De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Deze vraag om uitleg gaat over een heel ander onderwerp dan de vorige. Minister, volgens de Verenigde Naties zijn we wereldwijd 75 procent van onze gewasdiversiteit in de landbouw verloren. Dat is een evolutie die ons zeker parten zal spelen in de toekomst, gelet op de extremere weersomstandigheden en de nieuwe plagen en ziekten die ons, onder meer door de klimaatverandering, te wachten staan. Het is dus van enorm belang om de resterende diversiteit te beschermen en om te proberen meer gewasdiversiteit te verkrijgen om onze voedselproductie aan te passen en om de weerbaarheid van gewassen te verhogen.
Daarnaast hechten wij veel belang aan de autonomie van boeren, die vandaag aangewezen zijn op zaad dat enkel nog verstrekt wordt door enkele wereldspelers. Eigenlijk hebben een vijftal grote wereldspelers vandaag het gros van de zadenmarkt in handen.
Wij willen graag dat boeren de autonomie behouden om zelf zaden te veredelen en vrij te verhandelen.
De EU onderhandelt momenteel over nieuwe regels voor de zadenmarkt, maar het voorstel dat op tafel ligt, gaat eerder in de andere richting. Het vormt een ernstige bedreiging voor de vrije uitwisseling van zaden en de heropleving van de diversiteit van onze landbouwgewassen.
Nochtans hebben boeren en tuinders het recht om hun eigen zaden te oogsten, te gebruiken, te ruilen en te verkopen. Dit recht is vastgelegd in artikel 19 van de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van boeren en andere mensen die in rurale gebieden werken, de United Nations Declaration on the Rights of Peasants (UNDROP), evenals in artikel 9 van het Internationale Verdrag inzake plantgenetische hulpbronnen voor voedsel en landbouw, en is bindend voor de Europese Unie en haar lidstaten.
Minister, het voorstel dat vandaag voorligt, bevat bijvoorbeeld zo veel administratieve verplichtingen dat kleinschalige zaadinitiatieven er nauwelijks of niet aan zullen kunnen voldoen. Dat gaat dus ongetwijfeld ten koste van die zo noodzakelijke diversiteit en ook van de autonomie van onze boeren.
Met het Europese voorzitterschap in het vooruitzicht is mijn vraag aan u dan ook wat de positie van de Vlaamse Regering is ten aanzien van het Europese voorstel voor een strengere Zadenwet.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega, het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening betreffende de productie en het in de handel brengen van plantaardig teeltmateriaal in de Unie betreft een moderniserings- en harmoniseringsoefening van de bestaande Europese richtlijnen, de zogenaamde handelsrichtlijnen.
De huidige wetgeving heeft de voorbije vijftig jaar haar waarde bewezen in het garanderen van kwaliteitsvol en voldoende beschikbaar uitgangsmateriaal. Deze huidige wetgeving dateert echter deels uit de jaren 60 en is aan herziening toe.
De grondbeginselen uit de huidige handelsrichtlijnen worden gehandhaafd in het voorstel. Het gaat met name in de toekomst nog steeds om het volgende. Nieuwe plantenrassen moeten in een nationale lijst worden geregistreerd. Het vermeerderingsmateriaal moet worden gecontroleerd en moet voldoen aan kwaliteitsnormen, en in bepaalde omstandigheden worden gecertificeerd voordat het op de markt wordt gebracht.
De algemene doelstelling van dit initiatief is om voor alle soorten gebruikers te zorgen voor een gevarieerd aanbod van plantaardig teeltmateriaal van hoge kwaliteit dat aangepast is aan de huidige en toekomstige klimatologische omstandigheden en dat zal bijdragen tot de voedselzekerheid en de bescherming van de biodiversiteit.
Voor alle duidelijkheid wil ik wel aangeven dat de huidige Europese regelgeving in principe helemaal geen uitwisseling van zaden toelaat, niet tussen landbouwers maar dus ook niet tussen hobbytuinders en particulieren. Ook ruilen en weggeven wordt vandaag onder de definitie van handel gezien en moet voldoen aan de huidige eisen van kwaliteit en certificering.
