De voorzitter
De volgende vraag is een gekoppelde vraag van collega Talpe en collega Coel. Collega Talpe heeft echter laten weten dat ze hier vandaag niet aanwezig kan zijn, maar ze vraagt aan collega Coel om de vraag dan toch te stellen. Daardoor kan de minister het antwoord geven, gecoördineerd op beide vragen, want ze zijn vrij gelijkaardig. Collega Talpe zal dan het verslag ter hand nemen om het antwoord op haar elementen van de vraag te bekijken.
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Als we collega Talpe van dienst kunnen zijn, dan doen we dat graag. Op maandag 24 april lanceerde de minister het nieuwe ‘Strategisch plan Bio 2023-2027’ in aanwezigheid van de betrokken partners en sectororganisaties. Centraal in dat plan zijn de streefcijfers tegen 2027 die de minister vooropstelt en die – moet ik toegeven – creatief zijn vormgegeven door de 5-maal-5-procentambities: 5 procent van het landbouwareaal biologisch, 5 procent biologische omzetwaarde binnen de totale dierlijke productie, 5 procent van de landbouwbedrijven bio, 5 procent bioconsumptie en tot slot 5 procent bio in de overheidscatering. Die ambities worden verder vormgegeven door strategische en operationele doelstellingen.
De belangrijkste doelstelling is een stijgende vraag naar bio. Het is immers noodzakelijk dat de markt voor bioproducten een vraaggestuurde markt is, omdat dat anders ten koste gaat van het inkomen van de biolandbouwer en het een goede ketenwerking tussen de verschillende schakels verhindert. Hiertoe wil men onder andere overheidsinstellingen, grootkeukens, maar ook de burgers-consumenten sensibiliseren om nog meer de stap richting bio te zetten via onder meer informatiecampagnes en educatieve pakketten in onze scholen. Ook het aantal marktdeelnemers stroomopwaarts in de bioketen proberen te verhogen, moet daaraan bijdragen.
Ook de ondersteuning van onze aanbieders, de Vlaamse biolandbouwers, wordt niet uit het oog verloren. Zo wil men de marktransparantie en samenwerking binnen de bioketen verhogen om meer evenwichtige machtsverhoudingen en faire prijzen te bewerkstelligen. Daarnaast is er ook de verhoogde GLB-steun (het gemeenschappelijk landbouwbeleid) voor omschakeling voorzien en is het VLIF-kader (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) voor productieve en niet-productieve investeringen meer op maat van biobedrijven. Ook de ondersteuning via netwerken, advies en vorming – uiteraard ook via het land- en tuinbouwonderwijs – moet de biolandbouw het noodzakelijke duwtje in de rug geven.
Tot slot vormen verbeterde kennisdeling, diepgaander onderzoek over biologische landbouw en een sterkere controle en monitoring het sluitstuk van het strategisch plan.
Een aantal vragen voor u, minister.
Hoe evalueert u de doelstellingen die in dit rapport opgenomen zijn in vergelijking tot de – weliswaar vrijblijvende en over de hele EU bekeken – Europese areaaldoelstelling van 25 procent uit de van boer-tot-bord-strategie? Hoe schat u in dat de maatregelen in dit Strategisch plan Bio kunnen bijdragen aan de doelstellingen rond mest- en pesticidereductie die eveneens deel uitmaken van de farm-to-fork-strategie (F2F)? Kan biologische landbouw daar als hefboom fungeren?
De retail en de voedingsindustrie zaten mee rond tafel bij de totstandkoming van dit plan. Zoals daarjuist ook al is aangehaald, vormen ze een belangrijke schakel in de keten om de vraagzijde te stimuleren en om biolandbouwers een faire prijs voor hun producten te laten ontvangen. Zijn de retail en de voedingsindustrie –in het overleg voorafgaand aan de opmaak van dit strategisch plan – concrete engagementen aangegaan om de vraag naar bio te stimuleren en om een correcte prijs voor de biologische landbouwers te garanderen?
