De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Collega’s, minister-president, ik moet niet schetsen wat er zich de voorbije weken helaas heeft afgespeeld in de Westhoek, in andere plaatsen in West-Vlaanderen, maar ook elders in Vlaanderen. Op het moment dat de meest kritieke fase van de watersnood in die gebieden achter de rug was, sprak u al het voornemen uit om snel het Rampenfonds te activeren. Hulde daarvoor, en dat lijkt ook een evidente keuze.
Sinds het begin van deze legislatuur, en de intrede van de brede weersverzekering, worden landbouwers geacht zichzelf in te dekken tegen schade die veroorzaakt is door extreme en ongunstige weersomstandigheden. Het Rampenfonds komt nog beperkt tussen in de schade van landbouwers, mits een aantal voorwaarden. Zo moet minstens een deel van het areaal van die landbouwers verzekerd zijn via een brede weersverzekering.
Bij de landbouwers in kwestie in de Westhoek, maar ook breder, roept dat toch een aantal vragen op. De belangrijkste vraag in dezen is de oorzaak. Is de Westhoek ondergelopen door hevige lokale neerslag, en gaat het dus echt over een natuurramp? Of liep hij onder door de afvoer van hevige neerslag in Noord-Frankrijk, en is het dus ook een stukje een gevolg van het beleid – al dan niet in Vlaanderen of in andere landen – dat een impact heeft? Gezien de communicatie van de Vlaamse Regering dat er een taskforce wordt opgericht om dergelijke rampen in de toekomst zoveel mogelijk te vermijden, zou je kunnen veronderstellen dat zo niet de overstromingen in hun algemeenheid, toch minstens de schaalgrootte van de overstromingen en de betrokken schade ten dele konden worden vermeden als er in het verleden al ander beleid was geweest. Dat gaat dan bijvoorbeeld over een beter waterbeheer in Vlaanderen en België, of over betere afspraken met Frankrijk.
De brede weersverzekering dekt schade die werd veroorzaakt door extreme weersomstandigheden, maar niet door falend beleid. Wij hadden nog een aantal vragen, omdat die leven op het terrein.
Op welke termijn acht u het zelf mogelijk dat het Rampenfonds kan worden geactiveerd? Tegen wanneer zouden dan de eerste tussenkomsten kunnen worden uitgekeerd? We hebben in het verleden gezien dat dat altijd wel wat tijd in beslag neemt. Wat is dus het tijdsperspectief voor de mensen?
Zal dit beperkt worden tot de Westhoek, of zijn er ook nog andere regio’s in West-Vlaanderen of elders in Vlaanderen die in beeld komen na de voorbije weken?
Zullen landbouwers die schade leden door de overstromingen in de Westhoek, kunnen rekenen op een tussenkomst door het Rampenfonds? Op welke voorwaarden zal dat zijn? Is er hier een onderscheid tussen bijvoorbeeld akkerbouw en veeteelt?
Zullen landbouwers die verzekerd zijn via een brede weersverzekering een beroep kunnen doen op deze verzekering?
Bestaat de kans nog dat de verzekeraars verhaal halen bij de Vlaamse Regering of andere overheden? Want er bestaat minstens impliciet nog een indruk dat een deel van de schade vermijdbaar was. Dat is al dan niet een deel van de realiteit.
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Mijn collega heeft de moeilijke omstandigheden in de Westhoek al geschetst, denk ik. Ik zal dus mijn inleiding wat inkorten. Mijn collega heeft ook de samenhang met de brede weersverzekering geduid.
U gaf ondertussen aan dat de watersnood in de Westhoek hoogstwaarschijnlijk als ramp zal worden erkend, vanwege de uitzonderlijke proporties die hij aannam. Hierdoor maken getroffen burgers en bedrijven aanspraak op een schadevergoeding uit het Vlaams Rampenfonds. Indien getroffenen een schadevergoeding willen krijgen, is het belangrijk dat zij hun schade melden tot uiterlijk zestig dagen na het weersverschijnsel. Het Vlaams Rampenfonds bundelt die meldingen, om nadien op basis van objectieve vaststellingen van onder meer het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) over te gaan tot erkenning.
