|
Steun voor investeringen voor duurzame verwerking en afzet van landbouwproducten
Besluit van de Vlaamse Regering over steun voor investeringen voor duurzame verwerking en afzet van landbouwproducten
|
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, artikel 12, § 3 en artikel 12, § 6, 1° en 3°, vervangen bij het decreet van 28 juni 2013;
- het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1°, en tweede lid, en artikel 44, tweede lid.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Europese Commissie heeft het Vlaams Strategisch Plan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023 - 2027 goedgekeurd op 5 december 2022.
- De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 5 juli 2023.
- De Gegevensbeschermingsautoriteit heeft op 8 september 2023 verwezen naar het standaardadvies nr. 65/2023 van 24 maart 2023.
- De Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2023/107 gegeven op 12 september 2023.
- Er is op 20 juli 2023 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen dertig dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, § 4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° actieve landbouwer: de actieve landbouwer, vermeld in artikel 4, § 2, van het besluit van 21 april 2023;
2° besluit van 21 april 2023: het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
3° bevoegde entiteit: het Departement Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 26, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
4° e-loket: het elektronische loket dat ontwikkeld en beheerd wordt door de bevoegde entiteit;
5° factorinkomen: het factorinkomen, vermeld in artikel 4, § 1, 3°, van het besluit van 21 april 2023;
6° landbouwer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die als activiteit voor professionele doeleinden landbouwproducten kweekt, opkweekt, produceert of teelt;
7° landbouwproducten: de producten die opgenomen zijn in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, exclusief visserijproducten;
8° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw;
9° standaardverdiencapaciteit: de standaardverdiencapaciteit, vermeld in artikel 4, § 1, 7°, van het besluit van 21 april 2023;
10° verordening (EU) 2021/2115: verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013;
11° verordening (EU) 2021/2116: verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
Art. 2. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van:
1° verordening (EU) 2021/2115;
2° verordening (EU) 2021/2116.
HOOFDSTUK 2. - Steun
Art. 3. Binnen de grenzen van de begrotingskredieten die daarvoor zijn bestemd, kan de minister, volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, steun verlenen voor investeringen voor duurzame verwerking en afzet van landbouwproducten.
De steun, vermeld in het eerste lid, wordt verleend in de vorm van een kapitaalpremie.
HOOFDSTUK 3. - De begunstigden
Art. 4. De volgende kandidaat-begunstigden komen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3:
1° verwerkers;
2° groepen van landbouwers.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° verwerker: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die voor professionele doeleinden landbouwproducten verwerkt, en waarvan de activiteit betrekking heeft op een activiteit van de NACE-BEL-codes 2008, vermeld in de tabel die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd;
2° groep van landbouwers: een groep die aan al de volgende voorwaarden voldoet:
a) de groep heeft rechtspersoonlijkheid;
b) de activiteit van de groep betreft de verwerking of afzet van landbouwproducten of de afzet van door een actieve landbouwer verwerkte landbouwproducten;
c) minstens de helft van de vennoten, met een minimum van twee, is actieve landbouwer en meer dan de helft van het stemrecht is in hun handen.
Actieve landbouwers met een standaardverdiencapaciteit die overeenkomt met een factorinkomen van 20.000 euro of meer komen niet in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3.
HOOFDSTUK 4. - De investeringen
Art. 5. De volgende kosten komen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3:
1° investeringen in onroerende goederen;
2° investeringen in installaties, machines en bedrijfsuitrusting;
3° investeringen in software en sturingsprogramma's;
4° de algemene kosten die verbonden zijn aan de kosten, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, namelijk onderzoeks-, studie- en begeleidingskosten.
