Verslag
De voorzitter
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Minister, het staat buiten kijf dat compost een goede bodemverbeteraar is die onder meer de koolstofopslag in de bodem kan versterken. Veel landbouwers composteren bedrijfseigen reststromen en gebruiken die als compost. Op die manier besparen zij op afvoerkosten en behouden ze lokaal de aanwezige organische stoffen.
Voor een goede compostering is er echter een evenwichtige mix tussen groene en bruine reststromen nodig, maar een landbouwer heeft binnen zijn bedrijf niet steeds beide ter beschikking. Dit creëert op zijn beurt een opportuniteit voor de valorisatie van beheerresten uit natuurgebieden zoals bijvoorbeeld natuurmaaisel dat niet bruikbaar is als veevoeder. Wanneer landbouwers en natuurbeheerders de handen in elkaar slaan, kan er met een op het eerste gezicht vrij waardeloze reststroom, waardevolle en lokaal geproduceerde compost gemaakt worden.
Ondanks het feit dat het zesde Mestactieplan (MAP 6) het begrip boerderijcompostering verruimde en het hierdoor mogelijk werd om biomassareststromen van natuurbeheerders in te zetten op de boerderij, blijft het voorlopig wachten op een sluitend wettelijk kader dat dit definitief regelt. In de schoot van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en de Vlaamse Compostorganisatie (Vlaco) lopen er al enige tijd proeven en projecten die de wetenschappelijke kennis hierover versterken en zowel landbouw als natuur motiveren om met boerderijcompostering aan de slag te gaan.
De uitwerking van dat wettelijk kader is opgenomen als actie binnen het ‘Vlaams Actieplan voedselverlies en biomassa 2021-2025’. Ook andere beleidsinitiatieven zoals MAP 7, het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) en het Houtkantenplan schuiven boerderijcompost naar voren als een belangrijke maatregel voor een betere bodemkwaliteit.
Ik heb de volgende vragen voor u, minister.
Hoe evalueert u de proeven omtrent boerderijcompostering die bij ILVO en Vlaco werden afgerond? Tonen deze volgens u aan dat een brede uitrol van boerderijcompostering op korte termijn mogelijk is?
Welke initiatieven nam u reeds voor de opmaak van een robuust regelgevend kader voor boerderijcompostering waarbij natuur en landbouw kunnen samenwerken?
Welke wetgevende initiatieven zult u op korte termijn nog nemen en wat is hiervan de concrete timing?
De voorzitter
Minister Demir heeft het woord.
Minister Zuhal Demir
De resultaten van de onderzoeken van ILVO rond boerderijcompostering droegen bij aan het opnemen van boerderijcompostering als een van de maatregelen in MAP 6 en het Vlaams Energie- en Klimaatplan om het organische koolstofgehalte van landbouwgronden te verbeteren en een betere nutriëntenhuishouding na te streven.
Vlaco voert geen proeven uit met boerderijcompostering. Zij volgen de kwaliteit op van boerderijcompost die door meerdere Vlaamse proefcentra en onderzoeksinstellingen worden geproduceerd, met het oog op het afleveren van een wettelijk keuringsattest om de boerderijcompost toe te passen als organische meststof.
Met betrekking tot uw tweede vraag wil ik erop wijzen dat het huidige regelgevende kader het al mogelijk maakt om de exploitatie van boerderijcompostering te vergunnen.
De optie om boerderijcompostering uit te breiden tot een samenwerking met maximaal drie bedrijven – dat kunnen landbouwbedrijven of natuurbeheerorganisaties zijn – brengt echter een aantal praktische en wettelijke uitdagingen met zich mee die stap voor stap zullen worden opgenomen.
Een eerste stap werd reeds gezet, waarbij het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) via VLAREMA 9 werd aangepast aan de verbrede invulling van boerderijcompostering in samenwerkingsverband door onder andere de omschrijving van boerderijcompost in bijlage 2.2. van het VLAREMA aan te passen aan de nieuwe definitie van MAP 6. De aanpassing voorziet ook dat er een keuringsattest vereist is voor het gebruik van boerderijcompost geproduceerd in samenwerkingsverband als organische meststof. De concrete modaliteiten voor het afleveren van het keuringsattest worden nu uitgewerkt binnen een deelproject van het project ‘Cmartlife’ dat door de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) wordt gecoördineerd. De vertaling ervan naar Vlaamse wetgeving zal gebeuren door aanpassing van het Algemeen Reglement van de Certificering.
Een werkgroep met experten buigt zich nu over de andere nog noodzakelijk te nemen aanpassingen aan regelgeving om boerderijcompostering in samenwerkingsverband mogelijk te maken.
De definitieve goedkeuring van VLAREMA 9 is nog voor dit jaar voorzien.
Zoals aangegeven in de tweede vraag, bekijkt een werkgroep van experten welke initiatieven op korte en middellange termijn hiernaast verder opgenomen kunnen worden.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Minister, ik ben blij met het antwoord. U geeft aan dat het de bedoeling is om het gebruik van boerderijcompostering te stimuleren en om dat in de praktijk ook makkelijker te maken. U erkent dat, ondanks alle regelgeving, er op het terrein nog heel wat obstakels zijn om het functioneel te houden voor de landbouwer. Denk aan de vergunning die nodig is om boerderijcompost te mogen produceren. Dat moet op een waterdichte plaat gebeuren, terwijl studies van ILVO toch aangeven dat het eigenlijk een maatregel is die slechts een beperkt nut heeft omdat er niet echt risico's of problemen zijn voor stikstofuitspoeling in de bodem. De vergunningsplicht voor die plaat weghalen zou bijvoorbeeld al een vereenvoudiging kunnen zijn.
Daarnaast haalt u terecht aan dat de samenwerking momenteel gelimiteerd is tot maximaal drie partners. De compost mag ook alleen maar gebruikt worden op percelen van de deelnemende partners. Dat is ook een beperking die gesteld wordt. Vanuit de bezorgdheid voor het leefmilieu begrijp ik dat uiteraard, maar als we even uitgaan van de goede wil van eenieder en de opportuniteit om de samenwerking tussen landbouw en natuur te stimuleren via boerderijcompost, dan denk ik dat als we dat echt willen opschalen, we toch wel moeten durven opschalen – uiteraard binnen een kader dat het leefmilieu voldoende beschermt –, zodat die samenwerkingen kunnen worden versterkt en op het terrein vlotter en breder kunnen worden uitgerold.
Ik ben ook blij dat u zegt dat u bij VLAREMA 9 eerst een aantal obstakels zult wegwerken en dat er een werkgroep aan de slag is om ook op korte termijn andere obstakels weg te werken. Ik zal het verder opvolgen, maar ik heb op dit moment geen bijkomende vragen.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.