De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Collega’s, minister, het is een vraag die opnieuw op de grens ligt tussen Landbouw en uw collega van Leefmilieu, maar ik had toch graag uw idee daarover gehad.
Uit meer dan dertigduizend bodemstalen die werden genomen tussen 1 oktober en 15 november 2022 bij meer dan 11.000 Vlaamse landbouwers, blijkt dat er na de oogst nog te veel nitraat achterblijft in de bodem. Dat staat in het nitraatresidurapport 2022 van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Hoe groter het nitraatresidu, hoe meer nitraat kan uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater, met slechte waterkwaliteit tot gevolg.
Uit de analyse van de metingen blijkt dat er op Vlaamse landbouwpercelen gemiddeld 73 kilo nitraat per hectare achterblijft. Concreet betekent dit dat 68 procent van de perceelsevaluaties en 53 procent van de bedrijfsevaluaties gunstig waren. Dat is dus een goede zaak. Omdat door de droogte maar iets meer dan de helft van de bodemstalen tot een diepte van 90 centimeter werd genomen, werd een correctie uitgevoerd in de resultaten, naar 94 kilo nitraat per hectare. Conclusie van de VLM: ook in 2022 zat er nog te veel nitraat in Vlaamse bodems.
Vandaar mijn vragen, minister.
Hoe staat u tegenover, of hoe evalueert u de resultaten van het onderzoek van de VLM?
Hoe wilt u als minister van landbouw in de toekomst zorgen dat er na de oogst minder nitraat achterblijft in de Vlaamse landbouwgronden? Is er in het kader van dit onderzoek van de VLM al overleg geweest met de landbouwsector? Zo ja, wat was het resultaat van dat overleg? Zo neen, is er overleg gepland?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega, het meten van de nitraatresidu’s blijft een belangrijk controle-instrument binnen het mestbeleid. Het is jammer dat, ondanks de inspanningen van onze landbouwers, de resultaten nog niet de gewenste zijn. Ik denk dat het duidelijk is dat er heel veel inspanningen gebeuren op het terrein. Bepaalde teelten – gras en bieten – deden het in 2022 opnieuw goed, maar voor groenten, maïs en aardappelen waren de resultaten minder goed dan vorig jaar. Ook de wintergranen scoorden minder goed dan verwacht, wat te wijten kan zijn aan het feit dat de vanggewassen pas laat ingezaaid konden worden, waardoor deze de bodemstikstof minder konden opnemen.
Het nitraatresidu is afhankelijk van de teelt, de bemesting, de weersomstandigheden, het organische stofgehalte van de bodem, enzovoort. Wanneer de landbouwer bemest volgens het principe van de 4 J’s – juiste tijdstip, juiste dosis, juiste techniek, juiste mestsoort – valt het toch soms voor dat het nitraatresidu de drempel overschrijdt omdat het bijvoorbeeld te droog was, of omdat de landbouwer op een bepaald perceel werkt aan het verhogen van het koolstofgehalte. Dat om aan te geven dat de landbouwer niet altijd alles zelf in handen heeft om daarop te kunnen sturen.
Het is belangrijk dat in de toekomst verder onderzocht wordt hoe deze factoren zich verhouden ten opzichte van elkaar, zodat hier rekening mee gehouden kan worden. Zo werd in het akkoord over MAP 7 (mestactieplan) tussen de landbouworganisaties en de milieu- en natuurorganisaties opgenomen dat de link tussen bodemorganische stof en de opbouw van koolstof in de bodem, en de nitraathuishouding in de bodem beter in kaart gebracht moet worden.
Er wordt op dit moment heel intensief overlegd over MAP 7. Om de twee weken komt het opvolgingsorgaan MAP 7 samen om te werken aan dat MAP 7, om een effectief haalbaar traject te bieden. In het opvolgingsorgaan MAP 7 zetelen zowel de landbouworganisaties, de milieu- en natuurorganisaties en de verschillende overheden: de VLM, de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), het Departement Landbouw en Visserij. Tijdens deze vergaderingen wordt gewerkt aan het concretiseren van het akkoord dat de landbouw- en de natuurorganisaties in april 2023 hebben bereikt over het zevende mestactieplan.
De vele maatregelen in dit akkoord moeten leiden tot een verlaging van de nitraatresidu’s en een verbetering van de waterkwaliteit in Vlaanderen. Landbouwers zullen onder andere uniforme, bemestingsvrije bufferstroken moeten aanleggen, werken met verminderde bemestingsnormen in gebieden waar de waterkwaliteit niet in lijn is met de nitraatrichtlijn, duurzame bemestingspraktijken toepassen, enzovoort. Het begeleiden van landbouwers om te bemesten volgens de 6 J’s – dat zijn de 4 J’s zoals eerder aangehaald, aangevuld met ‘juiste plaats’ en de ‘juiste teeltrotatie’ – is ook een belangrijk onderdeel van het akkoord.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. U hebt duidelijk aangegeven dat het opgevolgd wordt, ook vanuit de landbouwsector. Ik denk dat het belangrijk is. De cijfers verbeteren effectief, en het is goed dat ze permanent gemonitord worden. Ik zou toch wel aandringen dat we er extra aandacht aan besteden. De cijfers zijn wat ze zijn. We kunnen niet ontkennen dat de toestand nog altijd niet is wat hij zou moeten zijn.
De voorzitter
De minister heeft geen aanvullingen meer, en de heer Vandenhove geen slotbeschouwing.
De vraag om uitleg is afgehandeld.