Art. 6. De investeringen, vermeld in artikel 5 van dit besluit, komen alleen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit, als ze voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° de investeringen betekenen een economische meerwaarde voor de landbouwer als leverancier van de te verwerken of af te zetten landbouwproducten. De voormelde economische meerwaarde wordt verkregen op een van de volgende wijzen:
a) de kwaliteit, de voedselveiligheid of de toegevoegde waarde verhogen van landbouwproducten die betrekking hebben op de eerste fase van de verwerking of afzet;
b) afval, restfracties of reststromen ten gevolge van de aanvoer, de eerste fase van de verwerking of de afzet van de landbouwproducten te beperken of te valoriseren;
2° de investeringen dragen bij tot een of meer van de doelstellingen, vermeld in artikel 6, lid 1 en 2, van verordening (EU) 2021/2115. Een oproep als vermeld in artikel 9 van dit besluit, kan beperkt worden tot een of meer van de voormelde doelstellingen.
De investeringen van de verwerkers hebben betrekking op de verwerking van landbouwproducten die betrekking heeft op een activiteit van de NACE-BEL-codes 2008, vermeld in de tabel die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
De investeringen van de groepen van landbouwers hebben betrekking op de verwerking of afzet van landbouwproducten die voor minstens 50% geproduceerd zijn door de vennoten die actieve landbouwer zijn, of op de afzet van de in eerste fase verwerkte landbouwproducten, die hoofdzakelijk geproduceerd zijn van landbouwproducten geproduceerd voor minstens 50% door de vennoten die actieve landbouwer zijn.
Art. 7. De volgende investeringen komen niet in aanmerking voor steun, als vermeld in artikel 3 van dit besluit:
1° de investeringen, vermeld in artikel 73, lid 3, van verordening (EU) 2021/2115;
2° de aankoop van grond;
3° de aankoop van tweedehands materiaal;
4° investeringen in ruwbouw;
5° kosten voor de verwerving van een vergunning, vereist voor de investering;
6° investeringen waarvoor een alternatief bestaat dat significant milieuvriendelijker is en niet significant duurder;
7° de aankoop van bedrijfsgebouwen;
8° investeringen voor irrigatie met grondwater en oppervlaktewater.
9° investeringen die economisch onverantwoord zijn in het licht van de structuur of de financieel-economische toestand van het bedrijf.
Art. 8. Leasing komt niet in aanmerking voor steun als vermeld in artikel 3, met uitzondering van on-balance leasing.
HOOFDSTUK 5. - Aanvraag en selectie
Art. 9. Via een oproep voor de subsidiëring van investeringen in duurzame verwerking en afzet van landbouwproducten kunnen projecten worden ingediend.
Naast de elementen, vermeld in artikel 6, eerste lid, 2°, artikel 12, tweede lid, artikel 14, vierde lid, artikel 19, eerste en derde, artikel 21, tweede lid, zal de oproep aan volgende voorwaarden voldoen:
1° de thema's waarvoor steunaanvragen ingediend kunnen worden omvatten ketenvernieuwing en keteninnovatie;
2° het maximale steunbedrag per kandidaat-begunstigde of per aanvraag bedraagt 400.000 euro;
3° de minimale of de maximale investeringsuitgaven per aanvraag bedragen respectievelijk 50.000 euro en 1.000.000 euro.
De minister kan de periode waarin en de wijze waarop steunaanvragen ingediend worden bepalen, het beschikbare budget per oproep en de ontvankelijkheidscriteria waaraan steunaanvragen getoetst worden.
De bevoegde entiteit maakt de oproep bekend.
Art. 10. De kandidaat-begunstigde die de steun, vermeld in artikel 3, wil verkrijgen dient daarvoor via het e-loket een steunaanvraag in bij de bevoegde entiteit.
Art. 11. Kandidaat-begunstigden die nog niet geïdentificeerd zijn bij de bevoegde entiteit, registreren hun onderneming en de personen die hen kunnen vertegenwoordigen, op het e-loket van de bevoegde entiteit om een steunaanvraag als vermeld in artikel 10, te kunnen indienen.