Ik heb daar een aantal praktische vragen bij.g Kunt u, minister-president, aangeven of de eerste schadedossiers van de hevige regenval momenteel binnenlopen bij de administratie?
Zijn die in hoofdzaak afkomstig uit de Westhoek en het IJzerbekken, of zijn er ook andere getroffen gebieden?
Welk aandeel vertegenwoordigen landbouwers met teeltschade in al die meldingen?
Op welke wijze worden de getroffenen geïnformeerd over het feit dat ze eerst de schade moeten melden vooraleer het Vlaams Rampenfonds daadwerkelijk kan onderzoeken of het al dan niet de watersnood als ramp erkent? Zijn er initiatieven ophanden om hen daar bijkomend op attent te maken?
Wat is de uiterlijke einddatum van de meldingsperiode van zestig dagen, aangezien de hevige regenval een aantal dagen op rij heeft aangehouden? Anders gezegd: welke dag is doorslaggevend als het begin van de periode van zestig dagen? Op die manier weten de mensen goed tot wanneer de deadline loopt om hun schade te melden.
Kunt u indicatief vooruitlopen op het verloop van de onderzoekstermijn? Hebben uw diensten al contact gehad met het KMI, de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en het Waterbouwkundig Laboratorium, met het oog op het bepalen van de precieze omvang van de ramp?
Wanneer schat u in dat u het erkenningsbesluit ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering kunt voorleggen?
De voorzitter
Minister-president Jambon heeft het woord.
Minister-president Jan Jambon
Ik ga de eerste vraag van de heer Vaneeckhout en de eerste en derde vraag van de heer Coel samennemen.
Ik heb mijn diensten vorige week de opdracht gegeven om nu al, op basis van de reeds ontvangen schademeldingen en in samenwerking met de bevoegde wetenschappelijke instellingen, na te gaan of een erkenning mogelijk is. Het Vlaams Rampenfonds is met andere woorden al bezig met de voorbereiding van een mogelijke erkenning tot ramp.
De meldingstermijn van zestig dagen, zoals vastgelegd in artikel 16 van het uitvoeringsbesluit van 30 oktober 2020, start zodra het fenomeen van de ramp beëindigd is. Dit wordt momenteel nog onderzocht, aangezien de betrokken wetenschappelijke instellingen hebben aangegeven dat de waterstanden in een aantal gemeenten nog niet zijn teruggekeerd tot het normale peil. Zodra het begin van de zestig dagen bepaald kan worden, zullen we hierover duidelijk communiceren, zodat de getroffenen tijdig hun dossier kunnen indienen. Het is belangrijk te beseffen waarom die meldingstermijn van zestig dagen werd ingevoerd. De schade, vooral bij wateroverlast, manifesteert zich immers niet steeds onmiddellijk. Zo krijgen de schadelijders voldoende tijd om het totaalplaatje van de schade op te maken. Vroeger wachtte men die begintermijn af voor men de bevoegde instanties inschakelde, maar ik heb hen nu al ingeschakeld, zodat we parallel kunnen werken.
Getroffenen wordt aangeraden om hun schademeldingen zo snel mogelijk te doen, zodat het Vlaams Rampenfonds een goed overzicht krijgt. Er zijn reeds een vijftigtal meldingen binnengekomen, waarvan de overgrote meerderheid schade aan teelten betreft. Deze meldingen komen in hoofdzaak uit de provincie West-Vlaanderen en in mindere mate uit Oost-Vlaanderen. Zoals gezegd, zijn de adviesinstanties deze meldingen al aan het onderzoeken, zodat ze zo snel mogelijk kunnen worden erkend als ramp als aan de voorwaarden is voldaan.
