Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Volgend artikelVolgend Artikel

 17 jan 2024 15:08 

Evaluatie Vlaams Rampenfonds - Brede Weersverzekering


Vraag om uitleg over de mogelijke discrepantie tussen het Vlaams Rampenfonds en de brede weersverzekering
van Jeremie Vaneeckhout aan minister Jo Brouns

  De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Er werd opgemerkt dat ik voor de commissie al boodschappen ben gaan doen. Naar aanleiding van de Europese erkenning die maandag geagendeerd staat en we eigenlijk al op zak hebben, heb ik twee Limburgse vlaaien bij. De heer Nulens, voorvechter van de Limburgse vlaai, heeft over dat goede nieuws al breed gecommuniceerd. De Limburgse vlaai krijgt dus die beschermde geografische aanduiding. Ik wil dat graag met jullie delen en wil jullie ook uitnodigen om mee als Vlaming ambassadeur te worden van die heerlijke Limburgse vlaai, die symbool staat voor verbondenheid. Ik denk dat we dat in deze tijden goed kunnen gebruiken. Ik zal ze zo dadelijk buiten bij de koffie zetten, dan kunt u een lekker stukje proeven.

De voorzitter

Minister, ik denk dat het een goede gewoonte is om, bij de erkenning van producten, die producten op deze wijze hier in de commissie voor te stellen. Bedankt daarvoor.

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Ook in West-Vlaanderen kunnen wij de Limburgse vlaai best appreciëren, dus we zullen ervan genieten. De goede voornemens zijn, althans voor vandaag, onder de mat geveegd. Ik zal mij morgen met goede moed herpakken.

Het is een vraag die al enige tijd geleden is ingediend, maar door het kerstreces komt het nu pas op de agenda. Op 28 november bevroeg ik de minister-president over zijn voornemen om het Rampenfonds snel in stelling te brengen om de schade na de wateroverlast in onder meer de Westhoek te vergoeden. Ondertussen hebben we ook op andere plekken veel waterschade gehad. Daarbij moet er uiteraard ook de nodige aandacht gaan naar de getroffen landbouwers.

Enkele elementen in het antwoord van de minister-president verontrustten mij wel. Vooreerst worden waterschade door hevige regenval en door overstroming nogal makkelijk op één lijn geplaatst. Dat lijkt logisch, maar is het allerminst.

Sinds deze legislatuur worden landbouwers geacht hun areaal privaat te verzekeren via de brede weersverzekering (BWV). In een uitdoofscenario kunnen zij nog beperkt een beroep doen op het Rampenfonds, mits zij een erkende weersverzekering afsloten. Die laatste is dan een belangrijke voorwaarde.

Wanneer wij, op basis van signalen van landbouwers, een random weersverzekeringspolis van bijvoorbeeld KBC bekijken, blijkt water geen eenduidig begrip. Bij de verzekerde risico’s vinden wij schade die ontstaan is door ‘intense, hevige en aanhoudende regen’, terwijl schade die ontstaan is door ‘waterlopen, kanalen, vijvers of meren die buiten hun oevers treden’ uitdrukkelijk niet vergoed wordt. Dat is een omschrijving die op papier nog iets kan voorstellen, maar de vraag is hoe dat in de praktijk wordt geïnterpreteerd.

We moeten niemand onnodig bang maken, vandaar dat we de vraag liever hier stellen. Zo krijgen de mensen snel een antwoord. De landbouwers dreigen hier dus tussen wal en schip te belanden omdat hun waterschade in eerste instantie verzekerd moest zijn via de private weg, volgens de minister-president, die instaat voor het Rampenfonds. Tegelijk kunnen de private verzekeraars oordelen dat de waterschade niet is ontstaan doordat er op dat specifieke areaal intense, hevige en aanhoudende regen viel, maar omdat de IJzer de afstroom van de buitengewoon hevige regen in Noord-Frankrijk niet aankon en buiten zijn oevers trad. Dat is een interpretatiemogelijkheid die toch wel wat vragen oproept. De minister-president zag dat mogelijke probleem in en gaf aan dat u, als minister van Landbouw, het gesprek met de verzekeraars zou aangaan opdat de landbouwers niet de dupe zouden zijn.

