De voorzitter
De heer De Roo heefthet woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Ik heb deze vraag bijna een maand geleden ingediend, toen de boerenprotesten zeer actueel waren. Dat zijn ze nu nog altijd, maar toen waren ze nieuw en actueel. Die protesten maken andermaal duidelijk dat er meer aandacht besteed moet worden aan onder andere de administratieve complexiteit en aan het langetermijnperspectief voor onze land- en tuinbouwers.
De Vlaamse land- en tuinbouwsector is een van de meest innovatieve in de wereld. Het innovatief vermogen kan de sector ondersteunen bij het halen van de opgelegde doelstellingen en ook bijdragen aan het langetermijnperspectief, ook het economische langetermijnperspectief, voor onze land- en tuinbouwers.
Minister, wat zijn volgens u de voornaamste knelpunten bij het voeren van een innovatief landbouwbeleid?
Wat was de impact van de extra middelen voor de landbouwtrajecten van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO)?
Hoe werd de thematische oproep voor onderzoeksprojecten van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO) aangepakt in het domein van innovatie in de landbouw- en voedingssector? Hoeveel projecten werden er aangemeld?
Minister, volgens de recente beleids- en begrotingstoelichting (BBT) hebt u extra middelen voorzien voor innovatie in de landbouw. Wat is de stand van zaken daarvan?
Hoe wordt er rekening gehouden met verdere innovatie en de bredere uitrol van al bewezen verbeteringen?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel, collega De Roo, voor deze belangrijke vraag. Het zal u niet verbazen: als minister van Innovatie ben ik uiteraard een believer van innovatie voor vooruitgang, zeker als het gaat over de grote uitdagingen inzake de verdere vergroening van onze samenleving en digitalisering. Ik geloof zeker ook in de toepassing ervan binnen de landbouw.
Het budget voor landbouwtrajecten was al jaren ongewijzigd, met name 10,2 miljoen euro per jaar. Dit werd vanaf 2023 recurrent verhoogd met 5 miljoen euro tot 15,2 miljoen euro. Vanuit de call 2022-2023 worden zeventien projecten gesteund. De uiteindelijke impact van deze extra gesteunde projecten wordt pas over enkele jaren duidelijk, wanneer de behaalde resultaten in de praktijk verspreid zijn.
Het thema voor de call 2023-2024 was de reductie van emissies in de plantaardige en dierlijke sector. Dit thema werd vastgelegd in onderling overleg tussen de beleidsadviseurs van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij en het Agentschap Innoveren en Ondernemen en werd ook besproken in het Platform voor Landbouw- en Voedingsonderzoek.
De onderzoeksprojecten binnen de thematische oproep ‘Innovatie in de landbouw- en voedingssector’ van het FWO betreffen vernieuwend strategisch basisonderzoek dat in geval van wetenschappelijk succes een vooruitzicht biedt voor latere economische of maatschappelijke toepassingen.
Gebaseerd op de doelstellingen van de Vlaamse voedselstrategie, werden onderzoeksthema’s gedefinieerd. Deze thema’s zijn geclusterd onder drie overkoepelende domeinen waarbinnen een onderzoeksvoorstel zich moet situeren. Een eerste domein is ‘voedselsystemen binnen ecologische grenzen’. Dat zijn de duurzame landbouwpraktijken, teelten en dierenwelzijn. Een tweede domein is ‘gezonde en duurzame voeding voor iedereen’ en een derde ‘veerkrachtige voedseleconomie’.
De oproep werd wat betreft het type onderzoek, de looptijd, het budget en de evaluatieprocedure maximaal afgestemd op het bestaande programma rond strategisch basisonderzoek. In totaal ontving het FWO 25 projectvoorstellen waarvan de evaluatie op dit ogenblik lopende is, met een slaagkans van ongeveer een op de vijf. De resultaten van deze eerste oproep worden bekendgemaakt in de loop van de maand mei van dit jaar.
In de beleids- en begrotingstoelichting Landbouw van 2024 staat inderdaad vermeld dat in 2024 40 miljoen euro extra voorzien wordt voor innovatie in de landbouw. Hiervan dient 12 miljoen euro voor de subsidiëring van initiatieven inzake flankerend beleid voor de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en innovatie in de landbouw. Daarnaast is 28 miljoen euro ingeschreven bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF).
Binnen mijn bevoegdheid Economie is de doelstelling van die landbouwtrajecten om vanuit een concrete probleemstelling of vraaggedreven opportuniteit van een collectief van ondernemingen, innovatieve oplossingen aan te bieden die dus op relatief korte termijn toegepast kunnen worden en resulteren in zichtbare veranderingen met een duidelijke meerwaarde, ook een duidelijke economische meerwaarde, voor een ruime doelgroep.
Die zogenaamde landbouwtrajecten zijn daarom erg sterk gefocust op het breed uitrollen van innovatieve oplossingen in de praktijk. Om die reden voorziet elk landbouwtraject in een begeleidingsgroep van bedrijven of organisaties uit de primaire sector en van bedrijven of organisaties uit de naburige sectoren. Die groepen moeten er dus mee over waken dat die projecten de kennis correct verspreiden in de primaire sector en kunnen ook mee richting geven aan de projecten.
De betrokkenheid van de doelgroepondernemingen bij de projectaanvraag, de samenstelling van de begeleidingsgroep en de mate waarin kennis over praktisch toepasbare innovaties wordt verspreid in de primaire sector, worden expliciet geëvalueerd bij elk projectvoorstel.
Ook wordt steeds beoordeeld of de projecten complementair zijn met reeds lopende of afgelopen projecten in hetzelfde domein. Met andere woorden: er wordt telkens gekeken of de projectvoorstellen goed verder bouwen op reeds bestaande kennis en reeds bewezen verbeteringen of technieken, bijvoorbeeld uit andere landbouwtrajecten of andere demonstratieprojecten. Synergieën tussen lopende projecten worden extra gewaardeerd in de beoordeling.
Er zijn dus duidelijk voldoende garanties dat die landbouwtrajecten goed rekening houden met verdere innovatie en dat ze zorgen voor een brede uitrol van bewezen innovaties.
Binnen mijn bevoegdheid Landbouw zijn er dus een hele reeks interventies die de innovatie in de landbouw ondersteunen en stimuleren, gaande van het identificeren van problemen en opportuniteiten tot verankering in de sector. Sinds enkele jaren worden die visueel voorgesteld op de zogenaamde innovatiespiraal. Het gaat over de EIP-operationele (European Innovation Partnership) groepen, vorming en advies, demonstatieprojecten en zeker ook het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). Ook ecoregelingen en agromilieu- en klimaatmaatregelen dragen op perceelniveau bij tot de verdere uitrol van innovaties in de landbouw.
Het is cruciaal dat ook innovaties in het kader van ammoniakemissiearme technieken een brede uitrol kennen in de landbouwsector. Enkel op die manier zullen deze innovaties een belangrijke verandering, met name drastische ammoniakreducties, zoals gevraagd in het PAS-decreet, kunnen realiseren. De budgetten ‘innovatie in de landbouw’ zijn dus niet enkel bedoeld voor de onderzoeksfase en voor de eerste uitrol in praktijkomstandigheden in landbouwbedrijven, maar bovenal ook voor de verdere uitrol van deze technieken in de landbouwsector.
Aanvullend wil ik nog meegeven dat een ander belangrijk onderdeel van het afgesloten landbouwakkoord is dat het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt (WeComV) versterkt zal worden. Ik denk dat collega Demir volgende vrijdag een voorstel zal voorleggen om dat comité te versterken. Wat we in het kader van de PAS ook altijd gezegd hebben, is dat we zullen samenwerken met Nederland. We hebben identiek dezelfde uitdagingen. We hebben een quasi even sterke landbouwsector, die investeert in innovaties. Universiteiten in Nederland en Vlaanderen moeten via een verkorte doorlooptijd in staat zijn om bewezen technieken te valideren. Eenvoudig gezegd: een in Nederland erkende techniek moet hier niet nog eens aan onderzoek onderworpen worden in tien doctoraten alvorens wij die erkennen.
Ik geef een heel concreet voorbeeld. We hebben hier vandaag een melkveehouderij die gebruikmaakt van een in Nederland gevalideerde techniek, die bovendien standhoudt – want sommige zaken worden zelfs voor de rechtbank bekritiseerd – namelijk de Lely Sphere. Dat is een innovatieve afzuiging boven mestkelders, een heel belangrijke toepassing om de ammoniakuitstoot in die sector te kunnen reduceren, tot wel 70 procent. Die techniek werd in Nederland erkend. Ik vond het belangrijk om dat soort zaken, en die samenwerking met Nederland, hier toch nog even te delen. De versterking van het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt is daarbij natuurlijk een heel belangrijk gegeven.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Dank u voor uw antwoord, minister. Het was een zeer uitgebreid antwoord en dat vind ik goed. Ik denk dat we wel eens meer mogen beklemtonen, ook in dit parlement, dat we in Vlaanderen een zeer innovatieve land- en tuinbouwsector hebben. Omdat ook Innovatie tot uw bevoegdheid behoort, weet u natuurlijk ook dat innovatie geen statisch gegeven is. Het is niet omdat je ergens aan de top speelt, dat je ook in de Champions League blijft spelen. Je moet daarvoor blijven werken, je moet daarvoor blijven investeren, je moet daarvoor onderzoek blijven doen. We zien dat er in deze regio toponderzoek aanwezig is en uitgerold wordt, zowel basisonderzoek als het toegepast onderzoek dat daaruit voortvloeit. Ik vind het goed dat u dat verder ondersteunt.