Welke groei dient er tot slot nog gerealiseerd te worden om de doelstelling van 5 procent bio bij de overheidscatering te bereiken en met welke concrete acties zult u deze specifieke doelstelling realiseren?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel, collega. Ik ga zo volledig mogelijk antwoorden. Het zou kunnen dat er antwoorden bij zitten op de vraag van collega Talpe, maar ze waren zeer gelijklopend. Dat komt dus wel goed.
Dit nieuwe Strategisch plan Bio werd de voorbije maanden grondig voorbereid. Zoals ook in de vraag is aangegeven, legde de sector een heel sterke betrokkenheid aan de dag. Dat vonden we heel belangrijk. Stakeholders werden bevraagd en er werden meerdere workshops georganiseerd in verschillende domeinen. Er werden ook verschillende momenten voorzien om in gesprek te gaan met zowel de landbouwers als met de experten op het terrein. Er werd een SWOT (strengths, weaknesses, opportunities, threats) opgesteld, waarin mogelijke hinderpalen voor de verdere groei van de biosector werden geïdentificeerd.
Vanuit die input en informatie is de uitwerking van het plan gegroeid en werden zes strategische doelstellingen geformuleerd. De eerste betreft de stijgende vraag, de tweede de verdere optimalisering van de bioketen, vervolgens gaat het over meer bio in de landbouwpraktijk, blijven investeren in onderzoek en kennis, bio als koploper in duurzaamheid en als zesde doelstelling is er de ondersteunende wetgeving. Om die doelstellingen te kunnen realiseren zijn er in het plan negentien concrete operationele doelstellingen geformuleerd om het in de praktijk te kunnen gaan uitvoeren. We hebben daar, zoals u weet, duidelijk gekozen voor die 5-maal-5-strategie. Dat is de Vlaamse vertaling van de 25 procent vanuit Europa. Vandaaruit willen we de vooropgestelde groei, die nodig is, realiseren, rekening houdend met de eigen Vlaamse context en de diversiteit aan productie.
Het bedrijf waar het nieuwe strategisch plan werd voorgesteld, de Wroeter, een maatwerkbedrijf in Limburg, heeft heel wat teelt onder glas. Dat is een belangrijk onderdeel van de bioproductie, maar maakt op het vlak van areaal natuurlijk minder verschil dan akkerbouwteelten of grasland. Eind 2021 bedroeg het aandeel bioareaal ongeveer 1,6 procent van het totale landbouwareaal. Als we tegen eind 2027 ons streefdoel van 5 procent gehaald hebben, betekent dat voor Vlaanderen dus een verdrievoudiging. Dat is toch wel vrij ambitieus.
In de globale Europese ambitie legt men de lat op 25 procent, wat eveneens ongeveer een verdrievoudiging van het Europese areaal tegen 2030 betekent. Er zijn uiteraard heel wat verschillen tussen de lidstaten. Het is in dit verband ook van belang dat een groeicijfer realistisch geformuleerd is. In Vlaanderen willen we inzetten op een gelijkaardige sprong. De 5 procent areaaldoelstelling is eveneens opgenomen in het strategisch plan van het GLB. Zoals ook in de strategische doelstellingen geformuleerd, blijven we met dit plan inzetten op de koploperspositie van bio in duurzaamheid, het sluiten van kringlopen, dierenwelzijn en biodiversiteit. We willen de biologische landbouw op die manier blijven naar voren schuiven als voorbeeld van goede milieuzorg en duurzame gewasbescherming. De biologische landbouw kan dus zo inderdaad als hefboom, motor en trekker naar meer duurzaamheid fungeren voor alle landbouwpraktijken.
Wat betreft de ondersteuning ter uitvoering van het Strategisch plan Bio, hebben we zowel aandacht voor de landbouwers, voor de keten als voor het bereiken van de consument. We zetten in op allerlei initiatieven om de biolandbouwers verder te ondersteunen, zowel voor instromers in spe als voor landbouwers die de overstap reeds hebben gemaakt. We ondersteunen allerlei advieskanalen, onderwijs, vorming, kennisnetwerken en noem maar op.