Dit is op zijn minst een vreemde manier van werken te noemen. De vorige Vlaamse regering besliste de risico’s op teeltschade uit het Rampenfonds te halen en te privatiseren. Enkele jaren later moet u dan gaan onderhandelen met die verzekeraars omdat er gaten in die regeling zitten. We kunnen ervan uitgaan dat die verzekeraars een hart hebben voor hun sector, maar ook geen liefdadigheidsorganisaties zijn. Zij zullen geen vergoedingen uitbetalen voor schade die niet gedekt is binnen de polis. Wanneer ze dat wel zouden doen, bijvoorbeeld omdat de minister van Landbouw hun dat mooi vraagt, dan moet dat ergens gecompenseerd worden door andere inkomsten voor die verzekeraars te genereren.

Erkent u dat er discussie kan ontstaan over de oorzaak van de waterschade waarmee de Westhoek werd geconfronteerd en dat dit het verschil kan uitmaken tussen al dan niet gedekt zijn door de brede weersverzekering? Erkent u dat er een mogelijk hiaat zit tussen hetgeen gedekt is door het Rampenfonds en hetgeen gedekt is door de brede weersverzekering? Bestaat hierdoor het risico dat getroffen landbouwers noch van de ene, noch van de andere regeling gebruik zullen kunnen maken? Kunnen landbouwers die schade leden door de overstroomde IJzer of andere waterloop, een beroep doen op het Rampenfonds, ook wanneer zij geen brede weersverzekering afsloten? Overstromingsschade is immers geen verzekerbaar risico binnen de brede weersverzekering. Hoe wilt u de regeling sluitend maken? Had u ondertussen, zoals aangekondigd, contact met de door Vlaanderen erkende aanbieders van een brede weersverzekering? Bekijken zij de recente watersnood als een gevolg van lokale hevige neerslag dan wel als een overstroming van waterlopen? Komen zij met andere woorden tussen in de schade? Hoe groot schat u de landbouwschade in? Hoeveel van de getroffen arealen zijn verzekerd via een brede weersverzekering? Hoeveel komen niet in aanmerking voor enige schadevergoeding?

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Ik denk dat de problematiek die de collega schetst, inderdaad terecht is: de discussie over wat met de minimumdekking van de erkende brede weersverzekering die gecoverd is. Maar daarnaast zijn er nog wel wat bredere problemen, mogelijke problemen met die brede weersverzekering. De collega gaf al aan dat we in een overgangsperiode zitten – dit jaar loopt die af, de overgang van het Vlaams Rampenfonds naar de brede weersverzekering. Ondanks het feit dat de landbouwers vanaf dan in principe op geen enkele vergoeding meer kunnen rekenen uit het Rampenfonds, lijkt het enthousiasme in de sector om een private verzekering af te sluiten voor een volledige of gedeeltelijke dekking van de mogelijke schade aan teelten en niet-binnengehaalde oogsten, eerder beperkt.

We hebben daar op 26 april vorig jaar ook al een hoorzitting over gehouden, hier in de commissie, met de administrateur-generaal van het departement Landbouw en een aantal vertegenwoordigers van de verzekeraars en de landbouworganisaties. Daaruit bleek toch zeer duidelijk dat onder meer de verzekeraars nood hebben aan meer verzekerde landbouwers om de betaalbaarheid en de houdbaarheid van het systeem in de toekomst te blijven vrijwaren. Anders zullen zij die polissen niet blijven aanbieden, denk ik.

De experten suggereerden een aantal maatregelen die de populariteit van de brede weersverzekering zouden stimuleren. Een eerste daarvan was landbouwers toelaten om de netto verzekeringspremie te financieren middels een derde-betalerssysteem, zoals dat ook in Nederland werkt; het verlagen van de federale assurantietaks, de mogelijkheid geven om driejarige verzekeringscontracten aan te gaan in plaats van eenjarige en de premiesubsidie van 65 procent ook toe te kennen aan toetreders die nog geen referteperiode hadden opgebouwd in de periode 2020-2022.

Een andere problematiek die vanuit de sector naar voren is gekomen, was dat de verzekeringspremie afgetrokken kan worden van de federale inkomstenbelasting, maar dat de premiesubsidie als bijkomende winst aangegeven moet worden, waardoor de federale overheid de premiesubsidie voor een stukje afroomt.