Art. 12. De steunaanvraag, vermeld in artikel 10, bevat volgende elementen:
1° een beschrijving van de investering;
2° een beschrijving van de achtergrond en de probleemstelling of uitdaging;
3° een beschrijving van het doel van het investeringsproject en de beoogde resultaten;
4° een plan van aanpak;
5° de gegevens over de kennis en de expertise van de aanvrager en de projectpartners;
6° een beschrijving van de economische meerwaarde van het investeringsproject voor de landbouwer, zoals vermeld in artikel 6, eerste lid, 1° ;
7° de gegevens van de aanvrager en de projectpartners;
8° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de economische duurzaamheid van het bedrijf;
9° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de ecologische duurzaamheid van het bedrijf;
10° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de sociale duurzaamheid van het bedrijf;
11° een beschrijving van het innovatieve karakter van de investering;
12° in voorkomend geval een beschrijving van de bijdrage van het project, of van de mogelijke resultaten ervan, aan de samenwerking in de keten of aan de ketenoverschrijdende samenwerking;
13° een gedetailleerde inschatting van de projectkosten, ingedeeld volgens de soorten kosten, vermeld in artikel 5. Die inschatting wordt geschaafd met offerten, bestekken of ramingen van externe leveranciers. Als het niet mogelijk is om die stukken ter staving voor te leggen, wordt dat gemotiveerd in de aanvraag;
14° een verklaring op erewoord waarin de kandidaat-begunstigde verklaart dat geen uitbetaling van andere steun aangevraagd is of aangevraagd zal worden bij een andere overheidsinstantie van welke aard ook voor dezelfde investeringen.
De minister kan per oproep, als vermeld in artikel 9, bepalen dat de steunaanvraag, vermeld in artikel 10, bijkomende elementen of documenten moet bevatten.
Art. 13. De bevoegde entiteit onderzoekt of de steunaanvragen, vermeld in artikel 10, ontvankelijk zijn conform de ontvankelijkheidscriteria, vermeld in artikel 9, derde lid en stelt een projectlijst op met alle ontvankelijke steunaanvragen.
Art. 14. De ontvankelijke steunaanvragen, vermeld in artikel 13 van dit besluit, worden beoordeeld door een beoordelingscommissie die de bevoegde entiteit samenstelt uit personeelsleden van het beleidsdomein Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 26, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.
De bevoegde entiteit kan bij de samenstelling van de beoordelingscommisie een beroep doen op externe experten.
De beoordelingscommissie beoordeelt de ontvankelijke steunaanvragen, vermeld in artikel 13 van dit besluit, aan de hand van een evaluatierooster, dat de bevoegde entiteit ter beschikking stelt en op basis van de volgende selectiecriteria:
1° de kwaliteit van de aanvraag;
2° de mate waarin de investering kan bijdragen aan de verbetering of behoud van de economische situatie voor de primaire producenten;
3° de mate van innovatie;
4° de mate van verduurzaming;
5° de mate van samenwerking.
De minister kan de selectiecriteria, vermeld in het derde lid, per oproep als vermeld in artikel 9, nader bepalen.
De beoordelingscommissie rangschikt de ontvankelijke steunaanvragen volgens de rangorde van beoordeling. Voor ieder beoordeeld project wordt een beknopte motivatie gegeven op basis van de selectiecriteria, vermeld in het derde lid.
De bevoegde entiteit maakt het verslag van de beoordeling en bezorgt het aan de minister.
Art. 15. De minister beslist welke projecten geselecteerd worden en kent de steun, vermeld in artikel 3, toe, rekening houdend met:
1° de beschikbare begrotingskredieten
2° de selectiecriteria, vermeld in artikel 14, derde lid.
3° het verslag van de bevoegde entiteit, vermeld in artikel 14, zesde lid.
Alleen projecten die de minimumscore behalen die de bevoegde entiteit vaststelt, komen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3.
In het toekenningsbesluit, vermeld in het eerste lid, kan de minister, binnen de grenzen van de bepalingen van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, de volgende elementen bepalen:
1° de investeringen, de investeringskosten en de algemene kosten waarvoor de steun, vermeld in artikel 3, wordt toegekend;
2° het maximale steunbedrag dat voor de activiteiten kan worden toegekend;
3° specifieke voorwaarden voor de uitvoering van het project.
Art. 16. De bevoegde entiteit brengt de aanvrager op de hoogte van de beslissing.
