Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Vorig ArtikelVorig artikel Volgend artikelVolgend Artikel

 23 jan 2025 09:38 

Over verminderen pesticideresiduen in drinkwater


Vraag om uitleg over de ondersteuning van landbouwers om de pesticideresiduen in het drinkwater onder de norm te krijgen
van Jeremie Vaneeckhout aan minister Jo Brouns

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Minister, tussen het indienen van de vraag en vandaag zijn er natuurlijk een aantal besprekingen geweest. Het is niet mijn ambitie om hier vandaag de bespreking in de commissie Leefmilieu opnieuw te doen, maar een beetje context voor de mensen die volgen is misschien toch nog interessant.

U hebt eind december als minister van Omgeving beslist om de norm voor de aanwezigheid van 1,2,4-triazool in het West-Vlaamse drinkwater met een factor 10 te verhogen ten opzichte van wat Europees en Vlaams normaal gezien is toegestaan. Dat dat tot wat onrust heeft geleid, is nog zacht uitgedrukt. Dat is niet het minst zo omdat deze versoepeling er niet kwam door nieuwe wetenschappelijke inzichten, maar vooral omdat het voorbije jaar bij De Watergroep bleek dat de norm in Zillebeke en De Blankaart het afgelopen jaar niet meer gehaald kon worden door De Watergroep.

Het was dus een keuze tussen een versoepeling van de norm en het droogzetten van de provincie op het gebied van leidingwater. Het debat is daarover al gedeeltelijk gevoerd. Het gaat over een Europese norm die in 1998 is vastgesteld en waarbij het eigenlijk gaat over een principiële keuze dat we geen pesticiden in ons leidingwater willen. Dit is een keuze die Europa maakt, denk ik, en die wij samen ook maken. In de andere vier provincies van ons land lukt het ook om die norm te halen. Er is nu een tijdelijke afwijking toegestaan, voor die specifieke waterwinning in West-Vlaanderen. Maar een tijdelijke uitzondering betekent natuurlijk dat er werk aan de winkel is in de komende jaren of maanden, wat ons betreft op relatief korte termijn.

Specifiek in deze commissie wil ik de volgende vraag stellen. We weten ongeveer vanwaar die residuen komen. Ze komen voornamelijk uit de teelt van aardappelen, bieten, suikerbieten en uien, en een stukje bloembollen. Vandaar is er onze fundamentele vraag. Laat ons ervoor zorgen dat we niet over een paar maanden of over twee jaar onze landbouwers overvallen en zeggen dat het plots snel opgelost moet zijn. Wat is uw plan van aanpak om aan een afbouwplan voor landbouwers te werken en ervoor te zorgen dat ze die transitie kunnen maken naar een landbouw die, zeker op bepaalde plekken, maar het liefst op zoveel mogelijk plekken, het pesticidegebruik terugdringt of naar nul reduceert op sommige specifieke strategische plekken?

Hoe zult u landbouwers aansporen en ondersteunen om hun pesticidegebruik te reduceren en te verfijnen? Is er vanuit uw optiek als minister van Landbouw een bijstelling van de regelgeving of verstevigde handhaving nodig? Op welke manier wilt u hier samen met de landbouwers een antwoord op geven?

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Dank u wel, collega. Dit is inderdaad een belangrijke vraag, waar we de voorbije weken al een aantal keer dieper op zijn ingegaan, ook in de commissie Leefmilieu.

Laat me hier eerst ook het volgende heel duidelijk stellen. Er is geen enkele discussie over dat drinkwater uiteraard steeds veilig en gezond moet kunnen worden gedronken. De Vlaamse watermaatschappij controleert daarom ook voortdurend de kwaliteit van het water, met onder meer tienduizend controles die zij jaarlijks uitvoeren. We kunnen gerust stellen dat het drinkwater in Vlaanderen veilig is voor consumptie.

Ik schets nog heel even de context in West-Vlaanderen, en specifiek de problematiek daar. Ik denk dat die bij u ook wel bekend is. Dit dateert al van december 2023, waarbij werd vastgesteld dat er inderdaad een overschrijding was van de 0,1 microgram. Dat is een norm die inderdaad de facto zegt – en dat is natuurlijk logisch – dat we geen enkel restant van pesticiden in ons drinkwater willen terugvinden, maar dat is geen gezondheidskundige norm, het is een principiële norm. Als je dat vaststelt, moet er binnen zestig dagen gereageerd worden, omdat je anders het water niet meer als drinkwater kunt gebruiken.

Dit kwam op mijn bord omdat er tussen december 2023 en vandaag een opschorting is geweest van de periode van de zestig dagen waarin die keuze gemaakt moet worden. We willen natuurlijk dat dit allemaal gebeurt op een manier die de gezondheid absoluut niet schaadt. Vandaar is er de norm van 138 microgram, vastgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO). De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) heeft de norm op 4,5 microgram vastgelegd. Uiteindelijk is gekozen voor 1 microgram. Dat is dus eigenlijk 138 keer strenger dan de gezondheidskundige advieswaarde. Ik vind het toch belangrijk om dat nogmaals te herhalen. Dit is een uitzondering waarbij we uiteraard niet over één nacht ijs zijn gegaan. Die werd gezondheidskundig heel grondig onderbouwd.

Vanuit mijn bevoegdheid Landbouw, collega, voer ik zowel een ondersteunend als een handhavend beleid, om de mogelijke negatieve impact van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen maximaal te reduceren. Algemeen is er de toepassing van integrated pest management (IPM) bij professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen. IPM bepaalt hoe de Vlaamse land- en tuinbouwers geïntegreerde gewasbescherming moeten toepassen. IPM beoogt de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, en de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventie wordt tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt, en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu wordt tot een absoluut minimum beperkt. De nadruk ligt op de groei van gezonde gewassen, met minimale verstoring van het landbouwecosysteem, en aanmoediging van natuurlijke plaagbestrijding.

In de praktijk komt het erop neer dat landbouwers het gebruik beperken of vermijden door een aangepaste teelttechniek, zoals een ruimere vruchtafwisseling toepassen, kiezen voor rassen die minder gevoelig zijn voor of zelfs resistent tegen bepaalde ziekten of plagen, of de bodemvruchtbaarheid en -kwaliteit verbeteren. Gedurende de teelt voert de landbouwer geregeld zelf waarnemingen uit of laat hij zich daarin bijstaan door de waarschuwingsdiensten of bedrijfsvoorlichters om na te gaan of een bestrijding wel nodig is.

Ik voorzie al geruime tijd een financiële ondersteuning van de waarschuwingsdiensten, die door de praktijkcentra in een groot aantal teelten worden opgezet en beschikbaar worden gesteld voor de landbouwers. Als een behandeling met gewasbeschermingsmiddelen nodig zou blijken, kiest de landbouwer zoveel mogelijk voor de minst gevaarlijke middelen. En als het economisch kan, kiest hij voor een niet-chemische bestrijding.

Driftreductie, een heel belangrijke maatregel om uitspoeling te vermijden, is een belangrijk aspect van die gewasbeschermingsmiddelen, om ze op de plaats te houden waar ze horen, namelijk op het veld en de teelt. Sinds kort is het verplicht om naar minimaal 75 procent driftreductie te gaan wat de spuittechniek betreft en die toe te passen als een gewas in de openlucht behandeld wordt. Vanaf 2026 wordt dat percentage zelfs verhoogd tot 90 procent. Als u vraagt wat effectieve maatregelen in de land- en tuinbouw zijn, naast erosiedammen en bufferstroken, is driftreductie zeker een heel afdoende maatregel om uitspoeling maximaal te vermijden. Daarom gaan we ook ondersteuning bieden voor de aanleg van individuele en collectieve vul- en spoelplaatsen. Want het is op die momenten en op die plaatsen dat de kans op uitspoeling het grootst is. Als je spreekt met mensen uit het veld, zeggen zij ook dat dat heel effectieve maatregelen zijn.

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) bevat heel wat instrumenten die rechtstreeks of onrechtstreeks een reductie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en/of het daaraan verbonden risico ambiëren, of die inzetten op een sterke verbetering van de precisie waarmee die middelen worden toegepast. Vanuit het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) wordt financiële ondersteuning geboden door onder andere investeringen in driftreductiesystemen, de precisiespuitmachines, technieken zoals gps-technieken, gelokaliseerde toepassingen op basis van camera- en sensortechnieken of alternatieve bestrijdingsmachines en -technieken.

Dit weekend was dat nog heel mooi te zien op Agriflanders, waar jullie ook voltallig aanwezig waren. Ik heb ook heel goede reacties gehad op het feit dat de commissie Landbouw daar in groten getale aanwezig was. Jullie hebben ongetwijfeld ook bij het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) de mogelijkheden gezien met dronetechnologie voor precisielandbouw. Ik denk echt dat we naar een toekomst kunnen gaan die niet veraf is, waarbij je als het ware de akkers kent en exact weet wat, welke hoeveelheid, op welke plant nodig is. Op die manier kunnen de hoeveelheden tot 70 of 80 procent gereduceerd worden. Dat is technologie die, wat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen betreft, ongelooflijk veel stappen vooruit heeft gezet.

Via de operationele steunprogramma’s in de sectoren groenten en fruit ondersteunen we landbouwers die gebruikmaken van gewasbeschermingstechnieken en -middelen die als alternatieven voor de klassieke chemische gewasbeschermingsmiddelen beschouwd kunnen worden. We doen dat door de meerkost verbonden aan het gebruik van bijvoorbeeld biopesticiden en natuurlijke vijanden als biocontrolemiddelen of insectennetten, in belangrijke mate te ondersteunen. Landbouwers moeten in het kader van de fytolicentie ook geregeld opleidingen volgen waarin preventie- en hygiënemaatregelen, alternatieven en goede agrarische praktijken bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen centraal staan. Via de kennisportefeuille kunnen landbouwers sinds vorig jaar individueel een bedrijfsspecifiek IPM-advies laten opmaken. Ook binnen de ecoregelingen en de agromilieuklimaatmaatregelen zijn er steunmaatregelen ter beschikking gesteld waarmee landbouwers een verdere gebruiksreductie van gewasbeschermingsmiddelen op hun bedrijf kunnen verwezenlijken.

Binnen de conditionaliteit voor de sterk en zeer sterk erosiegevoelige percelen worden strikte verplichte maatregelen opgelegd om de kans op erosie te beperken, zoals erosiedammen, iets wat ook heel concreet met bijvoorbeeld de aardappelsector wordt opgenomen. Op de minder erosiegevoelige percelen worden landbouwers via een specifieke ecoregeling gestimuleerd om ook daar erosiemaatregelen toe te passen. Eveneens binnen de conditionaliteit is sinds vorig jaar opgenomen dat langs de oppervlaktewaterlopen, opgenomen in de Vlaamse hydrografische atlas, te allen tijde een fytovrije bufferzone van 3 meter breed gerespecteerd moet worden. U kent ongetwijfeld ook de nieuwe maatregelen in het kader van het zevende Mestactieplan (MAP 7), naargelang het gebiedstype: bij 0-1 is de waterkwaliteit oké, bij 1-2 gaan we naar bufferstroken van 3 tot 5 meter, die ook in dit gebied van toepassing zullen zijn vanaf het komende mestseizoen.

Verder kan ik aanstippen dat er zowel in het recente verleden als momenteel heel wat specifieke onderzoeks- en voorlichtingsprojecten lopen die zich tot doel stellen om het voor landbouwers mogelijk en economisch haalbaar te maken om over te stappen naar gewasbeschermingstechnieken en/of -middelen die minder risico inhouden voor de omgeving, en in het bijzonder voor ons oppervlaktewater.

Ik geef enkele voorbeelden van dergelijke relevante projecten binnen mijn landbouwbevoegdheid die momenteel lopen. Het demonstratieproject ‘Zet een punt achter puntvervuiling’ heeft tot doel landbouwers te sensibiliseren over het feit dat puntvervuiling van gewasbeschermingsmiddelen nog steeds de belangrijkste bron is voor verontreiniging van oppervlaktewater met die middelen, vandaar net het belang van een initiatief om die collectieve en individuele vul- en spoelplaatsen te installeren, om dit soort verontreinigingen maximaal tegen te gaan.

Dan is er het demonstratieproject IPMWORKS, dat het gebruik van IPM-strategieën via een Europees netwerk van telers stimuleert. Het netwerk zal verdere vooruitgang boeken in de implementatie van IPM door ook samen de krachten te bundelen en van elkaar te leren.

Dan kom ik bij de handhaving. Enerzijds moet duidelijke en performante regelgeving natuurlijk gehandhaafd worden, om de naleving ervan te garanderen. Vanuit het agentschap worden dus controle en handhaving georganiseerd op het correcte gebruik van die gewasbeschermingsmiddelen. In de conditionaliteit bij het GLB zijn verschillende goede landbouw- en milieucondities en beheerseisen van kracht aangaande het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die landbouwers moeten respecteren en waarop ze worden gecontroleerd. Via de beheerseis 7 wordt gecontroleerd of landbouwers enkel gebruikmaken van erkende gewasbeschermingsmiddelen en of ze daarbij ook de voorschriften correct toepassen. Beheerseis 8 legt op dat landbouwers over een geldige fytolicentie en een keuringsbewijs voor hun spuittoestellen moeten beschikken. Deze beheerseis legt ook het respecteren van verboden op het gebruik van pesticiden in bepaalde gebieden op. Ook de regels rond het hanteren en de opslag van gewasbescherming en de verwijdering van de resten ervan dienen volgens die eis gerespecteerd te worden. Bufferstroken spelen een belangrijke rol in het voorkomen van verontreiniging van waterlopen en ze beperken de afspoeling van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen van het perceel naar de waterlopen.

Kortom, er is een heel pakket aan maatregelen die ook op heel korte termijn allemaal worden uitgerold. U weet ook dat, gekoppeld aan de beslissing van de tijdelijke afwijking, er een actieplan was dat nog deze week overgemaakt zal worden om in uitvoering te gaan. Over drie maanden volgt opnieuw een actualisatie en de verdere uitvoering van nog meer maatregelen.

Er is inderdaad verwezen naar de landbouwsector, die nu ook bij monde van de federatie van de aardappelsector de hand heeft uitgestoken om mee te kijken hoe zij een steentje kunnen bijdragen om elke vorm van uitspoeling en impact op ons oppervlaktewater tot een absoluut minimum te herleiden.

Ik wil er nogmaals de nadruk op leggen dat er op geen enkel moment een gevaar was voor de volksgezondheid, op basis van de gezondheidskundige normen en adviezen die wij gevolgd hebben en waar ik ook ‘second opinions’ over gevraagd heb. Dit zijn natuurlijk niet de beslissingen die je graag neemt. Dat is nu eenmaal een feit. Dat steek ik niet weg. Maar we moeten ons er ook wel absoluut voor hoeden om daar onnodig onrust of angst over te zaaien.

De voorzitter

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Bedankt, minister, voor het antwoord. Ik denk dat er inderdaad veel in de pijplijn zit en dat er een aantal zaken heel goed ingevuld en toegelicht zijn in deze commissie. Ik ben het ermee eens dat het hier gaat over een principiële grens die Europa trekt, daarbij natuurlijk het voorzorgsprincipe in ultieme vorm hanterend, namelijk: we willen vermijden dat achteraf zou blijken dat er een schadelijk effect is. We hebben in het verleden gezien dat dat bij bepaalde stoffen toch soms problematischer lijkt dan het in het begin is. Ik wil hier ook niet suggereren dat dat zo zal zijn. We hebben het er gisteren in de commissie Welzijn ook over gehad. Ik kan alleen samen met minister Gennez vaststellen dat we in het onderzoek naar het cumulatieve effect van pesticiden of pesticideresiduen absoluut nog niet ver staan als samenleving. We weten dus eigenlijk nog niet echt wat het cumulatieve effect zal zijn. Daarmee wil ik geen paniek veroorzaken of een bepaalde sector bashen. Ik weet hoe gevaarlijk dat is, dus ik zal dat bij dezen zeker niet doen.

U keert terug naar 2023, maar de tijd gaat zeer snel. We zijn nu een jaar verder. We hebben nu twee jaar die uitzondering, dus eigenlijk heeft de sector twee jaar de tijd om alle maatregelen die u hier schetst, uit te rollen en daar het effect van te hebben, anders komen we aan het einde van die uitzondering en zult u moeten bekijken hoe we daarmee omgaan, vandaar de urgentie die daarin zit.

U sprak ook over een uitgestoken hand van de aardappelsector. Dat is een van de sectoren die hierin genoemd worden. Dit is voor landbouwers opnieuw een enorme inspanning om die stappen te zetten, nieuwe technieken toe te passen en eventueel een aantal omschakelingen te doen in teeltwijzen enzovoort. Vindt u dat er ook verantwoordelijkheid ligt bij de keten die daarna komt, namelijk de hele aardappelsector, eventueel ook financieel, om te zorgen dat de landbouwers die stap kunnen zetten? Of is dat iets waarvoor u alleen naar de Europese en Vlaamse middelen kijkt en naar de landbouwers zelf? Op welke manier vindt u dat de sector hier ad hoc misschien ook wel een extra inspanning kan doen om de komende twee jaar de landbouwers die daar op allerlei domeinen de inspanningen voor aan het doen zijn, daarin mee te krijgen? Ik denk dat het verkeerd zou zijn om die verantwoordelijkheid alleen op hen te leggen die in een sector actief zijn waar ze nu eenmaal proberen hun kost mee te winnen. Misschien heeft het ook een bredere omslag nodig, namelijk binnen de hele voedingssector. Ziet u daar nog extra mogelijkheden binnen de aardappelsector?

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Voorzitter, ik denk dat de minister goed geschetst heeft wat er allemaal ondernomen wordt om de gereedschapskoffer van de landbouwer de instrumenten te geven om zijn gewas te beschermen en om dat op een oordeelkundige manier te doen, met technologie, verfijning van de toediening, precisielandbouw, alle technologische oplossingen.

Ik heb u ook expliciet horen verwijzen, minister, naar een aantal mogelijkheden van agro-ecologische oplossingen, zoals teelten die beter bestand zijn en meer rotatie. Ik denk dat we dat ook nog wat prominenter naar voren moeten schuiven in de gereedschapskoffer.

Heel uw uitleg ging eigenlijk over wat we als landbouwsector in de breedte allemaal gaan ondernemen, maar in Vlaanderen zijn er natuurlijk regio’s waar de problematiek urgenter is. Zo is het nu ook naar voren gekomen, door twee waterbekkens waar het probleem zich voordoet. Dat brengt me bij deze vraag. Gaan we naast de brede aanpak voor de landbouwsector in het algemeen ook naar een regiospecifieke benadering, waarbij we – zonder dat we vanuit Brussel gaan bepalen wat nog wel en niet geteeld mag worden – voor bepaalde regio’s landbouwers gaan benaderen en hun erop wijzen dat we door het cumulatieve effect van alle landbouwers samen die een bepaalde teelt in die regio veelvuldig telen, met een problematiek zitten? Misschien moet u toch eens kijken of er regiospecifiek ook andere oplossingen mogelijk zijn. Zult u dus naast het heel brede pakket ook regiospecifiek nog een aantal acties ondernemen? 

De voorzitter

De heer Sintobin heeft het woord.

Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)

Ik wil toch een aantal zaken aanhalen. Ik heb absoluut geen problemen met de bezorgdheid die er in onze provincie was en misschien ook in andere gebieden, maar ik betreur het dat er vooral in de media toch wel een beetje aan paniekzaaierij werd gedaan en dat sommigen dit dossier, collega Dochy, aangrepen om opnieuw aan agribashing te doen. U weet dat wij over agribashing op dezelfde lijn staan.