U erkende zelf eerder dat bestaande landbouwers die in de driejarige periode 2020-2022 geen brede weersverzekering afsloten, nadien geen aanspraak kunnen maken op de premiesubsidie. Dat is conform het overgangstraject dat we samen hebben vastgelegd. Er werd toen ook aangegeven dat er in 2025 een evaluatie van die brede weersverzekering op de planning staat, maar dat we die in functie van de uitkomst van de hoorzitting en andere tussentijdse inzichten zouden kunnen vooruitschuiven. Ik denk dat het inzicht dat collega Vaneeckhout aanhaalt, een van de inzichten is die het eventueel rechtvaardigt om dat vooruit te schuiven.

Minister, ik heb dus een aantal vragen.

Wat is de laatste stand van zaken van het aantal landbouwers dat een brede weersverzekering heeft? We hebben daar met de hoorzitting een aantal cijfers gekregen. Dat was dan eigenlijk zelfs een dalende tendens. Zet die zich door en hoe verhoudt zich dat tot de totale verzekerde oppervlakte?

Hoe staat het met de evaluatie die in 2025 gepland staat? Ik neem aan dat die in voorbereiding is op uw departement. Zijn er indicaties om die toch vooruit te schuiven en zijn er al eerste conclusies te trekken uit het voorbereidende werk? Hoe beoordeelt u de voorgestelde maatregelen door de experten om de aantrekkelijkheid van de brede weersverzekering te vergroten en dus meer landbouwers richting die brede weersverzekering te stimuleren?

En dan over die problematiek van de premie: hebt u daarover contact gehad met uw federale collega om een vrijstelling van die premie te bekomen in de inkomstenbelasting? Plant uw collega om dat eventueel te doen?

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Dank u wel, collega’s. In een erkende brede weersverzekering moeten minstens de zes ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, verzekerd zijn. Hevige of aanhoudende regen is er daar een van, samen met de andere vijf verplicht te verzekeren ongunstige weersomstandigheden, namelijk vorst, stormen, hagel, ijs en ernstige droogte. Overstroming is dus geen risico dat verplicht opgenomen moet zijn in de polis om via het systeem van de brede weersverzekering ondersteuning te kunnen krijgen.

Voor het risico regen bekijken nagenoeg alle verzekeraars de neerslaghoeveelheid die ter plaatse gevallen is op basis van gegevens van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI). De schade is dan gedekt in zoverre er een directe link is tussen de gevallen neerslag en het verzekerde perceel.

Conform de definities in het decreet van 5 april 2019 over het Vlaams Rampenfonds is het risico ‘overstroming’ een van de opgesomde elementen bij de definitie van ‘natuurverschijnsel met uitzonderlijk karakter’. Het is echter geen ‘ongunstige weersomstandigheid die met een natuurramp kan worden gelijkgesteld’ en moet bijgevolg ook niet standaard gedekt zijn door die brede weersverzekering. In dit scenario zou het Vlaams Rampenfonds kunnen tussenkomen ten aanzien van alle getroffen landbouwers.

Indien uit de wetenschappelijke data blijkt dat de ramp als een ‘overstroming’ erkend moet worden, is er in principe geen bezwaar om ook teeltschade te vergoeden vanuit het Vlaams Rampenfonds. Het is immers geen standaard verzekerbaar risico dat gesubsidieerd wordt via de steunregeling voor landbouwers voor het afsluiten van die brede weersverzekering.

In het geval het om een ramp als gevolg van die ‘overvloedige regenval’ gaat, kunnen landbouwers voor de teeltschade aan niet-verzekerde percelen dan een beroep doen op het Vlaams Rampenfonds, in zoverre ze minstens 25 procent van het teeltareaal verzekerd hebben via de brede weersverzekering. Voor de verzekerde percelen gebeurt die schadeafhandeling dan ook met de verzekeraar.

Mijn diensten hebben al contact genomen met een aantal verzekeraars. Zij zullen in principe hun verzekeringsvoorwaarden aftoetsen aan de hoeveelheden neerslag die ter plaatse zijn gevallen. Aangezien overstroming geen verzekerd risico is, verwacht ik ook niet dat de verzekeraars daar een analyse van zullen maken.

Voor 2023 hebben wij gedeeltelijke cijfers ontvangen van de verzekeraars over de verzekerde arealen. Deze zijn globaal per verzekerde teelt, niet geografisch. We weten dus niet waar de verzekerde percelen precies zijn gelegen.