Het voorliggende voorstel van verordening probeert een opening te creëren die de reële praktijken een stuk regulariseert, maar dan binnen bepaalde duidelijke grenzen wegens een aantal risico’s die verbonden zijn aan het toelaten van die vrije uitwisseling. We mogen namelijk de plantengezondheid niet uit het oog verliezen. Een voldoende streng kader is nodig om gekende en nieuwe plantenziekten buiten de Europese Unie te kunnen houden. Vrije uitwisselingen van plantmateriaal dat aan alle controles zou ontsnappen, houden op dit vlak toch wel een aantal risico’s in die niet genegeerd mogen worden omdat ze zeer grote gevolgen zouden kunnen hebben bij uitbraken.
De vele administratieve verplichtingen waarnaar u in uw vraag verwees, verdedigt de Europese Commissie vanuit haar overtuiging dat ze nodig zijn om de risico’s beheersbaar te houden, maar vooral ook om de voorgestelde nieuwe derogaties, die gecreëerd worden vanuit de doelstelling om de biodiversiteit te verhogen, te kunnen monitoren.
Veredeling van nieuwe rassen is een zeer gespecialiseerd werk, en niet elke landbouwer is vragende partij om zelf deze taak van de selectie van zaden op zich te nemen. Veel landbouwers rekenen op de professionele sector om dat in hun plaats te doen. Uiteraard is het ook in het belang van de zaadsector om de beschikbaarheid van diversiteit zo groot mogelijk te houden om de uitdagingen het hoofd te kunnen blijven bieden.
Om te proberen al deze belangen te verzoenen, voorziet het voorstel in een aantal derogaties ten aanzien van bepaalde categorieën van materiaal – bijvoorbeeld instandhoudingsrassen en heterogeen materiaal – en ten aanzien van bepaalde categorieën van personen. Het nieuwe voorstel voorziet in een afwijking voor landbouwers die onderling zaad in natura en in kleine hoeveelheden uitwisselen met slechts enkele beperkte voorschriften. Deze mogelijkheid is in de bestaande handelsrichtlijnen niet voorzien.
Ik begrijp hieruit dat het voorliggende voorstel van Zadenwet het recht van landbouwers en tuinders om hun eigen zaden te oogsten, te gebruiken, te ruilen en te verkopen, op zich dus niet ontneemt. Integendeel, er wordt in een aantal nieuwe uitzonderingen voorzien om dit in de toekomst nog meer mogelijk te maken. Hierbij worden een aantal eisen en minimumvoorwaarden geformuleerd waaraan voldaan moet worden om een zekere kwaliteit te waarborgen, om op die manier de voedselzekerheid te vrijwaren die er jaren geleden gekomen is door de handelsrichtlijnen in te voeren.
Als Vlaamse en Belgische overheid hebben we, gezien de toch nog vrij algemene tekst van het voorstel, ook nog vragen bij de verdere praktische uitwerking. Gezien het naderende voorzitterschap van ons land in de Raad van de Europese Unie in de eerste helft van volgend jaar zal er ook door de Vlaamse administratie constructief meegewerkt worden aan het voorstel om vanuit de voorzittersrol op te treden, met als belangrijkste opdracht om als eerlijke bemiddelaar op te treden en naar een consensus toe te werken waarin de lidstaten zich kunnen vinden. Daarbij zal gestreefd worden naar een zo evenwichtig mogelijke wettekst waarin voldoende mechanismen voorzien zijn om gewapend te zijn tegen uitdagingen als klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit ten behoeve van onze land- en tuinbouwsector en de verschillende stakeholders. In die rol van voorzitter is een uitgesproken standpunt van Vlaanderen of België dan ook minder evident.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Dank u wel, minister. U zegt dat de regelgeving al lang bestaat. Dat klopt. Die regelgeving wordt nu aangepast, maar heeft wel mede geleid tot de evolutie die we gekend hebben, die regelgeving heeft net geleid tot de verarming van die zadenvariëteit. Dat is toch echt wel een bezorgdheid.
Vroeger waren er veel, veel meer variëteiten en waren er dus ook veel meer mogelijkheden om in te spelen op veranderende omstandigheden. Nu evolueren we helemaal in de richting van hoogtechnologische genetische modificaties en dergelijke om te proberen daarop een antwoord te bieden, terwijl er eigenlijk vroeger heel veel ervaring en kennis bestond bij landbouwers om zelf aan zadenveredeling te doen.