Het is ook nodig om de kennis die wordt opgedaan in dat onderzoek, verder uit te rollen. U hebt een aantal initiatieven genoemd. Ik denk dat we daarop moeten blijven inzetten. Het is niet omdat de kennis er is, omdat de innovatie theoretisch ter beschikking is of zelfs na tests in de praktijk ter beschikking is, dat die kennis zomaar doorvloeit naar de hele sector. Ik zie daar een belangrijke rol weggelegd voor landbouwvormingen. Die kunnen ervoor zorgen, via de verschillende bestaande kanalen – bijvoorbeeld die operationele groepen maar ook de algemene vormingstrajecten – dat die kennis wordt gedeeld, opdat wetenschappers in contact zouden komen met landbouwers om nieuwe technieken en nieuwe oplossingen voor de toekomst voor te stellen.
Ik stel vast dat een aantal partijen in dit parlement vooral pleiten voor een afbouw, of voor een reductie van de sector in zijn algemeenheid, om een aantal impactfactoren ervan te verminderen. Minister, ik stel vast dat u met een ander antwoord komt, dat u komt met een antwoord rond innovatie, met nieuwe technieken, het verder innoveren dat ervoor kan zorgen dat onze landbouw hier ook vol te houden blijft, zowel economisch als ecologisch maar ook sociaal.
Ik heb nog een bijkomende vraag naar aanleiding van het landbouwakkoord. Wanneer wordt dat Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt versterkt? Op de andere bijkomende vraag die ik opgeschreven had – wanneer we die PAS-technieken vanuit Nederland mogen verwachten – hebt u al geantwoord.
Minister Jo Brouns
Ik dacht dat dat deze week was, maar het stond vorige week al op de agenda en de beslissing is dus al gevallen. Ik denk dat het gaat over ongeveer 185.000 euro extra.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Ik vind dit een heel interessante vraag, zeker in combinatie met wat we net daarvoor hoorden. Innovatie is echter één zaak – en wij zijn daar ook grote believers van – maar ik wil ingaan op de uitrol. We kunnen bijvoorbeeld wel veel geld steken in het wetenschappelijk onderzoeken van technieken, maar elk landbouwbedrijf is enigszins anders, kent andere omstandigheden, andere teelten, andere gronden, andere weersomstandigheden … Welke begeleiding is er voor de individuele landbouwer? Ik verwijs dan naar de Vlaamse instellingen. Mijn vraag hierbij is: in welke mate wordt dat naar die instellingen gecommuniceerd? Gaan ze de landbouwers controleren op dat vlak? Ik vind dat het controleren op dit moment wat aan het uitdraaien is op pestgedrag jegens de landbouwers. Ik herhaal dus mijn vraag: hoe gaan ze dat breed uitrollen naar de individuele landbouwer toe, opdat dat ook een snellere toepassing kan krijgen? U gaf het voorbeeld van die afzuiging, maar dat kost ook weer investeringen. Ik bedoel: individuele landbouwers hebben er wel de nodige centen voor over om investeringen te doen, maar dat geld ligt niet zomaar op de plank. Welke inspanningen zullen dus gebeuren om ook de Vlaamse instellingen ertoe bereid te vinden om individuele landbouwers niet te pesten met controles maar te begeleiden naar betere technieken?
De voorzitter
De heer Steenwegen heeft het woord.
Chris Steenwegen (Groen)
Ik was niet van plan om tussen te komen, maar als collega De Roo zo’n uitspraak doet, kan ik niet anders. Ik heb dus een vraag aan de minister. Ik beaam dat onze landbouwsector zeer innovatief is en dat al lang is. Ondanks dat feit, ondanks het feit dat wij aan de wereldtop staan inzake innovatie, hoe komt het dan dat onze landbouwsector er niet in slaagt om te werken binnen de milieugebruiksruimte? Hoe komt het dat onze landbouw er nog altijd niet in slaagt om de waterkwaliteit te halen die verwacht wordt? Hoe komt het dat we nog altijd met een mestprobleem zitten? Hoe komt het dat de klimaatuitstoot van onze sector toeneemt in plaats van afneemt? Hoe komt het dat de bodemkwaliteit in onze landbouw bedroevend laag is? Hoe komt het dat de biodiversiteit in landbouwgebied dramatisch is? Hoe komt dat allemaal, ondanks het feit dat we aan de top staan van de technologische innovatie en daar al decennialang op inzetten?