Daarnaast zijn in het Vlaamse GLB, dat op 1 januari 2023 van start ging en mee bijdraagt aan het Strategisch plan Bio, heel wat bijkomende financiële middelen voor de biolandbouwers voorzien. Er is de specifieke steun voor omschakeling naar biologische productie, waarvan de bedragen per hectare verhoogd zijn en waarvoor in totaal voor de gehele GLB-periode 14 miljoen euro is uitgetrokken. Voor de voortzetting van de biologische productie is een ‘top-up’-betaling voorzien met een totaal geraamd budget van 6 miljoen euro. In het nieuwe GLB zijn ook verschillende generieke maatregelen opgenomen waarvoor de biolandbouwers door hun biologische productiemethode in aanmerking komen. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de ecoregelingen rond mechanische onkruidbestrijding en ecologisch beheerd grasland.
Ten slotte wordt via ‘Agricultural Knowledge and Innovation Systems’ (AKIS) ook voorzien in adviesverlening en opleiding voor onze (bio)landbouwers. Daarnaast voorzien we 800.000 euro extra ter uitvoering van andere elementen uit het Strategisch plan Bio. Dit brengt het budget voor 2023 en 2024 respectievelijk op 1,7 en 2 miljoen euro. Dit strategisch plan zet ook in op de vraagzijde en daarbij zal het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) uiteraard een rol spelen.
Naast de landbouworganisaties zaten ook andere spelers uit de bioketen aan tafel bij het tot stand komen van dit Strategisch plan Bio. Ook bij de verdere uitwerking van de verschillende acties, blijven alle stakeholders betrokken. De retail kan er met haar arsenaal aan beschikbare technieken en initiatieven in grote mate toe bijdragen dat bioproducten effectief in de winkelkar belanden. De supermarkten zijn het belangrijkste verkoopkanaal voor bioproducten en blijven dus een belangrijke partner bij het opschalen van de ketenwerking. Via initiatieven zoals ‘Bio zoekt Keten’ onderzoekt de biosector in overleg met de supermarkten hoe zij de vraag naar bio mee kunnen versterken.
Er zijn op dit moment nog geen concrete cijfers, collega, over het aandeel bio in overheidscatering. Ook daar ligt een ambitie en verantwoordelijkheid om dat deel van de 5-maal-5-strategie te realiseren. Dit nieuwe Strategische plan Bio vormt het startpunt. Het Departement Landbouw en Visserij gaat hiermee verder aan de slag, samen met de verschillende stakeholders. Elke speler in het proces van de grootkeukens of overheidscatering moet de juiste handvatten aangereikt krijgen om het aandeel van bio te doen stijgen. Het departement zal ondersteuning bieden via onder meer het faciliteren van kennisuitwisseling, het opmaken van een lijst van best practices die als inspiratie kunnen dienen, het ter beschikking stellen van voorbeelden van communicatie en het aanbieden van begeleiding. Die zijn allemaal gericht op het versterken van bio, ook binnen de overheidscatering.
Dan de vraag over het biolastenboek: de principes, beginselen en productieregels voor de biologische productiemethode zijn vastgelegd in Europese verordeningen. Tijdens de onderhandelingen in het kader van de nieuwe Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, werden de productieregels besproken en werd daarover een consensus bereikt.
In bijlage II wordt duidelijk gesteld dat “Biologische gewassen, behalve gewassen die op natuurlijke wijze in het water groeien, worden geproduceerd in levende bodem of in levende bodem gemengd of bemest met materialen en producten die zijn toegelaten in de biologische productie, in contact met de ondergrond en het vaste gesteente”.