HOOFDSTUK 6. - Bewijs van uitvoering.
Art. 17. Binnen een jaar na de periode waarin de steunaanvraag, vermeld in artikel 10, ingediend kon worden, dient de begunstigde, via het e-loket, voor elke geselecteerde investering een bewijs van uitvoering in. Alleen een steunaanvraag met bewijs van uitvoering kan aanleiding geven tot een betalingsaanvraag als vermeld in artikel 19.
Als het bewijs van uitvoering, vermeld in het eerste lid, niet of laattijdig ingediend wordt, vervalt de ingediende steunaanvraag, vermeld in artikel 10, van rechtswege.
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen
Art. 18. De begunstigden voeren het project uit zoals het is goedgekeurd in het toekenningsbesluit, vermeld in artikel 15. Eventuele wijzigingen zijn alleen mogelijk nadat de begunstigde een gemotiveerde aanvraag heeft ingediend bij de bevoegde entiteit en nadat de bevoegde entiteit de aanvraag heeft goedgekeurd.
HOOFDSTUK 8. - De betalingsaanvraag
Art. 19. Tenzij het anders bepaald is in de oproep, vermeld in artikel 9, dient de begunstigde uiterlijk op de laatste dag van de zesendertigste maand na de maand waarin de steunaanvraag, vermeld in artikel 10, kon ingediend worden, via het e-loket een betalingsaanvraag in.
De betalingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende elementen:
1° een projectboekhouding;
2° een eindrapport waarin de projectresultaten beschreven worden;
3° facturen en bijhorende offertes met detail van de investering;
4° betalingsbewijzen;
5° stukken die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20.
De minister kan per oproep als vermeld in artikel 9, bepalen dat de betalingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, bijkomende elementen of documenten moet bevatten.
De betalingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend conform de instructies van de bevoegde entiteit. De bevoegde entiteit kan modelformulieren ter beschikking stellen die gebruikt moeten worden voor de voormelde indiening.
Verlenging van de indieningstermijn van de betalingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, is alleen toegelaten als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de begunstigde heeft een gemotiveerde aanvraag ingediend voor de periode, vermeld in het eerste lid, is verstreken;
2° de wijziging brengt geen budgettaire meerkosten teweeg;
3° de bevoegde entiteit keurt de wijziging van de periode goed.
Art. 20. Een begunstigde komt in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld op het moment dat de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19, wordt ingediend:
1° de investering is uitgevoerd conform de omschrijving van de steunaanvraag, vermeld in artikel 10, en conform het toekenningsbesluit, vermeld in artikel 15;
2° de investering is gerealiseerd conform de voorwaarden van de omgevingsvergunning en van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, als de investering dat vereist;
3° de investeringsactiviteit is gerealiseerd conform de voorwaarden van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen als de uitvoering van de investeringsactiviteit dat vereist;
4° onroerende investeringen zijn gerealiseerd op een vestigingseenheid van de begunstigde in het Vlaamse Gewest;
5° de realisatie van roerende investeringen komt ten goede aan een vestigingseenheid van de begunstigde in het Vlaamse Gewest;
6° de uitvoering van de investering is op zijn vroegst van start gegaan op de dag na de periode waarbinnen de steunaanvraag, vermeld in artikel 10, ingediend kon worden. Voorbereidende acties zoals de aanvraag van een omgevingsvergunning of de aanvraag van advies of een prijsofferte, worden niet beschouwd als de start van de investering;
7° de investering is operationeel en wordt gebruikt.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen: het agentschap dat is opgericht bij de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
2° omgevingsvergunning: de omgevingsvergunning zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 7°, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 6°, is niet van toepassing op de algemene kosten, vermeld in artikel 5, 4°.
HOOFDSTUK 9. - Het steunbedrag
Art. 21. De steun, vermeld in artikel 3, bedraagt maximaal 40% van de reële kosten, vermeld in artikel 5.
Tenzij het anders bepaald is in de oproep, vermeld in artikel 9, kunnen de algemene kosten, vermeld in artikel 5, 4°, maximaal 20% van de totale kosten, vermeld in artikel 5, bedragen.
