn wel bepaalde problemen die in bepaalde contexten meer of minder spelen, en we moeten die allemaal oplossen. Dat betekent niet dat we de een tegen de ander moeten uitspelen, stad en platteland zullen samen de toekomst aangaan.

Ten tweede ben ik blij met uw pleidooi voor decentrale dienstverlening op een aantal cruciale thema 's, ook de thema 's waarin u zelf actief bent.

Ik ben het helemaal eens met uw pleidooi rond draagvlak en voldoende connectie en de afstand tot de burger.

Ten vierde is er iets waar ik fundamenteel van mening over verschil, en blijkbaar ook met die van de voorzitter. Na wat tumultueuze maanden hebt u elkaar wel gevonden in één gemeenschappelijke analyse: het is de schuld van Europa. U hebt heel veel van mening verschild de laatste maanden, maar u bent het wel eens over het feit dat het de schuld is van Europa, of het nu stikstof is of klimaat. U bent pro Europa, maar u verzet zich tegen het feit dat Europa zegt dat ze de problemen niet wil laten aanslepen tot binnen twintig jaar, tot ze onmogelijk groot worden, maar ze tijdig probeert aan te pakken. Dat is mijn fundamentele aanklacht van de voorbije veertig jaar.

Collega Dochy, als je zegt dat mensen het beu zijn dat Europa zich bemoeit met zaken uit het dagelijkse leven, dan maak je volgens mij de verkeerde analyse. Als landbouwers vandaag kwaad zijn en problemen hebben, dan projecteren ze dat waarschijnlijk op Europa, en ik begrijp dat. Maar landbouwers zitten wel in een existentiële situatie, niet door het beleid van de toekomst maar door het beleid van het verleden. Als landbouwers vandaag geen economisch leefbare toekomst zien, dat komt dat niet alleen door de uitdagingen in de toekomst, maar ook omdat ze in die problemen terechtgekomen zijn door veertig jaar non-beleid. Er wordt dan gezegd dat ze in een economisch model zitten waar zij alleen maar groter en intensiever moeten worden om te kunnen overleven, maar er zijn de voorbije jaren geen andere marktmodellen op een ernstige manier uitgewerkt.

Ik wilde deze vraag vandaag expliciet niet over landbouw en stikstof stellen, omdat ik denk dat er vandaag heel wat andere issues spelen. Maar die zaken komen wel op hetzelfde neer. Als plattelandsscholen het vandaag moeilijk hebben omdat het financieringssysteem van de Vlaamse overheid rond onderwijs vooral van aantallen vertrekt en niet op basis van wat de betekenis is van een dorpsschool in een dorpsgemeenschap, dan is dat een fundamenteel probleem.

Er wordt gezegd dat we regelmatig in Nederland zitten. Wel, ik ben ook rondgetrokken in Vlaanderen. Ik heb voor mijn boek in het noorden van de Kempen gezeten, waar een dorpsschool haar digiborden tweedehands moet gaan halen van over de grens in Nederland, omdat die om de vier à vijf jaar hun pedagogisch materiaal kunnen vervangen, en de scholen in Vlaanderen niet.

Ik geef het voorbeeld van stikstof, net als het voorbeeld onderwijs, net als natuur en klimaat. Natuur, klimaat en gezondheid zijn geen details. Stikstof is geen aangepraat probleem, het is een ernstig probleem. U bewijst de toekomst van het platteland geen enkele dienst door nu te zeggen dat het door Europa is dat we het moeten oplossen, maar dat het eigenlijk geen probleem is. Pak nu de problemen op en binnen twintig jaar zullen ze zeggen dat de Vlaamse Regering tenminste dingen heeft opgenomen. Dat is wat ik de vorige generatie politici verwijt. Ik hoop dat de huidige generatie niet dezelfde fout maakt, noch voor het platteland, noch voor de stad.

De voorzitter

Ik zou willen antwoorden, maar ik ga dat niet doen, omdat dat ook niet in het reglement staat.

De vraag om uitleg is afgehandeld.

 


  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer