Verslag
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, zoals u weet, zijn landbouwers niets zonder goeie grond. Een landbouwbeleid kan dus niet zonder een echt grondenbeleid. Maar in plaats van vertuining en verpaarding – de hoofdreden voor het verminderen van de oppervlakte aan landbouwgrond – pookt u liever de polarisatie tussen landbouw en natuur op.
Ik heb u herhaaldelijk horen beweren dat nieuwe natuur het grote probleem is voor de landbouw; de aankoop van gronden voor natuurontwikkeling zou de prijzen in de hoogte jagen. U pleit zelfs voor een pauzeknop voor de aankoop van natuur. Dat is plat populisme en een minister onwaardig. Alle cijfers over de gemiddelde aankoopprijs van landbouwgrond en de gemiddelde aankoopprijs van natuurgrond tonen immers het tegendeel aan.
U weet ook dat vooral verstedelijking van het platteland het probleem is. Die trend van verpaarding en vertuining is de reden waarom de prijs voor landbouwgrond de hoogte in gaat. Met elke hoeve die verkocht wordt, gaat immers telkens zo’n 5 hectare landbouwgrond verloren voor landbouw om ingezet te worden voor bebouwing, vertuining en verpaarding.
Ik heb daarom de volgende vragen aan u, minister, betreffende uw beleid inzake landbouwgronden.
Welke initiatieven hebt u deze legislatuur genomen om de druk op de prijs van landbouwgronden te verminderen?
Welke initiatieven hebt u deze legislatuur genomen om verpaarding en vertuining van het landbouwgebied in te dijken?
Wat zet feitelijk de grootste druk op landbouwgrond: natuurontwikkeling of de verstedelijking van het platteland en de trend van verpaarding en vertuining?
Stelt u de doelstellingen uit het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) in vraag?
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Voorzitter, collega’s, minister, ik kom met deze vraag om uitleg terug op een vraag die ik eerder stelde naar aanleiding van zowel het debat als de studie van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) over de mogelijkheden om overheden en publieke instellingen te verbieden om hun landbouwgronden te verkopen. Meestal verkopen ze die om de stadskas te spijzen. ILVO stelde toen duidelijk dat daarrond een beleid gevoerd zou moeten worden. Minister, ik heb toen een vraag gesteld, zowel gericht aan u als aan toenmalig minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers. U hebt toen beiden geantwoord niet te zullen ingrijpen en met andere woorden de autonomie van de gemeentebesturen te laten spelen, boven op de eventuele bescherming van landbouwgrond.
Naar aanleiding van de voorbije boerenprotesten hebben landbouwers en landbouworganisaties maar ook politieke partijen, bijvoorbeeld cd&v, de vinger op de wonde gelegd en gesteld dat landbouwgronden beter beschermd moeten worden. De klap op de vuurpijl was zeker en vast het voorstel – dat het voorlopig ook gehaald heeft – om zelfs overheidsinstanties als het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en de Vlaamse Landmaatschappij geen toelating meer te geven om gronden aan te kopen tot 1 oktober, tot na de verkiezingen.
Minister, men kan moeilijk tegelijkertijd warm en koud blazen. Enerzijds stelt u dat er helemaal niet ingegrepen mag worden. Als het gaat over landbouw, vindt men in het ene dossier dat de overheid heel sterk moet ingrijpen en in het andere dossier dat de overheid zich niet mag bemoeien. Wat is het nu? Komt er een herziening van de visie op die studie van ILVO? Moet de overheid wel een instrument ontwikkelen om in te grijpen inzake landbouwgronden die eigendom zijn van andere openbare besturen, in casu gemeenten, OCMW’s en kerkfabrieken?
Kwam het ondertussen tot een consensus binnen de Vlaamse Regering? Daar bestond nogal wat onenigheid, om het zacht uit te drukken. Enerzijds is er het standpunt van de N-VA en minister Zuhal Demir, die spreekt over ‘symboolpolitiek’. Anderzijds is het standpunt van u en cd&v heel duidelijk. Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering inzake het aankopen en herbestemmen van landbouwgronden? Welke concrete maatregelen wilt u hier eventueel rond nemen?
Minister, u toonde zich geen voorstander van het voorstel van ILVO om een moratorium in te voeren op de verkoop van landbouwgronden. Hebt u ondertussen uw mening hierover herzien, vermits u ondertussen uitspraken gedaan hebt die tegen uw eerdere antwoord ingaan?
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Zowel in het belang van de landbouw als in het belang van het realiseren van natuurdoelen hebben we nood aan een genuanceerd debat over grondgebruik in Vlaanderen. Daarvoor vertrekken we het best van de cijfers en vertrek ik van de cijfers die in het Landbouwrapport 2024 terug te vinden zijn. Uit de gegevens uit de verzamelaanvragen wordt geconcludeerd dat er in 2022 in totaal 674.500 hectare landbouwareaal werd aangegeven. 89 procent daarvan is gelegen in agrarische bestemming, 6,5 procent in groene bestemming, 4,2 procent in woon- en industriegebied en 0,3 procent in recreatieve bestemming.
In Vlaanderen is momenteel echter 783.500 hectare ingekleurd als agrarisch gebied. Daarvan is 599.500 hectare, of omgerekend 76,5 procent, effectief in landbouwgebruik. De overige 23,5 procent wordt dus niet voor landbouw gebruikt. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, is het niet per se natuurontwikkeling die de grootste claim legt op dat restgebied. Zo ligt er in alle agrarische gebieden samen 1,8 procent onder een natuurbeheerplan, omgerekend net geen 15.000 hectare.
Andere zonevreemde activiteiten zoals vertuining en verpaarding hebben een grotere impact op het agrarisch gebied. Ondanks het feit dat die activiteiten een toekomstige landbouwactiviteit op de gronden in kwestie niet onmogelijk maken, zorgen ze toch voor een stijgende prijsdynamiek van landbouwgronden en een verdere versnippering van het landschap in Vlaanderen. Uiteraard moet wel het onderscheid worden gemaakt tussen recreatieve paardenhouderij en bijvoorbeeld het fokken van paarden: die laatste kan gecatalogeerd worden als landbouwactiviteit.
In 2009 herbevestigde de Vlaamse Regering 538.000 hectare agrarisch gebied, waardoor er bij het verdwijnen van die gronden voor landbouwgebruik steeds elders zou moeten worden gecompenseerd.
Ik heb een aantal vragen om het debat wat te stofferen.
Minister, hoe evalueert u de cijfers over de beschikbaarheid van agrarisch gebied in Vlaanderen? Bent u van oordeel dat ook verpaarding en vertuining belangrijke oorzaken zijn van een beperkte toegang tot landbouwgrond en hoge prijzen? Wat moet er volgens u gebeuren om het agrarisch gebied in Vlaanderen te vrijwaren en betaalbaar te houden voor de landbouwers? Het is natuurlijk deels een verhaal van ruimtelijke ordening, maar kunt u ook vanuit uw bevoegdheid een aantal initiatieven nemen? Welke zijn dat dan? Welke wilt u nemen?
Welke oplossingen ziet u voor de recreatieve paardenhouderij? Er wordt nu heel sterk gefocust op verpaarding. Fokkerij is een landbouwactiviteit. Er zijn natuurlijk ook heel veel mensen die een paardje in hun tuin hebben voor recreatieve doeleinden. Die paarden moeten ergens staan en op een weide hun ding kunnen doen. Waar gaan we die een plaats geven in het ruimtelijk gebied? Er is de hele discussie over het landbouwnummer dat relatief gemakkelijk te behalen is en over het feit dat men dat voor niet-beroepsmatige landbouwactiviteiten op landbouwgebied heeft. Is het landbouwnummer voldoende om het onderscheid te maken tussen recreatieve paardenhouderij en de professionele paardensector met landbouwactiviteit?
Tot slot heb ik nog een interessant cijfer uit het rapport. Er zijn in totaal 22.449 aangemelde landbouwbedrijven, waarvan 16.251 met een beroepsmatig karakter en dus ongeveer zesduizend landbouwactiviteiten zonder beroepsmatig karakter. Hoeveel oppervlakte nemen die in? Het is me niet helemaal duidelijk of die als nevenberoep geteld worden dan wel of die nevenberoepen al in die 16.251 zitten en die zesduizend dan eerder hobbyactiviteiten zijn. Kunt u dat verduidelijken?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega's, dit is een heel belangrijk onderwerp dat wat mij betreft, oprecht, onnodig te veel gepolariseerd is. Ik kan bevestigen dat ik de voorbije twee jaar bijzonder veel avonden ben gaan spreken over het landbouwbeleid en de uitdagingen rond stikstof en er geen avond voorbijging waarbij ik niet geconfronteerd werd met vragen over grond en specifieke vragen over aankopen door natuurorganisaties en het Agentschap Natuur en Bos in landbouwgebied. Ik reflecteer gewoon heel open wat ik voel op het terrein. Ik voelde daar heel wat spanning. Het is iets dat we in alle openheid gereflecteerd hebben. Als we het in de historische context bekijken is die spanning eigenlijk onnodig. Landbouw en natuur zijn in Vlaanderen altijd met elkaar verweven geweest. We hebben niet de gewoonte om muren op te trekken tussen die twee gebieden. Ik denk ook niet dat dat goed zou zijn. Maar het is wel een realiteit dat het in het steeds denser wordende Vlaanderen een uitdaging is voor de behoeders van de open ruimte om naar een nieuw evenwicht te gaan. Ik denk dat daar de grote uitdaging ligt.
Als het dan zoals vaak over absolute aantallen gaat, dan kan dat misschien wel meevallen. Er werd me ooit het beeld voorgehouden van het dambord. Als je een stukje landbouwgrond koopt en je geeft dat een andere, groene, bestemming, dan komen de gebieden daarrond onder druk te staan. Dat is een zorg die mij vaak werd meegegeven.
Ik denk oprecht dat het nodig is om landbouw en natuur rond de tafel te brengen om naar de invulling van elkaars ruimte te kijken en naar een openruimtepact te gaan. Dat is de basis van de afspraak die gemaakt is in de schoot van de regering met de landbouworganisaties en die ook is teruggekoppeld met de natuurorganisaties. Ik denk dat daar een heel grote oefening ligt. De ambities die geuit zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) zijn de 750.000 hectare agrarisch gebied, het deel dat herbevestigd is, 540.000 hectare, en het effectief in gebruik zijnde gebied, 670.000 hectare. Er is dus nog een hele weg te gaan wat landbouw betreft. Daarnaast zijn er nog heel wat uitdagingen op het vlak van natuur die moeten worden gerealiseerd: natuur als bos, waarbij die twee naast elkaar moeten worden gerealiseerd. We zien ook dat landbouw voor een deel in natuurgebied en natuur voor een deel in landbouwgebied ligt, allebei afgerond ongeveer 40.000 hectare. Wat dat betreft moet worden gekeken naar het instrument van de planologische ruil.
Ik meen oprecht dat er een heel grote oefening, een heel grote uitdaging voor ons ligt om de twee grootste openruimtegebruikers rond de tafel te brengen en te kijken hoe we naar een nieuw evenwicht kunnen gaan om landbouw maximaal te vrijwaren in landbouwgebied en natuur maximaal te realiseren in natuurgebied. Dat is een uitgangspunt waarover een discussie kan ontstaan om dat maximaal te realiseren.
Er was op een bepaald ogenblik een debat over de speciale beschermingszones (SBZ's), bijvoorbeeld het Vogelrichtlijngebied. Ik vind dat een heel typerend debat. Mijn mening is dat je perfect die doelen rond weidevogels en akkervogels, die best wel wat meer bescherming kunnen gebruiken, kunt realiseren in landbouwgebied. Mijn uitgangspunt is echter dat je daarvoor de landbouwer zijn grond niet moet afnemen, om dat doel samen te realiseren in die weide. Ik denk dat dergelijke debatten best kunnen en mogen worden gevoerd. Dat is wat mij betreft ook de insteek van het openruimtepact: het verhaal rond het samenbrengen van mensen in een werkgroep rond grond, die nu zijn verdere gevolg moet krijgen de komende weken en maanden. Op het ogenblik dat je met elkaar rond de tafel gaat zitten en met elkaar gaat spreken over hoe je die ruimte invult, is er een soort agreement ten opzichte van elkaar nodig dat men in tussentijd geen aankopen meer doet in elkaars gebied. Ik denk dat het aannemen van die houding een logisch uitgangspunt is om te komen tot nieuwe evenwichten.
Dat is in een notendop het traject van de laatste weken: hoe men tot de afspraken is gekomen die daarrond gemaakt zijn.
Ik pik al heel even in op het punt van de lokale besturen. Ik denk dat ons standpunt daarrond duidelijk was. Ik heb gesuggereerd om ook hen mee uit te nodigen rond de tafel. Je hebt het lokale bestuur en de provincies die ruimtelijke uitvoeringsplannen maken, die heel betekenisvol zijn ten aanzien van de invulling van ruimte en de omzetting van bestemmingen. Als je vandaag in Vlaanderen een werkgroep installeert die zich buigt over de toekomst van de open ruimte, de invulling van landbouw en de invulling van natuur, dan is het logisch dat de lokale besturen en de provinciale besturen een stoel aan de tafel krijgen op het ogenblik dat er over die bestemmingswijzigingen wordt gesproken, zodat ze daar ook hun rol in kunnen opnemen.
Mevrouw Schauvliege, uw woorden uit uw inleiding zijn correct: “Landbouwers zijn niets zonder goede grond”. Daar is inderdaad heel wat rond te doen geweest, zoals ik inleidend heb gezegd.
Een belangrijk initiatief inzake het grondenbeleid is via dit parlement verlopen. Daar wil ik nog graag naar verwijzen. Enkele van de indieners maken deel uit van deze commissie. Dat is de hervorming van de pachtwetgeving, een cruciale beleidsmaatregel om ook in de toekomst te garanderen dat landbouwers kunnen rekenen op het langdurig gebruik van landbouwgronden, ook al zijn ze daar zelf geen eigenaar van. Ook in die hervormde pachtwetgeving kunt u heel wat verschillen in beschermingsniveau detecteren tussen de gebruiksgronden die geel dan wel groen kleuren op de gewestplannen.
Daarnaast benadruk ik dat ik het tweejarig project landbouwmobiliteit van GK, de jonge landbouwers, wil ondersteunen, dat als doel heeft om grondoverdracht van oude naar jonge boeren te kunnen realiseren, met een focus op niet-familiale overdracht. Via het GLB-Strategisch Plan 2023-2027 (gemeenschappelijk landbouwbeleid) wordt de opstart van of overname door jonge landbouwers ook ondersteund vanuit het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF).
Er zijn heel wat tendensen en systemen die in meer of mindere mate bijdragen aan de inname van en beperkte toegang tot grond. Zo klinkt de roep naar het inzetten van landbouwgrond in functie van hernieuwbare energie almaar luider. Er zijn ook heel wat initiatieven om landbouwgronden te kunnen inzetten voor activiteiten die lucratiever zijn dan landbouwactiviteiten, zoals zonevreemde bedrijvigheid of energieproductie, zoals we dat in verschillende andere landen zien, waarbij hele landbouwgebieden vol zonnepanelen worden gelegd. Hierdoor zal er ook vanuit deze zonevreemde bedrijvigheid een hogere prijs worden betaald, wat de druk doet toenemen.
Onze landbouwadministratie heeft de voorbije jaren in haar adviserende rol altijd consequent oog gehad voor de impact op de landbouwfunctie van het agrarisch gebied, waarbij bijvoorbeeld vergunningen voor recreatieve paardenhouderij geen gunstig advies kregen. Dat is ook een realiteit die we kennen. (Opmerkingen van Mieke Schauvliege)
Investeringen in de paardenfokkerij zijn wat ons betreft wel 100 procent een landbouwactiviteit. Ik ben daar ook heel duidelijk in: de paardenbusiness is een heel belangrijke landbouwactiviteit in Vlaanderen. Ik denk dat we daar best trots op mogen zijn. Als we kijken naar de paardenhouderij in Vlaanderen, zien we dat Vlaanderen samen met de Euregio toch wel het mekka in de wereld is. Heel de wereld komt naar hier voor onze springpaarden. Honderd jaar geleden waren het de trekpaarden, nu zijn het de springpaarden die van wereldniveau zijn en waar heel de wereld voor naar hier komt om ze te kopen. Daar mogen we best wel fier op zijn. Dat is voor mij 100 procent een landbouwactiviteit.
Dat hoge prijzen zorgen voor een beperkte toegang tot grond, is duidelijk. Er zijn zeker uitdagingen als het gaat over verschillende fenomenen die de druk kunnen verhogen. Er werd verwezen naar vertuining. Het is moeilijk om die dynamieken met elkaar te vergelijken, omdat het vaak over zaken van een verschillende orde gaat. Belangrijk is of het al dan niet over een bestemmingswijziging gaat. Ik heb daarstraks verwezen naar het feit dat het perfect mogelijk is om doelen samen te realiseren, zonder dat grond wordt afgenomen en zonder dat de bestemming wijzigt. Ik denk dat daar heel vaak de uitdagingen liggen als het bijvoorbeeld gaat over het realiseren van bepaalde natuurdoelen. Het is evenwel onmiskenbaar dat zowel natuurontwikkeling als verstedelijking van het platteland gepaard gaan met het innemen van landbouwgrond. We moeten er eerlijk in zijn dat voor grote infrastructuur, van fietspaden tot andere grote publieke werken, veelal wordt gekeken naar de open ruimte. Dat zal altijd een druk op het open gebied van landbouw en natuur blijven hebben. De vraag is of dat dan altijd dubbel moet worden gecompenseerd, zoals dat vandaag vaak het geval is.
Maar het grootste verschil zit vaak in de gevolgen op het terrein. Waar de verstedelijking van het platteland vooral prijsopdrijvend werkt ten aanzien van landbouwgronden, legt natuurontwikkeling vaak ook nog extra beperkende voorwaarden op aan het gebruik van de gronden in de ruime omgeving. Dat is het beeld van het dambord dat me ooit werd voorgehouden als ik met landbouwers sprak. Ik denk dat dat een realiteit is die we onder ogen moeten zien. Daar zie ik wel een uitdaging voor de toekomst.
De oplossing voor de beperkte toegang tot grond zal moeten liggen in een meer gezamenlijke aanpak van de verschillende oorzaken van druk op landbouwgrond om de dynamiek te kunnen doorbreken. Daarom heeft de Vlaamse Regering besloten om al deze uitdagingen in het stakeholdersoverleg te bespreken om samen na te gaan hoe we de doelen uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, de 750.000 hectare landbouwgrond en de hectares die moeten worden gerealiseerd voor natuur en bos, samen te realiseren, zoveel mogelijk in de daartoe voorziene bestemmingen. Dan vind ik het logisch dat je tijdelijk geen aankopen doet in elkaars achtertuin, in dit geval figuurlijk bedoeld – iedereen begrijpt wat ik daarmee bedoel.
Collega Vandenhove, ik heb geantwoord op uw vragen. Ik denk dat het nodig is om de lokale besturen en de provinciale besturen mee uit te nodigen om hen ook hun rol te laten spelen op dat vlak.
Het aantal landbouwbedrijven dat in de vraag van collega Coel vermeld wordt, is afkomstig van het Belgische statistiekbureau (Statbel). Het is belangrijk om te weten dat dit aantal bedrijven lager ligt dan het aantal aangevers in de verzamelaanvraag van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij. De totale oppervlakte cultuurgrond van deze bedrijven is bijna 620.000 hectare en ligt dan ook lager dan de totale aangegeven oppervlakte in de verzamelaanvraag.
Om te bepalen of een bedrijf een beroepsmatig karakter heeft, kijkt men naar de economische activiteit van het bedrijf. De economische activiteit wordt bepaald door alle producties van een bedrijf te vermenigvuldigen met de gemiddelde standaardoutput van elk van die producties. Op die manier krijgen we een inschatting van de totale omzetwaarde van de landbouwproductie van het bedrijf. Bedrijven die een totale standaardoutputwaarde hebben van minstens 25.000 euro worden in het landbouwrapport beschouwd als bedrijf met beroepsmatig karakter.
De voorzitter
Mieke Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, ik moet eerlijk zeggen dat ik van mijn stoel val. U zegt dat u niet gaat polariseren en dat er te veel gepolariseerd wordt, maar het is u wel die gepolariseerd hebt. U hebt de onderbuik van de landbouwers die beweren dat natuur de oorzaak van al die prijsstijgingen was, gewoon bevestigd en u hebt daar ook gehoor aan gegeven aan de onderhandelingstafel, terwijl u wist dat dat niet het geval is. U laat het hier zelfs na om ernstige cijfers op de tafel te leggen die aantonen dat verstedelijking de hoofdreden is van het opdrijven van de prijzen. Daar moet aan worden gewerkt.
Minister, twee jaar geleden heeft de landbouwsector, onder andere GK, samen met de natuursector gevraagd om zonevreemde functiewijzigingen in agrarisch gebied te schrappen. Ze hebben dat samen op de tafel gelegd en voorgesteld aan de Vlaamse Regering. Wat was het antwoord van de Vlaamse Regering? Een verzameldecreet Omgeving dat een versoepeling voorstelt om zonevreemde functiewijzigingen in agrarisch gebied mogelijk te maken. Dat is al voor de tweede keer de ministerraad gepasseerd. Ik heb vorige week aan minister Demir gevraagd of het schrappen van zonevreemde functiewijzigingen in agrarisch gebied op de onderhandelingstafel heeft gelegen en of de landbouworganisaties of de Vlaamse Regering hebben voorgesteld om dat te doen. Wat was het antwoord? “Neen, want mijn coalitiepartners Open VLD en cd&v willen dat niet. Die zeggen dat ze die zonevreemde wijzigingen in agrarisch gebied niet willen. Die willen een versoepeling.”