De uitbetaalde steun per betalingsaanvraag is het laagste bedrag van het steunbedrag uit het toekenningsbesluit, vermeld in artikel 15, en de aanvaarde steun bij de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19.
HOOFDSTUK 10. - Uitbetaling van de steun
Art. 22. De steun, vermeld in artikel 3, wordt uitbetaald in één schijf na de indiening van de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19.
HOOFDSTUK 11. - Bijkomende voorwaarden
Art. 23. Tot vijf jaar nadat de steun, vermeld in artikel 3, is uitbetaald, blijft het goed verbonden aan het bedrijf dat de voormelde steun heeft verkregen, of de overnemer van dat bedrijf. Het goed wordt niet doorverkocht.
De steun, vermeld in artikel 3, wordt herrekend en in verhouding teruggevorderd voor de periode waarin de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, niet meer vervuld zijn, vanaf de eerste dag die volgt op de laatste betaling van de voormelde steun. De voormelde voorwaarden zijn minstens één jaar vervuld nadat de voormelde steun is uitbetaald.
HOOFDSTUK 12. - Communicatieverplichtingen
Art. 24. In geval van financiering uit de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, vermelden de begunstigden het logo van de Vlaamse overheid in alle communicatievormen over de gesubsidieerde activiteiten.
In geval van financiering uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling geven begunstigden blijk van de ontvangen financiële steun door de verplichtingen na te leven, vermeld in artikel 123, lid 2, j), van verordening (EU) 2021/2115, en de uitvoeringsbepalingen ervan.
De bevoegde entiteit kan materiaal ter beschikking stellen en instructies geven omtrent de communicatieverplichtingen, vermeld in het eerste en tweede lid.
HOOFDSTUK 13. - Controle en sancties
Art. 25. De bevoegde entiteit is verantwoordelijk voor de coördinatie en voor de uitvoering van de controles, vermeld in verordening (EU) 2021/2115, verordening (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen ervan. De minister kan bijkomende regels bepalen.
De controles, vermeld in het eerste lid, bestaan uit:
1° de administratieve controles, met inbegrip van controles op het terrein in het kader van die administratieve controles die voor elk dossier kunnen plaatsvinden;
2° de controles ter plaatse die plaatsvinden op basis van een steekproef;
3° de controles achteraf op de naleving van de voorwaarden in het kader van artikel 23, die plaatsvinden op basis van een steekproef.
De bevoegde entiteit kan het voorwerp van de steun- en betalingsaanvraag controleren en kan de nodige vaststellingen doen over de nakoming van de voorwaarden waaronder de steun, vermeld in artikel 3, werd verleend.
De bevoegde entiteit kan rekening houden met de vaststellingen van andere bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van de opdrachten die hun wettelijk toegewezen zijn.
De bevoegde entiteit kan de controles overdragen aan derden.
Art. 26. Controles ter plaatse mogen worden aangekondigd op voorwaarde dat het doel of de doeltreffendheid ervan daardoor niet in het gedrang komt. De periode tussen de aankondiging en de controle wordt beperkt tot het noodzakelijke minimum en bedraagt niet meer dan veertien dagen.
Art. 27. De begunstigde houdt alle bewijsstukken die in dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan worden opgelegd, ter beschikking voor controle tot minimaal tien jaar na de laatste betaling of na het aflopen van de verbintenis, als de laatste betaling eerder heeft plaatsgevonden.
Art. 28. De bevoegde entiteit kan op elk ogenblik bijkomende stukken of informatie opvragen in het kader van beleidsevaluaties en om de controles, vermeld in artikel 25, uit te voeren. In dat geval bezorgt de begunstigde de gevraagde stukken of informatie onmiddellijk aan de bevoegde entiteit.
Art. 29. § 1. De bevoegde entiteit staat in voor het bepalen en opleggen van de administratieve sancties, vermeld in de verordening (EU) 2021/2115, verordening (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan.
§ 2. In de volgende gevallen kan de bevoegde entiteit een of meer administratieve sancties, vermeld in paragraaf 1, opleggen:
1° de voorwaarden, waaronder de steun, vermeld in artikel 3, werd verleend, worden niet nageleefd;
2° de steun, vermeld in artikel 3, wordt niet aangewend voor de doeleinden waarvoor zij werd verleend;
3° de controle, vermeld in artikel 25, wordt verhinderd;
4° de begunstigde beschikt niet over de vereiste bewijsstukken, die correct en volledig moeten zijn;
5° de begunstigde bezorgt de bevoegde entiteit de vereiste bewijsstukken of informatie, niet of niet binnen de bepaalde termijn;
6° de begunstigde heeft valse informatie verstrekt om de steun, vermeld in artikel 3, te ontvangen;
7° het bedrag in de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19, is minstens 10% hoger dan het bedrag dat na een onderzoek naar de subsidiabiliteit van de uitgaven in de voormelde betalingsaanvraag subsidiabel bevonden is.
§ 3. De administratieve sancties, vermeld in paragraaf 1, kunnen een van de volgende vormen aannemen:
1° een vermindering van het steunbedrag van de steun- of betalingsaanvraag waarop de niet-naleving van toepassing is, dan wel op volgende aanvragen;
2° de uitsluiting van het recht om aan de steunmaatregel, vermeld in dit besluit, of andere steunmaatregelen deel te nemen of om ze te verkrijgen.
§ 4. Als de begunstigde geen recht heeft op de steun, vermeld in artikel 3, en de voormelde steun al is uitbetaald, vordert de bevoegde entiteit de reeds uitbetaalde steun volledig of gedeeltelijk terug.
De ingevorderde bedragen worden binnen maximaal zestig dagen betaald. De betalingstermijn wordt opgenomen in de invorderingsbrief.
De rente over de ingevorderde bedragen, vermeld in het tweede lid, wordt berekend voor de periode tussen de datum waarop de betalingstermijn in de invorderingsbrief, vermeld in het tweede lid, verstrijkt, en de datum van de terugbetaling.
Om de rente, vermeld in het derde lid, te berekenen, wordt de wettelijke rentevoet, vermeld in artikel 2 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest, toegepast.
§ 5. De administratieve sancties, vermeld in paragraaf 1, zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en staan in verhouding tot de ernst, de omvang, het permanent karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving, overeenkomstig artikel 59 van verordening (EU) 2021/2116, binnen de volgende grenzen:
1° de sanctie, vermeld in de paragraaf 3, 1°, is niet hoger dan 100% van het bedrag in de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19 van dit besluit;
2° de uitsluiting, vermeld in de paragraaf 3, 2°, geldt ten hoogste voor een periode van twee opeenvolgende jaren, namelijk het jaar van de vaststelling en het jaar nadien;
3° in het geval, vermeld in paragraaf 2, 7°, is het bedrag van de sanctie gelijk aan het verschil tussen het bedrag in de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19 van dit besluit, en het bedrag dat na een onderzoek naar de subsidiabiliteit van de uitgaven in de voormelde betalingsaanvraag subsidiabel bevonden is, maar gaat de administratieve sanctie niet verder dan de volledige intrekking van de steun.
Art. 30. De bevoegde entiteit onderzoekt de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19, die ze van de begunstigde heeft ontvangen en ze bepaalt de subsidiabele bedragen.
Art. 31. De bevoegde entiteit kan, boven op de administratieve sancties, vermeld in artikel 29 van dit besluit, administratieve sancties opleggen conform artikel 56 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid.
HOOFDSTUK 14. - Bezwaarprocedure
Art. 32. § 1. De bevoegde entiteit behandelt bezwaren tegen beslissingen die rechtsgevolgen tot stand brengen ter uitvoering van dit besluit, de uitvoeringsbesluiten ervan, verordening (EU) 2021/2115 en (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan.