Dat geldt ook voor de glastuinbouw, inclusief de teelt van glastuinbouwgroenten, en dit niet enkel in Vlaanderen maar ook in de andere lidstaten. Biologische producten uit andere Europese lidstaten moeten uiteraard aan dezelfde productieregels voldoen als die geteeld in Vlaanderen. Er zijn echter wel enkele gelimiteerde uitzonderingen op de teelt in de volle grond, zoals bijvoorbeeld kruiden die in pot verkocht worden aan de consument. Dat werd in het verleden al gedoogd, maar is nu ook wettelijk vastgelegd.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister. Ik denk dat het duidelijk is dat er heel wat concrete acties in het plan zitten en dat er op een gestructureerde manier gewerkt wordt aan de uitbouw van bio. Daar staan we allemaal wel achter, denk ik. Het is goed dat u ook aangeeft dat u niet klakkeloos en blindelings die Europese doelstellingen gaat overnemen, maar rekening houdt met de Vlaamse context en dat trapsgewijs gaat doen. De sector zelf was ook geen vragende partij om ineens naar 25 procent te gaan in Vlaanderen, vooral ook omdat we toch een vraaggestuurde markt willen behouden, zodat de prijs niet keldert. Als de vraag niet volgt en je zit met heel veel aanbod, dan gaan de biolandbouwers slechter af zijn dan voorheen.
Bij die 5 procent overheidscatering zegt u dat we het startpunt eigenlijk niet weten. Hoe hebt u dan die doelstelling bepaald? Voor hetzelfde geld zit u al op 7 procent. Dat zal natuurlijk niet zo zijn, maar als we echt geen enkel idee hebben van waar we nu zitten, in hoeverre is dat dan een uitdaging of een haalbaar iets? Hoe is die inschatting gemaakt?
Dan misschien nog twee dingen die mijn aandacht hadden getrokken in het plan zelf. Ik denk dat we rond onderzoek en innovatie in de biologische landbouw nog een heel traject kunnen afleggen. Het fundamenteel onderzoek is vooral toegespitst geweest op de meer gangbare landbouw, om daar die efficiëntiewinsten en productiviteitswinsten zo hoog mogelijk te krijgen. Er is nog relatief weinig echt onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld productiviteitswinsten in biologische landbouw, iets wat sommige boeren ook tegenhoudt om de stap te zetten. Ze denken dat ze daar geen voldoende inkomen mee kunnen genereren. Als we het aandeel in onze productie meer richting bio willen zien verschuiven, gaan ook daar nog wat winsten te boeken zijn. U kondigt daarvoor ook aan dat u projectvoorstellen en onderzoeksprojecten rond robuuste biologische plantaardige productiesystemen en robuuste biologische dierlijke productiesystemen verwacht tegen 15 juni. Hebt u daar al een indicatie van? Zijn er al veel kandidaturen voor binnengekomen of stel ik daar beter later een schriftelijke vraag over? Wellicht wel. Ten tweede was er een concept dat mij intrigeerde: de uitbouw van een nieuw ‘lighthouse’-netwerk van biologische bedrijven in de dierlijke sector, om een beetje de brug te maken tussen theoretisch en toegepast onderzoek. Iets wat in bio geen sinecure is, omdat je daar niet met een gesloten stalsysteem zit waar je heel gerichte proefopstellingen kunt uitwerken. Je zit met uitloop en zo, dus dat is wat moeilijker. Via dat lighthouse-netwerk wilt u het onderzoek daarrond stimuleren. Kunt u wat meer toelichten hoe u dat ziet, welke stappen u wilt ondernemen om dat te stimuleren en wat de tijdlijn is om dat netwerk uit te bouwen?
Tot slot: in het kader van de Programmatorische Aanpak Stikstof (PAS) hebben we natuurlijk heel veel bedrijven die voor een transitie staan, die hun bedrijfsmodel moeten herbekijken, die hun impact op het naburig leefmilieu onder de loep zullen moeten houden. Voor sommige zal dat misschien een opportuniteit zijn om op die locatie verder te boeren en van het gangbare naar het biologische systeem over te stappen, om hun impact op het naburig leefmilieu te verlagen en toch een bedrijfsmodel over te houden dat voldoende rendabel is. Zal er in het kader van de begeleiding die voorzien is in heel de PAS-transitie ook actief richting bio gekeken worden, niet dogmatisch maar daar waar de opportuniteit zich stelt?