Nadat de Vlaamse Regering de wateroverlast als ramp heeft erkend en de schadelijders hun schadedossier hebben ingediend, gaan de deskundigen aan de slag met de schadedossiers. Na hun onderzoek en wanneer de schadelijder akkoord gaat met hun expertise, kan er uitbetaald worden. Op de site van het Vlaams Rampenfonds staat een uitgebreide toelichting van de procedure, met bijzondere aandacht voor de wateroverlast in het IJzerbekken en in Oost-Vlaanderen.
Mijnheer Vaneeckhout, u vroeg of dit beperkt zou blijven tot de Westhoek dan wel of er ook andere regio’s in beeld komen. De meeste meldingen komen uit West-Vlaanderen en in mindere mate Oost-Vlaanderen. Iedere melding zal deel uitmaken van het onderzoek. Het is dus belangrijk dat elke getroffene een melding doet bij het Vlaams Rampenfonds. Zodoende kan er een volledig onderzoek worden gedaan betreffende de geografische uitgestrektheid van het ongunstig weersverschijnsel. Mijn aanvoelen is dat het voor de Westhoek buiten kijf staat, maar tot waar je nog van een ramp kunt spreken – tot waar de ‘olievlek’ als het ware loopt –, daarvoor is nader onderzoek nodig.
Naast de communicatie die in het verleden al gebeurde naar de gemeenten toe, heeft het Vlaams Rampenfonds in mijn opdracht bijkomend de gemeenten uit de getroffen regio aangeschreven om de procedure voor erkenning van een natuurverschijnsel als ramp nog eens onder de aandacht te brengen. Er wordt hun gevraagd om deze informatie te delen met hun administratie en met hun inwoners via de gemeentelijke communicatiekanalen. Wij hebben onze eigen communicatiekanalen, maar we hebben de lokale besturen gevraagd ook die van hen maximaal te benutten.
Wat de landbouwers betreft: zoals u welbekend, is het bij verschijnselen als hevige of aanhoudende regenval voor schade aan teelten en oogsten, vereist dat men beschikt over een brede weersverzekering voor minstens 25 procent van het totale teeltareaal. Alleen dan komt men in aanmerking voor een tegemoetkoming. Dat geldt ook voor een overstroming. Ter herinnering: de premie voor een erkende brede weersverzekering wordt tot 65 procent door de Vlaamse overheid gesubsidieerd. Men moet dus een brede weersverzekering hebben voor minstens 25 procent van de teeltoppervlakte en daarvan betalen wij tot 65 procent terug.
Verder bestaat er inderdaad een onderscheid tussen akkerbouw en veeteelt. Zo zal de veestapel binnen, die verzekerbaar is in het kader van een brandpolis eenvoudige risico’s, niet in aanmerking komen voor een tussenkomst van het Vlaams Rampenfonds. De veestapel buiten kan in aanmerking komen voor een vergoeding van het Vlaams Rampenfonds.
Mijnheer Vaneeckhout, zullen landbouwers die verzekerd zijn via een brede weersverzekering een beroep kunnen doen op deze verzekering? Als een landbouwer een brede weersverzekering heeft afgesloten, moet hij of zij de verzekeraar aanspreken. Dat is hetzelfde als voor elke andere burger die de brandverzekeraar bij hevige regenval gaat aanspreken. Op basis van de polis en de schade zal de verzekeraar dan al dan niet schade uitkeren.
Bestaat de kans dat de verzekeraars verhaal halen bij de Vlaamse Regering? Het zal u misschien verbazen, maar een Vlaamse Regering heeft geen vat op het weer. De Vlaamse overheid is via ambitieuze plannen zoals bijvoorbeeld het Sigmaplan en de Blue Deal de strijd tegen de wateroverlast en droogte aangegaan. We zijn daar in 2020 mee gestart.
Dankzij de Vlaamse investeringen in het verleden, bijvoorbeeld de bouw van de winterdijk, maar ook de samenwerking binnen het Mageteauxproject met Noord-Frankrijk, hebben we erger kunnen voorkomen. Ook tijdens de overstromingen in het IJzerbekken hebben De Vlaamse Waterweg en de VMM op het terrein met man en macht meegeholpen om het water onder controle te houden.