Mijn vraag aan u, minister, is: legt u de zonevreemde functiewijziging in agrarisch gebied, dat de basis is van de verstedelijking in het platteland en dus het opdrijven van de landbouwprijs, op de tafel en zult u dat mee schrappen? Zult u met andere woorden in dat decreet dat nu op tafel komt, de zonevreemde functiewijziging in agrarisch gebied schrappen, zodat landbouwhoeves in eerste instantie voor de landbouw worden gebruikt in plaats van voor wonen of andere functies die prijsopdrijvend zijn?
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Minister, dank u voor de antwoorden.
Het is goed dat de lokale besturen hierbij betrokken worden en dat u een visie zult ontwikkelen die vermoedelijk iets anders zal liggen dan de antwoorden van u en van voormalig minister Somers in de vorige ronde.
Wie ben ik om niet voor overleg te zijn? Ik denk dat het belangrijk is dat het overleg tussen natuur en landbouw er komt. Maar dat moet wel vertrekken vanuit een visie. Men kan groepen met elkaar laten praten, maar je moet natuurlijk wel een bepaalde visie hebben. Ik blijf erbij dat we een andere visie op landbouw zullen moeten ontwikkelen dan we op dit moment hebben, anders zullen ook die gesprekken weinig zin hebben.
Wat het polariseren betreft, ga ik me niet uitspreken over wie het meest polariseert. Polariseren in de politiek is op zich niet slecht, zou ik zeggen, alleen moet men op een bepaald moment kunnen landen. De vraag is of zoals het nu verlopen is, we inderdaad zullen landen.
Minister, het laatste wat ik wil zeggen, is dat het goed is dat er overleg komt maar het is natuurlijk niet goed dat we daar een principiële houding willen aannemen. Ik heb de laatste weken zowel vanuit de kant van de landbouw als bijvoorbeeld vanuit de kant van het ANB concrete voorbeelden gekregen. Ten eerste, een landbouwer zegt tegen mij dat als hij gaat betogen in Genk, hij met zijn tractor voorbij een stuk grond in Kortessem komt dat er heel nat en vochtig bijligt. Hij vraagt waarom Natuurpunt dat niet opkoopt. Dat is juist de grond die Natuurpunt opkoopt. De vraag is alleen of de gemiddelde boer weet waarover het gaat. Ten tweede, er is een heel groot gebied in Sint-Truiden, de Volmolen aan het voetbalterrein in Stayen, waar het ANB de laatste jaren heel veel in heeft geïnvesteerd. Nu blijkt dat er nog een heel klein stukje landbouwgrond in ligt, iets pietluttigs, en het ANB mag dat niet aankopen.
De gesprekken moeten er zijn, maar ik stel voor dat de extremen eruit gehaald worden. Als er een compromis zou zijn, dan is het geen probleem. Over dat stukje is er bijvoorbeeld nog geen compromis. Ik wil niet verder op dat voorbeeld ingaan. Ik zeg alleen maar dat gesprekken goed zijn maar dat er toch een aantal dingen uitgetrokken moeten worden want anders gaat men zowel wat betreft landbouwgrond als grond die voor natuur bestemd is tot situaties komen die voor niemand goed zijn.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Ik denk dat er een aantal verhalen naast elkaar lopen. Je hebt ten eerste het verhaal van landbouw versus natuur en landbouw samen met natuur, waar we duidelijk naar een pacificatie moet gaan. Die polarisatie heeft niets opgeleverd, niet voor de landbouwers en niet voor het halen van de natuurdoelstellingen. Ik denk dat het openruimtepact zeker de krijtlijnen zou moeten trekken van waar we wat gaan doen en dat ook voor langere termijn moet vastleggen.
Op Vlaams niveau, als je de kengetallen noemt, lijkt het eenvoudig. Er is 40.000 hectare in landbouwgebruik dat in groene bestemming ligt. Er is ongeveer 40.000 hectare landbouwgebied dat ingevuld is door een groene invulling. Men kan dat niet een op een ruilen. Men heeft te maken met de lokale specificiteit en met bedrijven die daar al een lange tijd gevestigd zijn. Anderzijds heeft men ook te maken met natuurwaarden die men opgebouwd heeft op bepaalde specifieke locaties. Dat afbakenen buiten het grotere plaatje zal misschien lukken, maar hoe men dat met die individuele bedrijven en natuuractiviteiten op een goede manier gaat regelen, zal nog een hele planmatige aanpak vergen met heel veel inspraak van onderuit om naar een gedragen plan te gaan. Maar het moet er wel komen, want dat is de enige manier op langere termijn om naar die pacificatie te gaan. Dat is het stukje natuur en landbouw.
Daarnaast blijft de vaststelling dat ook de zonevreemde activiteiten een enorme impact hebben. Als een kwart van die 750.000 hectare zonevreemd gebruikt wordt, zelfs met de doelstelling die de minister in de krant geformuleerd heeft om nog 212.000 herbevestigd agrarisch gebied (HAG) bij te maken om aan de doelstelling van 750.000 te komen, dan los je fundamenteel niet echt iets op. We zullen toch ook naar de aanpak van de zonevreemde invulling moet kijken.
Ik was ook in de commissie aanwezig waar mevrouw Schauvliege naar verwees. Ik had het wel iets genuanceerder begrepen, namelijk dat de minister zei dat men dat in dat gesprek gaat steken en dat de regering nu niet snel-snel een aantal stappen gaat zetten in het ontwerp van decreet, terwijl men juist ruimte wil geven aan een groter overleg over de open ruimte en daar ook het debat over zonevreemde activiteiten wil laten voeren. Ik denk dat dat op zich wel verstandig is. Maar er moet wel actie komen. We kunnen dat niet blauwblauw laten en alleen het stukje natuur aanpakken en de zonevreemde activiteiten buiten beschouwing laten.