Minister, u zegt terecht dat niet elke boer dat wil doen. Dat begrijp ik. Het is wel zo dat er ook in Vlaanderen mensen proberen om, op kleine schaal, aan variëteitsveredeling te doen. Er is zelfs een organisatie, de vzw Vitale Rassen, die zich op kleine schaal specifiek richt op veredeling op een natuurlijke manier en die heel bezorgd en kritisch is over wat nu voorligt. Ze vragen dat Europa het duurzame gebruik van lokaal aangepaste gewasdiversiteit als prioriteit behoudt. Ze vragen dat de handel van heterogene en lokaal aangepaste variëteiten door regionale zaadproducenten kan worden behouden en bevorderd. Dat vinden ze heel belangrijk.
De regels die men ontwerpt om de industriële zaadproductie te reguleren, mag men niet zomaar toepassen op de kleinere spelers. Minister, u hebt gezegd dat er iets voorzien is op dat vlak. Dat vind ik toch wel een belangrijk aspect. Er wordt hier vaak gesproken over de korte keten en dergelijke. Iemand die iets doet op kleine schaal, hoeft niet te voldoen aan dezelfde regels als iemand die dat doet op grotere schaal. Er moet dezelfde veiligheid geboden worden, maar de voorwaarden waaronder die veiligheid geboden kan worden, zijn anders dan bij een heel grote industriële activiteit. Daarom vraagt men om de regels voor die kleinschalige teelt en voor de verkoop van lokale variëteiten op een andere manier toegepast worden .
In het licht van de klimaatbiodiversiteitscrisis vragen ze dat de productie van zaden gediversifieerd wordt en dat de afhankelijkheid van industriële zaadbronnen niet verder vergroot. Men vindt ook dat nieuw goedgekeurde rassen niet afhankelijk gemaakt mogen worden van het gebruik van bepaalde pesticiden of bepaalde kunstmeststoffen. Minister, kunt u zich vinden in een aantal van die bezorgdheden?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ja, ik denk het wel, collega. Ik denk dat ik dat ook gezegd heb: in die context kan die afwijking voorzien worden voor de kleinschalige initiatieven waarnaar u verwijst. Ik denk dat we vandaag maximaal het onderzoek stimuleren op het vlak van het resistenter maken van gewassen. Ik denk dat dat vandaag een belangrijke opdracht is, gelet op de klimaatwijzigingen.
Er werd al gezegd dat onze landbouwers ‘frontsoldaten’ zijn in de hele klimaatverandering, dat ze die als eersten ervaren en dat we hun de nodige kansen moeten bieden om daarmee aan de slag te gaan.
Verwant hieraan is het verhaal van de bio-economie, waar ook kansen liggen om in te zetten op nieuwe gewassen, maar dan bekeken vanuit een ander verdienmodel.
Ik wil nog terugkomen op de kern van uw vraag. Ik heb gezegd dat het mogelijk moet zijn om afwijkingen voor landbouwers mogelijk te maken, om in kleine hoeveelheden uitwisselingen te kunnen doen. Ik begrijp dus zeker uw bezorgdheid en zal die ook ter harte nemen.
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Dank u wel, minister. We moeten natuurlijk inzetten op landbouwsystemen die ons op een hoogwaardige manier kunnen voeden maar die ook ons milieu en klimaat beschermen. We hebben dus zaden nodig die het goed doen onder biologische, agri-ecologische of andere teeltomstandigheden met weinig input. Daarvoor hebben we niet alleen zaden nodig die gekoppeld zijn aan de input van pesticiden, zoals we vandaag heel vaak zien. Een nieuwe zadenregelgeving moet mee de basis zijn van een duurzaam en veerkrachtig landbouwsysteem en het fundament vormen van een gevarieerd en lokaal verweven voedselsysteem. Ik denk dat dat echt belangrijk is. Ik benadruk dat dat de basis is van heel veel zaken. Er is vandaag een grote bezorgdheid bij een aantal telers, zowel in Vlaanderen als in Europa. We hopen dat u daar als minister van Landbouw voldoende oog voor hebt, ook in het kader van het Europese voorzitterschap.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.