Doordat wij hiermee risico’s inperken, vinden wij in de verzekeringssector juist een partner en geen tegenstander. Ik zie dan ook niet in waar u het haalt dat de schade door de Vlaamse Regering vermijdbaar zou zijn geweest. Als wij een taskforce oprichten, is dit om te onderzoeken hoe we ons met de recente ervaringen nog beter kunnen wapenen voor de toekomst. De plannen zijn natuurlijk nog niet integraal uitgevoerd, maar de vraag binnen die taskforce is wat we meer moeten doen op de korte, middellange en lange termijn.
Mijnheer Coel, dan was er uw vraag hoe de mensen worden geïnformeerd. De procedure bestaat al sinds 1 januari 2020 en gaf al aanleiding tot meerdere erkenningen, bijvoorbeeld van de droogteramp van de zomer van 2020, de watersnoodramp van juli 2021 en de droogte van 2022. Nu kennen we watersnood in 2023, dus in 2024 droogte? Schadelijders kunnen in eerste instantie de website van het Vlaams Rampenfonds consulteren. Op deze website wordt de erkenningsprocedure uitgelegd en aangegeven hoe een getroffene een schademelding kan doen.
Naar aanleiding van de wateroverlast in het IJzerbekken heb ik bijkomend de procedure onder de aandacht gebracht van de gemeenten in de getroffen regio, zodat ze dit kunnen verspreiden via hun administratie en de gemeentelijke communicatiekanalen. De website van het Vlaams Rampenfonds werd aangepast en er werd eveneens via verschillende sociale media gecommuniceerd.
Ik zorgde er ook voor dat het Vlaams Rampenfonds aanwezig zal zijn op een aantal infosessies gepland door de provincie West-Vlaanderen. Ook in Oost-Vlaanderen zal het Vlaams Rampenfonds in samenwerking met de gouverneur een infomoment inplannen met de besturen van de getroffen gemeenten.
Ik ben dus van oordeel dat de getroffenen via de verschillende kanalen voldoende geïnformeerd zullen worden.
Mijnheer Coel, u vroeg dan nog of we indicatief kunnen vooruitlopen op het verloop van de onderzoekstermijn. Het Vlaams Rampenfonds is op mijn vraag al proactief gestart met zijn onderzoek naar de mogelijke erkenning als ramp. Dat omvat inderdaad overleg en afspraken met het KMI, de VMM en het Waterbouwkundig Laboratorium. Pas na de meldingsperiode van zestig dagen kan het definitieve advies van de wetenschappelijke instellingen verwacht worden. Door het proactieve onderzoek moet dat zo snel mogelijk na die periode van zestig dagen komen. Ik denk dat dat er heel snel zal komen. Indien er voldaan is aan de financiële of de wetenschappelijke criteria, legt het Vlaams Rampenfonds een dossier voor mogelijke erkenning voor aan de Vlaamse Regering. Zoals gezegd wordt dat proactief volop voorbereid. Ik denk dus dat we nu alles aan het doen zijn wat we kunnen doen voor die zestig dagen om zijn.
De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Minister-president, dank u wel voor de antwoorden. Ik denk dat die ook wat helderheid geven aan mensen bij wie er nog wat verwarring was. Als ik het dus goed begrijp, gaan die zestig dagen in vanaf het moment dat de waterpeilen opnieuw normaal zijn. In de tussentijd loopt er eigenlijk al een onderzoek, maar het is pas na die zestig dagen en de definitieve indiening van alle schademeldingen dat er een dossier aan de Vlaamse Regering zal worden voorgelegd. Oké, dat maakt het al een stuk helderder.