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Joke Schauvliege (cd&v)
Het is bij deze en vorige vragen vaak gegaan over het belang van onderzoek en ontwikkeling. Ik wilde gewoon even meegeven dat ik vandaag Jonas Vandicke op bezoek heb via het project ‘Young Science meets Parliament’. Hij is een onderzoeker bij het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) die vandaag graag hoort hoe belangrijk het is een aantal zaken verder te onderzoeken en op de sporen te zetten.
Minister, ik ben blij dat er een nieuw actieplan is en een aantal nieuwe bijsturingen en nieuwe doelstellingen. Ik heb twee opmerkingen. Ik merk dat er heel wat jonge landbouwers zijn die vol goede moed starten met hun biobedrijf, maar na een aantal jaren afhaken. Ik vind het belangrijk om te weten wat de redenen zijn dat ze stoppen, en wat de uitdagingen zijn waar we moeten op werken om dat tegen te gaan, want het is natuurlijk heel jammer dat de instroom na een tijdje weer verdwijnt. Ik heb daarnet ook vernomen dat een aantal boeren die omgeschakeld zijn naar biomelk, moeilijk een afzetmarkt vinden en in de problemen komen. Die monitoring en bijsturing zijn heel belangrijk.
Ik geloof heel sterk in de overheidscatering om die afzetmarkt te vergroten. Het zal heel belangrijk zijn om werk te maken van een aantal goede aanbestedingen. Ik wil verwijzen naar een aantal zeer goede praktijken die op dit vlak al bestaan in heel wat steden en gemeenten, die bijvoorbeeld een x percentage biomaaltijden op school aanbieden. Vind dus niet zelf het warm water uit, maar doe navraag bij steden en gemeenten die ermee bezig zijn en heel wat goede resultaten hebben.
Ik heb zelf in het Europees Comité van de Regio’s in heel Europa een aantal zeer goede voorbeelden kunnen verzamelen. Ik ben bezig met een resolutie rond die duurzame voedselstrategie binnen het Comité van de Regio’s. Ik zal u die goede lokale praktijken overmaken, zodat u daarmee aan de slag kunt gaan in Vlaanderen.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Dank u wel voor de vraag, collega Coel. Het is een belangrijk thema natuurlijk. Ik moet eerlijk zeggen dat we wat ontgoocheld waren door de doelstelling. Het is afgesproken met de sector, maar de sector heeft schrik heeft om hoge doelstellingen te stellen en men ziet dat niet als het belangrijkste. Dat neemt niet weg dat het plan veel interessante en goede acties bevat. Het is belangrijk dat we vooruitgang boeken. Ook die 5 procent is vooruitgang natuurlijk. We hebben nog een heel lange weg te gaan. Ik hoop dat we in onze opzet slagen, maar het mag geen eindpunt zijn.