Het is een opdracht voor ons allen om dat debat de komende maanden verder te voeren en concrete stappen uit te werken die wellicht in de volgende legislatuur zullen moeten worden uitgevoerd. Maar dat het urgent is, tonen de protesten nog dagelijks aan, maar ook de terechte zorgen van de natuurorganisaties die ook hun doelen gerealiseerd willen zien en daar ook een plaats voor willen vragen in Vlaanderen.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Minister, wat is eigenlijk uw visie op de oppervlaktes van landbouw voor een economische activiteit als uw partij voorstelt om 500.000 wooneenheden te bereiken voor de bevolking? Welke garantie kunt u geven dat de oppervlakte ook voor de economische activiteit van de landbouw gewaarborgd kan worden?
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Ik wil beginnen met te zeggen dat ik heel blij ben dat het Europees Parlement gisteren de Natuurherstelwet heeft goedgekeurd. Hoewel het een afgezwakte versie is, ben ik toch heel blij dat dat gebeurd is, dat men niet gezwicht is voor de druk van de straat en dat men beseft dat het belangrijk is om zorg te dragen voor biodiversiteit en natuur, die er zeer slecht aan toe is in Vlaanderen en Europa. Dat is ook in het belang van de landbouw. Want zonder natuur is er geen voedsel en zonder natuur is er ook geen landbouw.
Minister, ik ben toch heel ontgoocheld in uw houding de laatste weken. Ik betreur ze. Ik spreek gewoon uit mijn gevoelens. Wat ik betreur, is dat de focus van het debat helemaal op die natuuraankopen is gelegd, terwijl dat het probleem niet is. (Opmerkingen van minister Jo Brouns)
Kijk maar wat er op die borden staat. Kijk maar wat de boeren zeggen. Dat is niet het gevolg van deze week. Dat is het gevolg van stemmingmakerij en desinformatie in de sector vanuit de sector zelf, jarenlang volgehouden, waardoor men de mensen gekregen heeft waar ze vandaag staan. Ik ontken niet dat er problemen zijn, maar het probleem dat nu de kern van de zaak is geworden, namelijk de aankopen, is het probleem niet. Dat weten we allemaal. En toch wordt dat in de verklaringen enzoverder veel te veel benadrukt.
Ik betreur ook enorm de manier van werken. De Vlaamse Regering gaat beslissingen nemen over het al dan niet aankopen van natuurgebied, terwijl de natuurverenigingen niet eens mee aan de tafel zitten. Dat kan toch niet de manier van werken zijn? Maar goed.
Ik kom tot de inhoud. Minister, u zegt dat het zo gevoelig ligt bij de landbouwers, omdat we al de andere inname van landbouwgrond aanvaarden. Daar hebben we nog nooit een betoging tegen gezien, nog nooit, omdat dat geen impact heeft op de omgeving. U zegt dat er precies een gevoeligheid is rond natuuraankopen, omdat dat potentieel wel een impact heeft op de omgeving. Men ervaart dat zo. Maar u doet nu alsof de landbouw geen impact heeft op de omgeving. Waarom heeft de natuur het zo moeilijk in Vlaanderen? Er is bijvoorbeeld verdroging in natuurgebieden. Er is een jarenlange strijd in de polders en dergelijke meer over het waterpeil, dat enorm nefast is voor de natuurwaarde en dat enkel gestuurd wordt op basis van de landbouwbezorgdheden en -noden. De impact van pesticiden op de omgeving? De impact van landbouw op de biodiversiteit? De biodiversiteit stopt niet aan dat landbouwgebied of daarbuiten. Ik vind het echt een foute voorstelling. Het is zo dat de natuur een impact heeft op de landbouw, maar de landbouw heeft ook een impact op de natuur. Het ene is een probleem en het andere is dat niet. Voor mij is het juist allebei een probleem of een oplossing.
Mijn conclusie is dat wij veroordeeld zijn om samen te werken. De voorbije weken heeft men de natuur gebasht en heeft men constant de natuurverenigingen en de natuursector als zondebok aangewezen en alles daarop geconcentreerd terwijl de problemen veel dieper zitten dan dat. En als dat niet zo is, dan is dat het enige dat naar buiten is gekomen. Collega Schauvliege stelde daarnet de vraag of er vanuit de landbouworganisaties op tafel is gelegd dat de zonevreemde bestemmingen moeten verdwijnen. Dat is niet op tafel gekomen. Ik heb vorige week gevraagd of het moratorium op het verkopen van gronden door openbare besturen op tafel is gelegd door de landbouworganisaties. Dat is een reële bedreiging. Als die verkocht worden, dan gaat driekwart van die gronden uit de landbouw. Is dat op tafel gekomen? Neen, landbouworganisaties hebben dat niet gevraagd. Wat hebben ze wel gevraagd? Stoppen met aankopen van natuur. Dat is wat men vraagt, terwijl iedereen weet dat dat het probleem niet is. U hebt dat discours gesteund in de pers. U hebt ook gezegd dat dat het probleem is. Dat betreur ik echt want dat is polarisatie ten top. Ik kan u zeggen dat er maatschappelijk veel schade is berokkend en veel kwaadheid is gecreëerd, die we zullen moeten aanpakken.