Ik wil toch nog wat dieper ingaan op de logica van mijn laatste vraag. Ik begrijp helemaal dat u zegt dat de Vlaamse Regering niet verantwoordelijk is voor het weer. Dat is ook nog altijd niet geregionaliseerd in dit land. Maar ook de federale overheid is daar niet voor verantwoordelijk. We kunnen daar een zeer boeiend debat over voeren. U zegt zelf in uw antwoord dat we in 2020 een droogteperiode en droogteschade hadden, in 2021 waterschade, in 2022 droogte en in 2023 waterschade, en dat we in 2024 dus hopelijk niet opnieuw droogteschade hebben. Dat toont natuurlijk het structurele probleem. Vandaar onze bezorgdheid dat verzekeraars, hetzij van de brede weersverzekering, hetzij private verzekeraars van de veestapel in stallen, op een bepaald moment zouden beslissen om gewoon niet meer te verzekeren.
We maken ons wat zorgen over twee dynamieken die zouden kunnen ontstaan. Verzekeraars kunnen ten eerste proberen dat te verhalen op de Vlaamse overheid. Laten we eerlijk zijn: het zou zeer moeilijk tastbaar te maken zijn dat er een oorzaak-gevolgrelatie is tussen het ruimtelijk beleid van de Vlaamse Regering en de impact ervan, maar die is er wel degelijk op sommige plekken. Verzekeraars zouden ten tweede gewoon kunnen zeggen dat ze ermee stoppen. Ik heb zelf in de Westhoek met een aantal mensen gesproken. Dat gaat dan over private schade. Na drie overstromingen zei de verzekeraar dat hij niet meer zou verzekeren, dat men maar iemand anders moest zoeken. Minister-president, wat doet u daar dan mee op dat moment? Hetzelfde geldt voor landbouwers wier veestapel binnen verzekerd is door hun brandverzekering. Wat als de brandverzekeraar na de derde keer op twee of drie jaar zegt dat gewoon niet langer te zullen doen? Mensen zijn in principe soms ten dele verplicht om een brandverzekering te hebben, maar wat als geen enkele verzekeraar nog geïnteresseerd is? Dat is dus nog mijn aanvullende vraag of bedenking. Hebt u in dat opzicht structureel overleg met de verzekeringssector om dat tijdig te monitoren? We zullen u blijven stimuleren om nog verder te gaan als het gaat over ruimtelijk beleid en het beperken van de impact van dit soort neerslag.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Minister-president, ik denk dat het goed is dat u proactief hebt gehandeld, en dat u niet het einde van die zestig dagen hebt afgewacht om dat onderzoek al op te starten. Op die manier winnen we tijd, en zal ook de doorlooptijd voor de erkenningsprocedure zo kort mogelijk zijn. Hopelijk zal daardoor ook de afhandeling van schadedossiers, en de eventuele uitbetaling, zo kort mogelijk worden gehouden.
Jammer genoeg hebben we inderdaad al heel wat ervaring met de procedure in de voorbije vier jaar, u hebt dat opgesomd. Ik denk dat het toch goed is dat u via de gemeenten nog breed communiceert, zodat de mensen tijdig schade kunnen melden en zij later ook in aanmerking komen voor die tussenkomst.
Het laatste dat mensen in miserie kunnen gebruiken, is dat er actief twijfel over wordt gezaaid of de verzekering zal tussenkomen en, zoals we vorige week in de plenaire vergadering hebben gehoord, of er wel voldoende budget is in het Rampenfonds om de schadegevallen uit te betalen. Vorige week werd er door collega Veys in de plenaire vergadering aangehaald dat er niet voldoende budget in het Rampenfonds beschikbaar zou zijn. Kunt u hier uitdrukkelijk bevestigen dat, indien de ramp erkend wordt, iedereen die een schadedossier indient en daarvoor ook in aanmerking komt, correct betaald zal worden, zodat die kwakkel alvast de wereld uit is?
De voorzitter
De heer Veys heeft het woord.
Maxim Veys (Vooruit)
Minister-president, collega Coel haalt het hier aan: het klopt dat ik vorige week in de plenaire vergadering hier ook vragen over heb gesteld. Ik erken hier wel dat u snel ageert om die ramp zo snel mogelijk te erkennen. Ik denk dat dat een goede zaak is. Vanuit de Vooruitfractie appreciëren wij dat, en dat wordt zeker geapprecieerd bij de West-Vlaamse bevolking.