Ik kom even terug op daarnet en de rol van de retail en de markt, wat de collega’s ook gezegd hebben. Het is belangrijk dat die markt er is, dat die consumptie volgt, of vooroploopt, zodat er een aantrekkingskracht is voor de landbouwers om over te stappen naar bio. Als het gaat over het succes van bio denken we vaak aan Oostenrijk, dat is de koploper maar dat is niet meteen vergelijkbaar met Vlaanderen of België. Maar kijk bijvoorbeeld wel eens naar Denemarken: 100 procent van de Denen kent het biologo, een op de drie bedrijven is bio, 13 procent van de aankopen in de retail en supermarkten is bio – voor sommige producten, wortelen en yoghurt, is dat 50 procent. Dat komt er niet zomaar, dat is het gevolg van een sterk beleid en een overtuiging dat de biologische landbouw een meerwaarde kan betekenen, men heeft daar heel hard rond gewerkt. Ik benadruk hier toch de rol van de retailer. Het is de retailer die bepaalt waar een product ligt en hoe zichtbaar en vindbaar het is. Het is ook de retailer die belangrijk is voor de prijszetting. In Denemarken hebben tien van de elf partijen in 2021 afgesproken om het areaal te verdubbelen. Momenteel is het ongeveer 10 procent. De meeste boeren doen het in eerste instantie wegens de opbrengst, maar zien in de bedrijfsvoering dan dat ook de bodemkwaliteit en de biodiversiteit mee verbeteren. Men heeft dus beslist om te verdubbelen, een verdubbeling van het marktaandeel, drie keer zoveel afzet in de restaurants. Ik wil maar zeggen dat mits een goed volgehouden beleid dat op die twee sporen werkt, men veel verder kan gaan dan 5 procent.
Wat ons betreft is er een beetje een ontgoocheling over de huidige doelstelling, maar dat hoeft geen eindpunt te zijn. Het is belangrijk dat er de overtuiging is dat men veel verder kan gaan. Ook in Vlaanderen is het belangrijk om een aantal boeren een toekomst en een waardig inkomen te geven.
De voorzitter
De heer Van Hulle heeft het woord.
Bart Van Hulle (Open Vld)
Aansluitend op de discussies die er al geweest zijn, klopt het ook voor mij dat we richting bio moeten gaan. Maar er is natuurlijk ook de vrije markt. Als je kijkt naar wat er in Frankrijk met de melk is gebeurd, dan zijn daar heel veel bedrijven die financiële problemen hebben gekregen door massaal in te zetten op biomelk. Die biomelk heeft dezelfde prijs of is zelfs goedkoper dan gewone melk geworden, dus we moeten toch wel opletten.
Het voorbeeld van Denemarken is goed, maar er is ook de realiteit. Ik weet niet hoelang het geduurd heeft voordat me aan de cijfers is geraakt die u beschreef en hoe lang het geduurd heeft om dat rendement te halen. Maar dat heeft allicht geld gekost aan de Deense overheid aangezien men waarschijnlijk geïnvesteerd heeft met subsidies om zo ver te komen. Mijn vraag is of we bereid zijn om dit op die manier te doen? Indien we niet bereid zijn, hoe kunnen we, minister, die markt monitoren? Ik zie bijvoorbeeld ook in Vlaanderen een coöperatieve in biomelk die beslist heeft om de productie van biomelk naar beneden te halen omdat het dezelfde kant opging als in Frankrijk. Dus de implementatie is niet evident en heeft tijd nodig. Vandaar dat ik blij ben om te horen dat er een differentiatie is van die 5-maal-5 ten opzichte van 2025. Ik steun dat maar alles heeft zijn tijd nodig. Het systeem gaat zich pas in de markt zetten op het moment dat er een markt voor is, mijnheer Steenwegen en mijnheer Coel. Ik steun het dus, maar we moeten oppassen om het geld van de Vlaamse overheid niet massaal in een bepaalde richting te duwen. Ik denk dat die markt zichzelf moet reguleren.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Het is een interessante vraag. Bio is toch bekend. Heel veel mensen kennen het biogebeuren. We zien dat er in de kookprogramma’s op tv vaak naar bio wordt verwezen. Dat heeft natuurlijk zijn redenen, we hadden het daarnet over het cosmetische van vers fruit en groenten, maar de geur en de smaak zijn natuurlijk een ander gegeven waarbij bio een serieuze meerwaarde kan bieden.
Ik ben ook mee met wat de collega zegt, namelijk dat de doelstelling één ding is, maar dat het geen goede zaak is om het te forceren. Het marktaandeel vergroten is een goede zaak, maar niet forceren, zolang we het maar bereiken.