Zonder te beschikken over volledige cijfers voor het jaar 2023, kan ik dus op basis van de gedeeltelijke cijfers wel bevestigen dat de dalende trend zich inderdaad verderzet, dat zowel wat betreft het aantal landbouwers dat deelneemt aan de brede weersverzekering, als wat betreft de verzekerde oppervlakte. Daarentegen is het totaal uitbetaalde bedrag – het subsidiebedrag – wel gestegen. Zodra de volledige cijfers bekend zijn, kunnen we uiteraard ook een meer gedetailleerde analyse maken en delen.

De eerste stappen zijn gezet in de voorziene evaluatie. Het agentschap heeft een aantal databronnen gecontacteerd en een beperkte literatuurstudie uitgevoerd. De analyse van de beschikbare data en de bevraging van de betrokken partijen volgen daarop. We verwachten dat de evaluatie begin 2025 afgerond zal zijn, maar op dit ogenblik is het te vroeg om conclusies te trekken.

De voorgestelde elementen uit de commissiezitting zullen uiteraard worden bekeken en geëvalueerd. Hiertoe zullen ook doorheen de evaluatie nuttige contacten worden gelegd met het werkveld en met andere overheden. Maar zoals al werd vermeld, is het op dit ogenblik te vroeg om daar concrete uitspraken over te doen.

De voorzitter

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Dank u wel, minister, voor het antwoord. Het bevestigt ook wel een beetje onze angst – en de angst of bezorgdheid van een aantal landbouwers ter plaatse die een brede weersverzekering hadden afgesloten – dat alle schade door overstromingen, die niet door de neerslag ter plaatse komt – door het KMI te reconstrueren – dus inderdaad niet wordt verzekerd met die private verzekering.

Ik wil nog eens herhalen dat het heel duidelijk is. U geeft in uw antwoord aan dat het Rampenfonds al die schade kan vergoeden. Dus als die mensen zijn verzekerd, zal het Rampenfonds tussenkomen.

Natuurlijk komen we dan bij de vraag van collega Coel. De dalende trend gaat verder, dus er zijn heel wat landbouwers die niet verzekerd zijn. Die kunnen op dat moment dus geen aanspraak maken op het Rampenfonds. Dus zelfs als ze een verzekering zouden afsluiten die de schade voor dat soort rampen niet dekt, worden ze niet gedekt door het Rampenfonds. Dat is natuurlijk een zeer bijzondere combinatie van factoren.

De voorzitter

Het is omgekeerd. Collega Vaneeckhout, ik denk dat het omgekeerd is.

Minister Jo Brouns

Bij overstromingen is het het Rampenfonds.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Bij overstromingen is het het Rampenfonds, maar toch enkel als je privaat verzekerd bent via de brede weersverzekering?

De voorzitter

Voor overstromingen geldt de voorwaarde niet om privé verzekerd te zijn.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Oké, dus enkel het Rampenfonds helpt. Dus iedere landbouwer in de IJzervallei met schade die niet rechtstreeks is gelieerd aan neerslag ter plaatse, maar aan overstromingen, is gedekt door het Rampenfonds.

De voorzitter

Als het Rampenfonds een erkenning van overstroming toeschrijft.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Oké, maar dat is ervan uitgaand dat dat onderbouwd kan worden in de regio, en dat dat daar zal gebeuren. Dat is een helder antwoord.

Dan zal ik vooral kijken naar de andere collega’s. Ik wil vooral volgen dat er een bredere evaluatie gebeurt vanuit de Westhoek. Ik kijk ook naar de collega van mijn eigen fractie om dat verder op te nemen. Maar dat is een helder antwoord. Dank u wel, minister.

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Ik denk dat het goed is dat er wordt verduidelijkt dat de landbouwers die door overstromingen werden getroffen – ongeacht of ze verzekerd zijn –, schadeloos kunnen worden gesteld via het Rampenfonds en dat de ramp wordt erkend.

Dat lijkt me positief, maar dat brengt me wel terug bij de kern van het probleem van de brede weersverzekering. Want voor overstromingen is er een schadeloosstelling, maar voor zaken die wel verzekerd kunnen worden, blijft het systeem van de overgang bestaan dat we hebben nagestreefd de voorbije vier jaar.