§ 2. Het bezwaar, vermeld in paragraaf 1, wordt binnen dertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing ingediend bij de bevoegde entiteit met een bezwaarschrift. De bevoegde entiteit beslist over het bezwaar. Het bezwaarschrift voldoet aan al de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden:
1° het wordt op schriftelijke wijze ingediend;
2° het vermeldt de naam en de woonplaats van de indiener van het bezwaar. Als woonplaatskeuze wordt gedaan bij een raadsman, wordt dat in het bezwaarschrift aangegeven;
3° het is ondertekend door de indiener van het bezwaar of zijn raadsman. Een schriftelijke machtiging wordt bijgevoegd, tenzij de raadsman ingeschreven is als advocaat of advocaat-stagiair;
4° het vermeldt het voorwerp van het bezwaar, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten.
§ 3. Als het bezwaar, vermeld in paragraaf 1, niet voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 2, wordt het bezwaar onontvankelijk verklaard.
§ 4. De bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger wordt binnen honderdtwintig dagen op de hoogte gebracht van de beslissing van de bevoegde entiteit over het bezwaar. De voormelde termijn wordt gerekend vanaf de dag na de dag waarop de termijn voor de indiening van het bezwaar verstreken is. Tegen de voormelde beslissing staat geen nieuwe bezwaarmogelijkheid open.
De termijn, vermeld in het eerste lid, kan één keer verlengd worden met een nieuwe termijn van honderdtwintig dagen die begint op de dag nadat de eerste termijn, vermeld in het eerste lid, is verstreken. De bevoegde entiteit brengt de bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger op de hoogte van de voormelde verlenging voor de eerste termijn van honderdtwintig dagen is verstreken, en vermeldt de reden of de redenen van de verlenging.
Als de bevoegde entiteit bij de bezwaarindiener of via derden informatie of bewijzen opvraagt, wordt de termijn van honderdtwintig dagen, vermeld in het eerste lid, geschorst tot op de datum dat de informatie of het bewijs ontvangen is. De bevoegde entiteit meldt de schorsing, die het gevolg is van het inwinnen van informatie of het opvragen van bewijzen bij derden, aan de bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger en vermeldt de reden van de schorsing. Om het bezwaar te behandelen, kan rekening gehouden worden met informatie die van derden verkregen is.
HOOFDSTUK 15. - Gegevensverwerking
Art. 33. De bevoegde entiteit is verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
De persoonsgegevens van de volgende categorieën betrokkenen kunnen worden verwerkt:
1° de begunstigden;
2° de personen die de begunstigden kunnen vertegenwoordigen op het e-loket van de bevoegde entiteit.
Voor de uitvoering van dit besluit kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerkt worden:
1° identificatiegegevens;
2° financiële gegevens.
De verwerking van de gegevens, vermeld in het derde lid, is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang als vermeld in artikel 6, lid 1, e), van de voormelde verordening.
Het doel voor de gegevensverwerking is het verlenen van subsidies en alle activiteiten die daarmee verband houden.
HOOFDSTUK 16. - Dubbele subsidiëring en cumul
Art. 34. Kosten waarvoor met toepassing van andere regelingen van de Vlaamse overheid of andere overheden subsidies worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor de toekenning van de steun, vermeld in artikel 3, als dat ertoe leidt dat die kosten worden gesubsidieerd.
Bijkomende subsidiëring door de Vlaamse overheid of andere overheden om de investeringen, vermeld in artikel 3, te realiseren, is uitgesloten.
HOOFDSTUK 17. - Europese regelgeving
Art. 35. De steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit, wordt verleend onder de voorwaarden die gelden voor steun voor investeringen, vermeld in artikel 73 van verordening (EU) 2021/2115.
HOOFDSTUK 18. - Uitwisseling van berichten
Art. 36. De uitwisseling van berichten ter uitvoering van dit besluit gebeurt op elektronische wijze. Tenzij in dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan al een bepaalde elektronisch procedure bepaald is, kiest de bevoegde entiteit de te volgen elektronische procedure en maakt die bekend. De bevoegde entiteit kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.
Artikel II.23 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 is van toepassing voor het tijdstip van verzending en ontvangst van berichten die op elektronische wijze worden uitgewisseld.