Een andere zaak is het voorbeeld van de vermarkting. Ik ga zelf mijn groenten en fruit kopen in Nederland, en dan moet ik vaststellen dat meer dan de helft van de leveranciers in Nederland Belgische bedrijven zijn. Dat is heel raar, zelfs de groothandel komt van Belgische bedrijven. Ik kan alleen maar vaststellen dat de vermarkting in Vlaanderen op dit moment een probleem is. Er zijn meer mensen die bio kopen en die doen net hetzelfde, net omdat de verkrijgbaarheid in Nederland beter is dan in Vlaanderen. Dus er schort hier iets wat het beleid betreft.
We moeten ook kijken dat via de wetgeving en de decreten die we erbovenop gooien de mogelijkheid wordt geschapen voor de Vlaamse boeren om die omschakeling te doen, en dat er ook een verdienmodel bij zit. We zien bijvoorbeeld met het Stikstofdecreet, of met de andere wetgeving, dat kleinere bedrijven in de problemen komen qua investering, qua eigen doelstellingen, qua verdienmodel. Een decreet op zich is goed, maar men legt er verschillende bovenop, waardoor we moeten opletten dat het doenbaar blijft. We hebben in de antwoorden op de actuele vragen gemerkt dat ook de bioboeren geraakt kunnen worden door de wetgeving, en dat heeft met die kleinschaligheid te maken. Dus we moeten opletten dat we bij de decreten die we zelf opstellen, het ene decreet geen afbreuk doet aan het andere.
Bart Dochy (cd&v)
Misschien toch nog even de nadruk leggen – het is al aan bod gekomen – dat we ons toch geen begoochelingen mogen maken dat de politiek gaat bepalen wat de mensen zullen eten. Dat is waanzinnig. Als we op die manier gaan redeneren, dat wij de markt gaan maken en dan hopen dat de consument bereid is om daar een meerprijs voor te betalen … Dat is de essentie van het verhaal. Bij hogere productiekosten verwacht de producent dat die kunnen worden gevaloriseerd in de verkoopprijs. Ik maak me daar zorgen over.
De enige goede manier om bio in de markt te zetten is de mensen overtuigen die meerprijs te betalen. De keten moet worden getrokken, aan een keten kun je niet duwen. Je kunt natuurlijk de markt kunstmatig bevoorraden met producten via subsidies, maar dan kom je in situaties terecht zoals in Frankrijk, waar de biomelk geen afzet meer heeft. De bio-eieren hebben vandaag amper nog de prijs van de gangbare eieren. Zelfs de kooi-eieren zijn op een bepaald moment duurder geweest dan de bio-eieren. De consument redeneert niet op die manier. Als je effectief bekommerd bent over de toekomst van de landbouw en de inkomsten van de boer, dan moet je aan de consumentenzijde werken, dan moet je de consument overtuigen dat dit product voor hem een meerwaarde kan hebben en dat hij bereid moet zijn om een meerprijs te betalen. Dan zal de productie wel volgen. Laat de productie maar trager volgen, dan is de prijs hoger. Enkel op die manier kun je een duurzame markt creëren. Dat is wat ik denk. Wat denkt u, minister?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel, collega's. Ik wil beginnen met de heer Pieters, u zult me dat niet kwalijk nemen. Ik begrijp heel veel van uw bezorgdheden over de wetgeving die bijkomende kosten genereert voor de Vlaamse land- en tuinbouw. Maar u moet toch ook een zorg bij mij wegnemen, mijnheer Pieters. U gaat vandaag toch niet voor uw Vlaamse asperges naar Nederland?
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Niet voor asperges.
Minister Jo Brouns
Ik ben gerustgesteld. Alle gekheid op een stokje, ik zal een aantal vragen van de heer Coel beantwoorden. Het gemiddelde van de Vlaams consumptie is vandaag 3,5 procent. We hebben de ambitie om naar 5 procent te gaan. Dat is als basis genomen om de overheidscatering te aligneren. We extrapoleren dat. Als het Vlaamse gemiddelde bekend is, gebruiken we dat ook om die ambitie te stellen binnen de overheidscatering.