Zelfs vooruitlopend op de evaluatie die u in 2025 naar voren zult brengen, denk ik dat we nu al kunnen besluiten dat we er onvoldoende in zijn geslaagd om landbouwers vanuit het Rampenfonds richting de brede weersverzekering te sturen. Ik denk dat het een verdienstelijke poging was, met een aantal incentives om het te doen, maar we moeten met zijn allen vaststellen – zeker als u nu ook de dalende trend voor 2024 verder bevestigt – dat dat dus niet is gelukt.

Dat brengt de aanbieders van de verzekering ook in de problemen. Ze hebben hier tijdens de hoorzitting heel duidelijk aangegeven dat een systeem waarbij onvoldoende landbouwers zich verzekeren, nooit kan werken. Het is met elke verzekering zo dat je voldoende mensen moet hebben die een premie betalen, zodat je in het geval van een ramp schade kunt vergoeden. Verzekeraars zijn inderdaad geen liefdadigheidsinstellingen. Die moeten er ook uit geraken, en daar in realiteit ook iets aan verdienen. Dus dat kan nooit blijven functioneren.

Ik denk dat een evaluatie zich toch wel opdringt. Als u zegt dat we die tegen het begin van 2025 klaar zullen hebben, betekent dat in realiteit dat we de campagne van 2024 en ook 2025 nog met het oude systeem – het systeem zoals het vandaag bestaat – zullen doormaken. Dat betekent dat er in die twee jaar niets zal veranderen, terwijl we wel vaststellen dat we in de voorbije zes jaar, vijf keer met schade werden geconfronteerd.

Er is een afnemend aantal landbouwers – aangezien maar weinigen zich hebben verzekerd – die schade zullen kunnen recupereren. Dus ik denk dat het voor de sector toch wel urgent is dat we dat systeem evalueren en bijsturen waar nodig, en dat we dat in samenspraak doen met de verzekeraars, want het zijn zij die de polissen moeten blijven aanbieden.

Ik zou dus durven aandringen om daar voortgang mee te maken. Ik denk dat begin 2025 – conform de afspraken die we vroeger hebben gemaakt – te laat is. Ik vind persoonlijk toch dat de actualiteit ons noopt om daar sneller in te gaan. Dus misschien kunt u dat toch nog eens herbekijken. Dank u, minister.

De voorzitter

De heer Van Hulle heeft het woord.

Bart Van Hulle (Open Vld)

Ik vind dat op zich wel een goed systeem. De erkenning als ramp dekt eigenlijk de problematiek van het verzekeren extern. Het systeem is zeer goed. Een bijkomende vraag die ik daaromtrent heb, gaat als volgt. Als er een erkenning als ramp is, staan daar dan ook budgetten tegenover? Ik bedoel, is daar dan een budget van 1 miljoen euro of gaat dat over een budget van 10 miljoen euro? Is daaromtrent al een beslissing genomen? Want ik denk dat het bij de ramp in de Westhoek over heel grote bedragen zal gaan. Dat is mijn eerste bemerking.

Voor mijn tweede bemerking sluit ik mij aan bij collega Coel. Over die brede weersverzekering zeggen jullie dat die evaluatie in 2025 komt. Het lijkt ons misschien goed om dat sneller te laten gebeuren. Vandaar mijn vraag waarom dat niet sneller kan. Het lijkt mij wel interessant dat wij dat de komende maanden nog bespreken, want zoals collega Coel zegt, blijkt dat dat niet werkt. Laat ons duidelijk zijn: als de manier waarop het nu in elkaar zit, niet wordt bijgeschaafd, dan gaat dat zichzelf opdoeken, denk ik.

Bart Dochy (cd&v)

Ik wil daar misschien ook even bij aansluiten. Het is inderdaad problematisch, maar ik stel vast dat het niet alleen bij ons in Vlaanderen problematisch is. In Nederland zit men eigenlijk ongeveer met dezelfde problematiek. Daarom denk ik dat het inderdaad een correcte suggestie is van collega’s Coel en Van Hulle om die evaluatie snel voor te bereiden, en te kijken hoe het elders in Europa als dusdanig werkt.