Ik betreur dat enorm en concludeer dat we veroordeeld zijn om samen te werken. We zijn veroordeeld om samen te werken, de landbouw- en de natuursector. We doen dat ook, maar dat komt veel te weinig in de aandacht. Er wordt vandaag veel samengewerkt. Ik heb dat vorige week in een andere commissie ook gezegd. Meer dan zevenhonderd landbouwers werken samen met natuur. Een derde van de oppervlakte wordt samen met landbouwers beheerd. Er zijn vele mogelijkheden van samenwerking. Ik ben daar een heel groot voorstander van. Ik denk ook dat we de biodiversiteit niet zullen redden in natuurgebieden alleen; we zullen ook in landbouwgebieden inspanningen moeten doen. Wij zijn er voorstander van dat daar ook vergoedingen tegenover staan. Het enige positieve dat ik zie, is dat er nu gezegd wordt dat men een visie rond landbouw moet ontwikkelen, samen met alle partijen rond de tafel. Ik hoop dat dat debat eindelijk wordt gevoerd met al die partijen, dat alle taboes van tafel kunnen en dat het gesprek over de toekomst van de landbouw nu eindelijk kan plaatsvinden. Dat is echt nodig.
Bart Dochy (cd&v)
Er zijn hier mensen die hun ontgoocheling uiten, maar ik wil ook wel even mijn ontgoocheling uiten, collega’s van Groen. Uiteindelijk ontkennen jullie toch wel voor een deel het licht van de zon. Jullie geven aan dat er alleen maar een probleem zou zijn door vertuining, verpaarding en die insteken. Ik kan u zeggen vanuit de praktijk dat de claims vanuit natuur een zeer grote impact hebben op bepaalde regio’s en gebieden. Ik heb al verschillende malen gezegd dat het dan niet in eerste instantie komt door aankopen vanuit natuurverenigingen, maar dat het gaat over aankopen vanuit de overheid zelf. Wanneer het ANB in bepaalde regio’s gronden aankoopt aan 120.000 euro per hectare, dan zeg ik u dat men met de oppervlakte die men aankoopt, 20 tot 40 hectare in bepaalde gebieden, de markt ontregelt. Dan zet men referenties … (Opmerkingen van Mieke Schauvliege en Chris Steenwegen)
Ik zal u straks het woord geven. U kunt straks nog uw conclusies geven. Er is een procedure voor de vraagstelling. Ik hoop dat u daar respect voor hebt. U hebt een aantal dingen gezegd. Ik mag ook even het woord nemen.
Het gaat niet over enkele dossiers, het gaat over heel veel dossiers. Ik kan u er een stuk of zeven opnoemen waarbij we ook nog vragen kunnen stellen bij de schattingsverslagen die op dat vlak gemaakt zijn.
Ik vind het ook spijtig dat jullie alles op een hoopje gooien met betrekking tot de functiewijziging. Je kunt zeggen dat de functiewijziging geregeld en bekeken moet worden. Er is een besluit uit 2003 dat die zaken regelt. Maar er is ook een essentieel onderscheid tussen enerzijds de bedrijfszetel en anderzijds de grond. Als we ervoor pleiten dat er geen functiewijzigingen meer mogen komen op bedrijfszetels, dan zit je ook met een stuk verloedering van het agrarisch gebied want we weten allemaal dat niet alle landbouwbedrijfszetels per definitie nog verder kunnen worden gebruikt voor landbouwactiviteiten. Als je ervoor pleit dat iedereen die op een dergelijke hoeve gaat wonen, ook een landbouwer is, dan zul je het probleem nog vergroten. Dan worden die mensen immers ook landbouwer en zullen zij die gronden op een andere manier gaan gebruiken, want de definitie van landbouwer is in dezen ook niet zo gemakkelijk te maken. Dan worden ze landbouwer. Dat geven de gronden zelf aan. Dan zullen ze niet in de mogelijkheid zijn om dit aan andere beroepslandbouwers in de omgeving te geven. Als u extensief denkt, dan verzeker ik u dat dat niet het geval zal zijn, want men zal het eventueel met seizoenspachten en met eenvoudige teelten zoals maïs, gaan betelen.
Dus het pleidooi om zomaar, sec, alle functiewijzigingen onmogelijk te maken, is niet verstandig. Het probleem wegzetten alsof er alleen maar wordt gepolariseerd rond de discussie over natuur, is ook niet correct, want het is iets wat heel sterk leeft bij de mensen. Dat heeft ook te maken met het feit dat de aanwezigheid van natuur op een bepaalde plaats juridische effecten heeft op de vergunningverlening in de omgeving. Het is gewoon zo dat wanneer natuur wordt ontwikkeld, er een probleem kan ontstaan voor bedrijven in de omgeving. Dat is niet alleen zo voor landbouwbedrijven. Ik kan u ook voorbeelden geven van plaatsen waar men fietspaden wil aanleggen en waar men in de problemen raakt door ontwikkelde natuur. Als men dus effectief wil komen tot een mooi en correct kader, dan moet men rekening houden met de planologische ruil zoals die voorzien is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De visie voor de planologische ruil is daarin voorzien. Dat betekent dat men ook de juridische procedures van ruimtelijke uitvoeringsplannen moet volgen. Maar men ondergraaft permanent het verhaal door aankopen te doen.