Wat betreft het lighthouse-verhaal waarnaar verwezen wordt, denk ik dat de pioniers en goede praktijken vandaag kunnen en moeten worden gedeeld. Het sluit ook aan bij de vraag van collega Schauvliege. We moeten in een soort van exitgesprek durven nagaan waarom men afhaakt. Sommigen haken af door omstandigheden. De markt is al heel vaak genoemd. Hieruit moeten we lessen trekken en meenemen naar de toekomst.
Het moet inderdaad een positieve keuze zijn. Door de wijzigende omstandigheden vandaag zijn er daartoe opportuniteiten die ook flankerend gesteund worden door de bijkomende middelen. Een flankerend beleid is nog iets anders dan een overheid die denkt het te kunnen overnemen om mensen in een bepaalde richting te sturen qua eetgewoontes.
Wat de ambitie betreft, is de verdrievoudiging toch een ambitieuze ambitie. We moeten vertrekken vanuit de realiteit vandaag. Het is vandaag inderdaad in beperkte mate aanwezig. De ambitie in de 5-maal-5-strategie is een verdrievoudiging. Ik deel ook de mening van collega Van Hulle. Als we kijken naar Denemarken, dan is dat een heel traject geweest dat niet van vandaag op morgen is gerealiseerd. Dat is de weg die je moet volgen. Het is belangrijk dat het een voldragen verhaal is dat voldoende ambitieus en voldoende realistisch is en op die manier haalbaar is en moet zijn.
We maken 5 miljoen euro vrij voor hen die de omschakeling wensen te maken. De middelen voor het plan zijn van 1,2 miljoen euro naar 2 miljoen euro gegaan. Er worden dus wel degelijk middelen vrijgemaakt ter ondersteuning en flankering om het verhaal op het terrein te kunnen realiseren en om de ambitie die in de 5-maal-5-strategie is gesteld, te kunnen waarmaken.
De voorzitter
De heer heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Er is heel veel gezegd, maar ik denk dat de kern van het verhaal moet zijn dat we dat kleine marktsegment niet moeten doodslaan met targets op het vlak van aanbod. Dan gaat de prijs kelderen en daar heeft niemand iets aan, in de eerste plaats de biolandbouwers niet die er hun kost niet meer mee gaan kunnen verdienen. We moeten eerder werken op de vraagzijde. Niet door de burgers vanuit de overheid te gaan opleggen wat ze moeten eten, ik denk dat niemand daar voor is. Er werd een beetje een karikatuur van gemaakt, maar om het debat op scherp te stellen, begrijp ik het wel. Sensibilisering kan zeker ook werken.
Een heel directe manier waardoor de overheid wel impact kan hebben op de vraagzijde is via de overheidscatering. Ik zou dat heel breed zien: scholen, rusthuizen, administraties op lokaal, provinciaal en Vlaams niveau, noem maar op. Kortom, overal waar de overheid een vinger in de pap heeft als er eten moet worden besteld. Het kan maar helpen. Het zijn dan geen platte subsidies, maar ook overheidsmiddelen die gebruikt worden om die voeding aan te kopen. Uiteindelijk creëer je een vraag en zal de markt daarop inspelen door zich voor die aanbestedingen aan te bieden omdat ze dat interessant vinden. Het moet dan wel evenwichtig uitgewerkt worden, zodat het niet alleen de groothandel is die daarop intekent maar ook de kleinere biospelers kunnen meedoen, waardoor het de boer rechtstreeks ten goede komt. Dat zal een hele uitdaging zijn.
Ik denk dat we met het plan een hele stap hebben gezet. De ambities zijn verdrievoudigd, dat is toch niet niets. Dat neemt niet weg dat je in een langetermijnperspectief eventueel nog verder kunt gaan. Tegen 2027 is de lat alvast gelegd. Aan de slag en veel succes, minister.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.