We zitten in een Europees kader. Dat is ook de reden waarom die omschakeling voor een stuk is gemaakt naar de brede weersverzekering, waarvan de premie wordt gesubsidieerd in plaats van de schade. Maar het is slecht. Het is inderdaad dalend. De oppervlakte die wordt verzekerd, is niet goed. Dat heeft te maken met de grootte van de premie, met de flexibiliteit om al dan niet voor het volledige bedrag versus deels die verzekering te kunnen afsluiten, want de hoeveelheid die je verzekert, heeft natuurlijk een rechtstreekse relatie met de premie die wordt betaald. Dat is zoals bij een brandverzekering, bij wijze van spreken. Er zijn toch nog een aantal technieken die waarschijnlijk wat vrijheden zouden moeten kunnen bieden. Ook die derde-betalersregeling hoort daarbij, die wat gevoelig ligt. Ik zou toch oproepen, minister, om de administratie de opdracht te geven om toch wel snel te kijken hoe het elders in Europa verloopt, en of daar verbetertechnieken zijn.

Maar we moeten ook opletten. We denken dat het toegangsticket om eventueel in de rampenschadetegemoetkoming te stappen 25 procent weersverzekering versus 50 procent is. Het verschil is dat je bij een verzekering vanaf 25 procent een vergoeding krijgt van – goed luisteren – 16 procent. Vanaf je verzekerd bent voor meer dan 50 procent is dat 32 procent. En vanaf 2024 is het 8 procent versus 16 procent, dus 25 en 50 procent. Vanaf volgend jaar is het niks meer. Vanaf volgend jaar is er ook geen garantie meer op de uitbetaling van de tegemoetkoming van 65 procent op de premie. Dat is een voorwerp voor evaluatie, dat is evident. Daarom vraag ik toch, minister, om daar versneld wat kracht bij te zetten.

Ik heb nog een technische vraag. U hoeft ze vandaag niet te beantwoorden, maar ik wil ze toch wel stellen, omdat het dan ook geregistreerd is. Er is een bijkomend probleem, namelijk dat in deze situatie er niet alleen verzekerde teelten zijn, maar dat er ook een periode is waarbinnen de teelt verzekerd is. Bijvoorbeeld voor aardappelen geldt de verzekering bij de ene maatschappij tot 1 november, en bij de andere maatschappij tot 15 november. Zitten we natuurlijk net met een weersfenomeen dat zich in november heeft voorgedaan, waarbij 15 en 16 november misschien de slechtste dagen waren, dan is de vraag ook wanneer die verzekering geldt. Geldt die wanneer de teelt volledig vernietigd is? Of geldt die wanneer de teelt in de onmogelijkheid is om gerooid te worden ingevolge de weersomstandigheden? Dan spreekt men van gevolgschade. Dat is een bijkomend probleem.

Gesteld dat men als verzekeringsmaatschappij niet zou uitbetalen, omdat de schade optreedt buiten de verzekerde periode, kunnen die percelen dan meegenomen worden in die 25 procent versus 50 procent om het toegangsticket te hebben tot het Rampenfonds? En komen ze dan in aanmerking om eventueel wel een vergoeding te krijgen? Alhoewel het verzekerde percelen zijn die per definitie uitgesloten zijn, maar ze zijn verzekerd, maar de periode is verstreken. Eigenlijk zijn ze op het moment van het fenomeen niet meer verzekerd. Dat is een onduidelijkheid. U mag erop antwoorden, minister. Het antwoord kan ook nagestuurd worden, maar het is een belangrijke vraag.

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Collega’s, dank u wel. Om met dat laatste te beginnen, dat is inderdaad bekend. Dat is ons ook ter ore gekomen. Ik weet dat er de voorbije weken al gesprekken zijn geweest met de heel grote verzekeraars waar die schade buiten de gedekte periode zich heeft voorgedaan. Ik denk dat dat in het concrete voorbeeld tot en met 1 november was en er dan schade was in de eerste helft van november. De gesprekken om dat ook mee te nemen in de dekking, lopen dus inderdaad.

Ik deel absoluut de zorg dat we hier geen week mee mogen dralen, want we weten hoe de weersfenomenen elkaar opvolgen en helaas steeds extremer zijn. Ik denk dat we het daar, vooraleer in het technische te duiken, meer ten gronde ook over eens zijn. Dat is net de uitdaging: meer klimaatadaptief worden. Dat dwingt ons er uiteindelijk toe om daar nog meer en nog sterker op in te zetten, om te werken aan droogteresistente teelten en de nodige infrastructuurwerken om overstromingen te voorkomen of in de juiste banen te leiden. Ik denk dus dat het belangrijk is om daar meer dan ooit op in te zetten.