Maar mijn tussenkomst van vorige week ging er natuurlijk over dat het echte werk dan pas begint. De heer Coel zei dat we veel tijd winnen, maar ik denk dat het werk dan pas echt begint. Vorige week heb ik ook toegelicht om te investeren, en om voldoende middelen te steken in dat fonds. Ik zal niet dieper ingaan op de begroting, maar we hebben vastgesteld dat het Rekenhof stelt dat er onvoldoende middelen voorzien zijn voor het volgende begrotingsjaar 2024. Het lijkt mij niet realistisch dat de mensen die deze ramp hebben ondergaan, al op het volgende begrotingsjaar zullen worden uitbetaald.
Niet alleen investeren was een opdracht, maar ook hervormen. De uitbetalingstermijnen slepen wat aan. In oktober werd u nog door een collega van de Groenfractie bevraagd, en toen zei u dat de slachtoffers van de watersnood uit 2021 in de loop van november uitbetaald zouden beginnen te worden. Ik zou u bij dezen graag vragen of dat ondertussen al gebeurt. Als er hier gezegd wordt dat we tijd gaan winnen, moeten we tegelijkertijd natuurlijk vaststellen dat het Rampenfonds wel een heel stuk trager uitbetaalt dan de verzekeringen. Dat is ergens begrijpelijk, aangezien dat complexere dossiers zijn, maar als ik zie dat het over 93 aanvragen van schadevergoeding gaat bij de ramp in 2021, en dat de verzekeringsfirma’s 74.000 dossiers hebben uitgekeerd … Het nog slechter doen dan de verzekeringsfirma’s, ik denk toch niet dat deze Vlaamse Regering daar fier op kan zijn.
Worden die dossiers van 2021 reeds uitbetaald? Werkt u naar een versnelling van de uitbetalingstermijnen voor de volgende ramp? U loopt nog drie rampen achter op het vlak van de uitbetaling, wordt er daarin aangestuurd op een versnelling?
De voorzitter
Minister-president Jambon heeft het woord.
Minister-president Jan Jambon
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen.
Ja, mijnheer Veys, de uitbetaling is nu bezig. Ik heb het nieuwe management van het Rampenfonds – de nummers één en twee bij dat fonds zijn nieuw, ik denk dat de ene zes maanden en de andere drie maanden bezig is – bij mij geroepen om te bekijken hoe de processen en procedures daar kunnen worden versneld. Er is ook een digitaliseringstraject bezig. Ik ben het dus eens met de kritiek die u hebt. We zijn dat aan het aanpakken om het sneller te kunnen doen, want het is niet fijn voor mensen in de miserie dat zij zo lang op hun geld moeten wachten. Er waren daar inderdaad hiccups. We zijn die aan het oplossen, onder andere door de digitalisering van de processen en de procedures.
Mijnheer Vaneeckhout, ik was in de Westhoek, zondag voor acht dagen, en ik heb daar met een aantal specialisten gesproken, en die zegden dat ze van 1993 tot 2020 niets van deze omvang hebben meegemaakt. De Blue Deal dateert van 2020. Dus de infrastructuurwerken … Ik weet niet hoe het is, maar als Groen hier morgen op deze plaats zou zitten, zou dat natuurlijk met een vingerknip opgelost zijn.
Nu, de investeringsprogramma’s zijn er. Ze worden op het terrein uitgevoerd. Moet er nog een tandje bijgestoken worden? Ik heb die taskforce in de Westhoek opgezet, om me te zeggen wat ik op korte termijn niet voorzien heb, en wat we moeten doen. Dat zullen we ook doen. Het laatste wat je wilt als overheid, is dat mensen op een structurele manier in zoiets terechtkomen.
Ik denk dat we de nodige acties genomen hebben. Het zit – en het woord is misschien niet goed gekozen – in een stroomversnelling. Er is een opeenvolging van droogtes en wateroverlast. Maar met de Blue Deal hebben we acties genomen, en die worden nu uitgerold.