Als voor bepaalde berichten bepaald is dat ze voor een bepaalde datum meegedeeld of ingediend moeten worden bij de bevoegde entiteit, zijn de berichten die elektronisch uitgewisseld worden, op die datum ontvangen zijn door de bevoegde entiteit. Berichten die op papier uitgewisseld worden, worden op die datum verzonden aan de bevoegde entiteit. De datum van de poststempel geldt daarbij als tijdstip waarop een bericht verzonden is.
Voor elektronische verzendingen die uitgaan van de bevoegde entiteit geldt de dag na de dag van verzending als startpunt van de termijnen die worden opgelegd in het kader van procedures in uitvoering van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid kunnen terugvorderingen ook op papier verstuurd worden door de bevoegde entiteit. In dat geval geldt de dag na de dag van verzending als startpunt van de bezwaartermijn, vermeld in artikel 32.
In afwijking van het eerste lid, mogen de bezwaren, vermeld in artikel 32, ook op papier ingediend worden.
HOOFDSTUK 19. - Voorafgaande controle door de Inspectie van Financiën bij de toekenning van de subsidies
Art. 37. De oproep, vermeld in artikel 9, wordt voor advies aan de Inspectie van Financiën voorgelegd.
Als de Inspectie van Financiën gunstig advies verleent over de oproep worden de toekenningsbesluiten, vermeld in artikel 15, niet meer voor advies aan de Inspectie van Financiën voorgelegd, tenzij de Inspectie van Financiën anders adviseert in het advies over de oproep in kwestie.
HOOFDSTUK 20. - Slotbepalingen
Art. 38. Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2015 betreffende steun aan investeringen in de agrovoedingssector tot verhoging van de toegevoegde waarde, de kwaliteit en de voedselveiligheid van landbouwproducten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2018, wordt opgeheven.
Art. 39. Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2015 betreffende steun aan investeringen in de agrovoedingssector tot verhoging van de toegevoegde waarde, de kwaliteit en de voedselveiligheid van landbouwproducten, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op aanvragen die conform het voormelde besluit van 24 april 2015 ingediend werden voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 40. De Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 oktober 2023.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
J. JAMBON
De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw,
J. BROUNS
Bijlage
Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2023 over steun voor investeringen voor duurzame verwerking en afzet van landbouwproducten
Bijlage. NACE-BEL-codes, als vermeld in artikel 4 en 6.
Subklasse |
|
10110 |
Verwerking en conservering van vlees, exclusief vlees van gevogelte |
10120 |
Verwerking en conservering van gevogelte |
10130 |
Vervaardiging van producten van vlees of van vlees van gevogelte |
10311 |
Verwerking en conservering van aardappelen, exclusief productie van diepgevroren aardappelbereidingen |
10312 |
Productie van diepgevroren aardappelbereidingen |
10320 |
Vervaardiging van groente- en fruitsappen |
10391 |
Verwerking en conservering van groenten, exclusief productie van diepgevroren groenten |
10392 |
Verwerking en conservering van fruit, exclusief productie van diepgevroren fruit |
10393 |
Productie van diepgevroren groenten en fruit |
10410 |
Vervaardiging van oliën en vetten |
10510 |
Zuivelfabrieken en kaasmakerijen |
10520 |
Vervaardiging van consumptie-ijs |
10610 |
Vervaardiging van maalderijproducten, beperkt tot de activiteiten behorende bij het malen van granen en groenten |
10890 |
Vervaardiging van andere voedingsmiddelen, beperkt tot het vervaardigen van eierproducten en tot de verwerking van gekweekte insecten |
11020 |
Vervaardiging van wijn uit druiven |
11030 |
Vervaardiging van cider en van andere vruchtenwijnen |
11060 |
Vervaardiging van mout |
13100 |
Bewerken en spinnen van textielvezels, beperkt tot activiteiten, uitgevoerd door vlassers |
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2023 over steun voor investeringen voor duurzame verwerking en afzet van landbouwproducten.
Brussel, 6 oktober 2023.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
J. JAMBON
De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw,
J. BROUNS
|
|