Wat de evaluatie betreft, op dit ogenblik worden alle data verzameld die daarvoor nodig zijn. De administratie kan inderdaad mee vanuit de commissie worden aangepord om daar wat meer snelheid in te maken, zodat we daar zo snel mogelijk een zicht op zullen hebben.

De voorzitter

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Minister, dank u voor het aanvullende antwoord. Ik denk dat het inderdaad een extra argument is om in te zetten op klimaatadaptatie, maar ook op mitigatie, om de crisis qua ernst zo beperkt mogelijk te houden en ons daaraan ook aan te passen. Maar laten we ook eerlijk zijn. We hebben de voorbije maanden gezien wat de uitdagingen qua adaptatie zijn. Dat zal niet de eerste vijf jaar helemaal in orde zijn. Ons verzekeringssysteem moet voor de komende decennia voor onze landbouwers wel robuuster zijn. Wat collega Coel zegt, klopt helemaal. Als we gewoon verderdoen zoals we vandaag bezig zijn, dan zal het systeem instorten. Dit soort rampen zal steeds meer voorkomen en iedere verzekeraar zal zeggen daarvan weg te lopen. Op het einde van de rit zullen ofwel de landbouwers niks krijgen, ofwel zal het Rampenfonds moeten tussenkomen en zullen er andere wegen moeten worden gezocht. Ik pleit er dus voor om daar inderdaad voor de zomer, voor het stilleggen van de werkzaamheden in het parlement in het kader van de verkiezingen toch misschien nog een aantal stappen in te zetten, want ik ga ervan uit dat er ook wel wat decreetgevend werk nodig zal zijn om dat te doen. In de tussentijd pleit ik ervoor om er specifiek wat de overstromingsschade in de Westhoek en andere gebieden betreft voor te zorgen dat die dossiers zeer snel kunnen worden afgewerkt en dat de betrokken landbouwers snel hun schade vergoed kunnen krijgen, die duidelijk niet via private verzekeraars gedekt zal zijn.

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Ik heb daar niet heel veel meer aan toe te voegen. Ik wil alleen opmerken dat een aantal van de suggesties die de experten hebben gedaan, geen geld kosten. Het derde-betalerssysteem of een driejarig contract kunnen afsluiten in plaats van een eenjarig contract, dat zijn op zich hervormingen die het systeem misschien aantrekkelijker kunnen maken, maar die de belastingbetaler niet per se op kosten hoeven te jagen. Een aantal andere, bijvoorbeeld die federale assurantietaks, hebben wel een impact. U bent in uw antwoord niet ingegaan op het contact dat u daar eventueel over hebt met uw federale collega, maar dat kan misschien worden meegenomen in de voorbereiding van de evaluatie, zodat we dat meteen ook kunnen meenemen als een van de manieren om het systeem aantrekkelijker te maken. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd, en zeer spoedig wellicht.

De voorzitter

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.

 


  Nieuwsflash
 
INTERPOM 2024Lees meer
 
 
Attert is de rijkste gemeente en Sint-Joost-ten-Node de armste in 2022 Lees meer
 
 
Diepgronder staat niet garant voor goede bodemstructuur Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Omgeving. Begroting 2025Lees meer
 
 
Beleids- en begrotingstoelichting Landbouw en Tuinbouw Begroting 2025 Lees meer
 
 
Ontdek de voordelen van GLB-steunmaatregelen voor jouw teeltplan 2025 Lees meer
 
 
Plantenwortels veranderen hun groeipatroon tijdens de ‘puberteit’ Lees meer
 
 
Extremer weerLees meer
 
 
Opnieuw recorduitstoot CO˛Lees meer
 
 
Gezond en duurzaam voedsel voor de toekomstLees meer
 
 
Statuut gemeentelijke schattingscommissies Lees meer
 
 
Impact noodweer Spanje op de Vlaamse prijsevolutie groenten en fruitLees meer
 
 
Landbouw in 2024: minder wintergewassen door hevige regen Lees meer