Is de enige mogelijke conclusie dan niet, collega De Roo, dat innovatie alleen niet zal volstaan om tot een duurzame, toekomstgerichte landbouw te komen, maar dat we naast die innovatie ook nood hebben aan volumemaatregelen? Het zal de combinatie van die twee zijn. Het ene is belangrijk maar het andere is ook nodig, anders zullen we er niet in slagen om onze landbouwsector een toekomst te geven binnen de milieugebruiksruimte.
De voorzitter
De heer Van Hulle heeft het woord.
Bart Van Hulle (Open Vld)
Ik heb een vraag over WeComV, maar ik zal eerst antwoorden op de vraag van collega De Roo. Gisteren heeft minister Demir in de commissie Leefmilieu, op vraag van Tinne Rombouts, geantwoord dat er drie leden bijkomen in die WeComV, maar dat dat pas over drie maanden zal zijn. Ik zat zelf niet in die commissie, maar mijn vraag is: wat is de reden waarom dat pas over drie maanden gebeurt? Over drie maanden zijn het namelijk verkiezingen. Het zou toch leuk zijn, mocht dat eerder kunnen. Ik vraag me af waarom dat zo lang moet duren.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Ik zal beginnen met dat laatste. Ik kom net van VDAB. We hebben daar een studie voorgesteld over de toekomst van VDAB. Ik denk dat u, net als ik, weet dat de arbeidsmarkt in Vlaanderen enorm krap is en structurele tekorten kent, ondanks het feit dat de maakindustrie het helaas wat minder doet. Het is puur een kwestie van tijdig de juiste mensen te vinden. En als we dan binnen drie maanden drie toppers hebben, dan ben ik meer dan tevreden. Maar we moeten daar wel een tandje bijsteken. Ik ben absoluut een believer van innovatie als een belangrijk onderdeel van de oplossing. Dat is niet de enige, zaligmakende oplossing, maar dat is een onderdeel van de oplossing.
Collega Steenwegen, u verwijst naar een aantal indicatoren. Ik denk dat we toch wel, in een historisch perspectief, een evolutie kunnen zien en dat we hier ook een lijstje kunnen voorleggen van zaken die wel vooruitgaan. Ik zeg hier niet dat we er al zijn, we willen daar zeker op verdergaan, we verwachten opnieuw grote inspanningen. U duidt op een aantal uitdagingen die er nog altijd zijn, collega Steenwegen. Net daarom hebben landbouw en natuur, inzake water en mest, over een strenger zevende Mestactieplan (MAP 7) onderhandeld. Ik denk dat we dat allemaal wel weten.
Dan kom ik tot de vraag van collega Pieters. In het GLB is er specifieke aandacht voor opleiding voor die individuele landbouwer. Die wordt zeker uitgenodigd, die wordt meer dan uitgenodigd, die wordt ook gestimuleerd om mee te stappen in die verdere verduurzaming. We hebben een transitiemanager, we hebben heel wat steun binnen het VLIF …
Gisteren nog is er een duurzaamheidscharter ondertekend – en dat vind ik positief – door de sector zelf, door de hele keten van de zuivelindustrie, door de melkveehouders en de belangenorganisaties. Zij nemen zelf de handschoen op. Ondanks alle uitdagingen waarnaar verwezen wordt, mogen we vandaag zeggen dat de Vlaamse melkkoe op het vlak van CO2-uitstoot per kilogram geproduceerde melk heel duurzaam is – ga er maar een zoeken die het duurzamer doet, je zal ze niet vinden – in een heel beperkte ruimte. Dat is de uitdaging.
Als het gaat over de financiële ondersteuning daarvan, voorzien we, specifiek inzake technieken, 80 procent steun op het niveau van het bedrijf – dat is toch wel aanzienlijk – om die omslag verder te faciliteren.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Dank u, minister, voor uw bijkomend antwoord. Als ik luister naar de collega, lijkt het alsof er de afgelopen jaren geen verbeteringen zijn gebeurd, terwijl dat ontegensprekelijk wel het geval is. Innovatie is dan ook een noodzakelijke voorwaarde om onze productiviteit en productie verder te verhogen, zowel op het vlak van kwaliteit als op het vlak van kwantiteit. We kunnen daarmee ook arbeidsomstandigheden verbeteren. We kunnen hinder voor omwonenden reduceren. We kunnen het aanbod verruimen. We kunnen tal van emissiereductietechnieken verder invoeren. Ik vind het dus goed, minister, dat u verder inzet op dat innovatief landbouwbeleid. Dat we die kaart verder moeten blijven trekken in Vlaanderen, staat wat mij betreft buiten kijf.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.