Ik herhaal nogmaals: er is nog altijd een groot verschil tussen een aankoop met privémiddelen en een aankoop met overheidsmiddelen. Wanneer de overheid dan vragen stelt aan natuurverenigingen, is dat ook maar evident, want het gaat over middelen die door de overheid beschikbaar worden gesteld in het kader van aankopen van gronden.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega's, we voelen aan alles dat het een bijzonder gevoelig debat is waarbij het op het einde inderdaad nodig is dat er overleg zal zijn rond de tafel. Net zoals jullie dat doen, authentiek en oprecht zoals altijd, heb ik dat ook gedaan. Ik heb oprecht tientallen avonden heel goed gevoeld dat de kar vol zit bij heel wat landbouwers. Het gaat over hun rechtszekerheid, over maatschappelijke waardering, over hoe wij spreken over landbouw, hoe die wordt afgebeeld in de media, welke prijs zij krijgen en over de administratieve lasten. Het is een veelheid van dingen. Telkens kwam inderdaad hun grond naar boven, en die heeft de laatste weken bijzondere aandacht gekregen, omdat voor een landbouwer alles begint en eindigt bij hun grond.
Als we kijken naar de ambities van vele regeringen, al decennialang, als het gaat over het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dan waren vele regeringen het erover eens dat het doel in Vlaanderen is om naar 750.000 hectare agrarische bestemming te gaan. En dat men die daarvoor ook gebruikt, dat is nogal logisch. Dan is het niet logisch dat diezelfde overheid daar andere dingen op wil gaan doen. Dat is het sentiment dat daarrond leeft. Dat moeten we erkennen en dat moet nu voorwerp zijn van het overleg om tot een nieuw evenwicht te komen om tot de invulling van de doelen in de daartoe bestemde gebieden te komen.
Als het gaat over de zonevreemde functiewijzigingen, stel ik vast dat – ik geef een concreet voorbeeld – toen er op een bepaald ogenblik een overeenstemming was om met de varkenshouderij te gaan naar de opkoopregeling, de vraag werd gesteld: “Wat met mijn woning?” Ik vind dat er wel degelijk een onderscheid is tussen de bestemming, de grond, die maximaal landbouwgrond moet zijn en de bestemming moet blijven, en het gebruik. Maar een zonevreemde situatie naar de woning toe moet in die situatie natuurlijk wel kansen bieden aan die ondernemer die daar wordt uitgekocht, met respect voor de gebiedseigen activiteiten. Dat is mijn kijk op die zonevreemde functiewijziging die op dat vlak wel degelijk mogelijk moet zijn.
Collega Steenwegen, ik kom tot de impact van natuur en landbouw die wederzijds is. We verwachten vandaag inspanningen van de landbouwsector. Ik verwijs naar de verschillende mestactieplannen en naar de nulbemesting in de SBZ. De impact die er op elkaars gebied is, is een wederkerig gegeven. Dat betekent dat er ten aanzien van elkaar voorwaarden worden opgelegd die niet van de poes zijn.
De grote uitdaging nu noemt u ‘het veroordeeld zijn tot elkaar’. Laten we het positiever benoemen. Ik denk dat de enige uitweg is om met elkaar rond de tafel te gaan om tot een soort nieuw openruimtepact te komen waarbij de behoeders van de open ruimte zoveel mogelijk tot overeenstemming komen dat je de doelen die je moeten realiseren, in elkaars gebied realiseert en dat je minstens in de tussentijd de aankopen in elkaars gebied on hold zet om de doelstellingen uiteindelijk te kunnen realiseren. Dat vind ik logisch.
De voorzitter
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mieke Schauvliege (Groen)
Minister, ik heb u eigenlijk horen zeggen dat u tegen de schrapping van zonevreemde functiewijzigingen in agrarisch gebied pleit. U verwijst naar de opkoopregeling van varkens en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Daar is een uitzondering voorzien. Maar daarover gaat het helemaal niet. Ik lees in het antwoord dat minister Demir vorige week heel duidelijk heeft gezegd dat ze aan de Vlaamse Regering had voorgesteld om de zonevreemde functiewijziging in agrarisch gebied te schrappen, maar dat haar regeringspartners versoepelingen wilden en dat ze het nu uit het decreet wil halen omdat ze het nu ook niet meer wil doorvoeren en dat ze jullie, Open VLD en cd&v niet meer op jullie wenken zal bedienen. U pleit er dus voor om zonevreemde functiewijzigingen in agrarisch gebied toe te laten. De landbouworganisaties en natuurorganisaties willen dat schrappen. Dat is een van de maatregelen die kunnen helpen om de prijs te drukken. U speelt vals.
De voorzitter
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ludwig Vandenhove (Vooruit)
Mijn korte conclusie is dat er echt een grondig debat nodig is, zoals ik al lang zeg. De discussie of er nog meer landbouw moet komen dan wel of dat we juist moeten minderen, komt natuurlijk nooit aan bod, maar die heeft net repercussies op alle vragen die we stellen.
Voorzitter, ik heb op zich geen moeite met uw tussenkomst. Ik heb trouwens vorige week hetzelfde geantwoord aan uw goede partijgenoot. Ik heb er geen enkel probleem mee dat we een fundamenteel maatschappelijk debat in Vlaanderen voeren over geld dat we geven aan private instanties en dat we die niet zomaar daarmee laten doen wat ze eigenlijk willen doen. Ik heb daar echt geen enkel probleem mee. Ik ga nu eindigen met hetzelfde dat ik vorige week heb gezegd. Dan wordt mijn grote droom waar: eindelijk onderwijs, weg met het vrij onderwijs.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Het debat is ondertussen wat alle kanten opgeschoten. Ik blijf bij mijn conclusie van daarjuist. We hebben een pacificatie nodig op verschillende vlakken, tussen natuur en landbouw. Ook rond de zonevreemde functiewijzigingen zullen we toch stappen moeten zetten. Ik kijk uit naar het overleg dat nu aangekondigd is en naar het openruimtepact dat zal worden voorbereid. Ik neem aan dat er in beide actiepunten concrete stappen vooruit zullen worden gezet. We zullen die dan evalueren.
De voorzitter
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.