Mijnheer Coel, het is me ontgaan wat uw vraag weer was. (Opmerkingen van Arnout Coel)
Oh ja, de vraag van de heer Veys in de plenaire vergadering. Kijk, in een begroting kun je twee dingen doen. Ofwel zeg je dat je heel veel geld steekt in de planning, maar dat moet je dan uitkeren, en dan moet je daar ook besparingen of schuld tegenover zetten. Ofwel zeg je dat je een inschatting maak. Natuurlijk zullen we, indien door omstandigheden meer geld nodig is voor zoiets, dat extra begroten. Men zou ook van een verzekeringmaatschappij niet aanvaarden dat men jaren een polis betaalt, en dat ze niet in staat is om uit te betalen. Hier is dat hetzelfde: het is een verplichting die de overheid heeft, en die we ook zullen nakomen. Begrotingstechnisch denk ik dat je ook daar voorzichtig moet zijn, anders maak je je deficit onnodig hoog, of doe je onnodig veel saneringsinspanningen. Maar als het zover is, en er is meer budget nodig voor dat Rampenfonds, zullen we dat natuurlijk voorzien. Laat daar geen enkele twijfel over bestaan.
De voorzitter
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Minister-president, dank u voor de aanvullende antwoorden.
Eén: ik deel de hoop en uw ambitie om sneller naar die uitbetalingen te gaan.
Twee: het is wel degelijk zo dat ook waterexperten en ruimte-experten zeggen dat de Blue Deal een goede eerste stap is, maar onvoldoende zal zijn. U hebt inderdaad ook aangegeven dat u daarnaar op zoek zult gaan.
Drie, ik keer elke keer terug op mijn laatste vraag. Ik heb er nog eens de website van KBC bijgenomen rond de brede weersverzekering. KBC zegt bij wat er wel verzekerd is: “schade door de volgende weersomstandigheden: vorst, storm, hagel, ijs, sneeuw, uitzonderlijke droogte, en intense, hevige en aanhoudende regen”. Wat is er niet verzekerd, minister-president? Dat is wel belangrijk: “schade aan gewassen en teelten door waterlopen, kanalen, vijvers of meren die buiten hun oevers treden”. Onze bezorgdheid is – en ik wil daarmee geen ongerustheid losmaken, ik hoop dat het niet klopt, maar ik hoop dat u het ook checkt – dat verzekeraars zeggen dat schade door waterlopen, kanalen, vijvers of meren die buiten hun oevers treden, zijn niet gedekt. Want in de Westhoek is de IJzer buiten haar oevers getreden, en men zou kunnen argumenteren dat de schade niet veroorzaakt werd door de neerslag. Onze bezorgdheid is, minister-president, dat dat het antwoord zou zijn aan de landbouwers.
De voorzitter
Minister-president Jambon heeft het woord.
Minister-president Jan Jambon
Ik ben het daarnet vergeten zeggen, maar het kabinet-Brouns is in overleg met de verzekeringssector om dat allemaal uit te klaren.
Jeremie Vaneeckhout (Groen)
Dank u wel. Dan dringen we er zeker op aan dat dat verder gebeurt, want dat maakt heel veel mensen in de regio heel bezorgd.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Het is goed dat u er met nieuwe managers aan werkt om de procedures te versnellen. Ik denk dat dat voor alle betrokkenen van belang is: voor de overheidsdiensten, maar nog meer voor de slachtoffers die wachten op een schadevergoeding. Het is ook heel goed dat u hier heel duidelijk gesteld hebt dat iedereen die in aanmerking komt en die een goedgekeurd dossier heeft, zijn schade uitgekeerd zal krijgen.
Voor de rest sluit ik me aan bij wat u zelf zei. Zoals de collega’s van Groen zeggen, moeten we niet structureel op het Rampenfonds werken, maar door het verder inzetten op het waterbeleid. Ik denk dat minister Demir daar deze legislatuur al heel wat initiatieven heeft genomen, en dat we dat de volgende legislaturen moeten voortzetten.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.