Los daarvan wil ik nog een keer benadrukken – de minister heeft dat ook gezegd – dat de Europese norm werd bepaald in 1989, zonder enige wetenschappelijke basis. Dat was gewoon een princiepskwestie. Ten tweede is er het feit dat de norm verhoogd wordt. De minister heeft dat niet gezegd, denk ik, maar het is geweten dat er een tekort aan drinkwater dreigde in West-Vlaanderen en dat dat een van de redenen was. Gisteren werd in de commissie Welzijn door iemand gesuggereerd dat de drinkwatermaatschappij dat allemaal onder water wilde houden en niet wilde communiceren, maar ze hebben het zelf gecommuniceerd. Ze zijn zelf naar buiten gekomen met het feit dat de norm werd overschreden en dat er een probleem was met de bevoorrading van het drinkwater.

Heel belangrijk vind ik dat u gezegd hebt – en gisteren heeft minister Gennez dat misschien in meer bedekte termen ook gezegd – dat er absoluut geen gevaar was voor de volksgezondheid, noch voor het departement Zorg, nog voor VITO. Dat is de boodschap die wij met deze commissie ook moeten uitdragen, dat er absoluut geen gevaar is. Telkens als zoiets opduikt, wordt er immers nogal vlug gezegd dat er een gevaar voor de volksgezondheid is, maar dat is hier absoluut niet het geval.

Wat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen betreft, begrijp ik dat er door iedereen, ook door de landbouwers, gestreefd moet worden naar minder verbruik. Maar u hebt zelf aangegeven dat in de toekomst bepaalde technieken mogelijk zullen zijn om dat te verminderen. We mogen echter ook niet vergeten dat, als we die gewasbeschermingsmiddelen niet zouden toestaan, onze landbouwers een derde van hun inkomen zouden verliezen. Het is niet zomaar voor hun plezier dat ze dat gebruiken. Ik zou dus toch een beetje opletten met de suggestie van collega Coel om in bepaalde gebieden mensen te verbieden om bepaalde teelten … (Opmerkingen van Arnout Coel)

Of suggereren. Van suggereren komt altijd verbieden. Ik zit al een tijdje in de politiek, collega Coel, en ik weet tot wat dergelijke suggesties leiden. Ik zou daar dus toch een beetje voorzichtig mee zijn en eerst de nieuwe technieken en methodes bekijken, en ook de wil van de landbouwers zelf om minder pesticiden te gebruiken, en dan over enige tijd evalueren.

Ik heb één bijkomende vraag, minister. Als ik het goed begrepen heb, is het nu voor twee jaar dat de norm wordt verhoogd. Maar zou dat eventueel nog verlengd kunnen worden? Gisteren liet minister Gennez in de commissie Welzijn uitschijnen dat het niet langer kan dan twee jaar en dat twee jaar eigenlijk de maximumgrens is.

De voorzitter

Mevrouw Ryde uit Ieper, vanuit het hart van de problematiek, heeft het woord.

Eva Ryde (N-VA)

Ik woon inderdaad in het gebied waar het heel groot nieuws was en waar de ongerustheid echt wel zeer groot is. Daar maak ik me wel zorgen over, minister. Ik heb dat gisteren ook aangekaart bij uw collega-minister Gennez, om de communicatie zeer goed af te stemmen tussen Zorg, Landbouw en Leefmilieu, vanuit de betrokken overheden samen met de waterproductiecentra, De Watergroep en de lokale besturen. Ik denk dat dat toch nog een tandje beter kan, want de mensen, bezorgde burgers, zijn zich lokaal echt aan het verenigen. Het tekort aan informatie leidt tot desinformatie, vandaar mijn uitdrukkelijke vraag om die communicatie toch nog wat sterker te maken en ze ook niet te beperken tot eenmalige communicatie, maar in de komende periode telkens als er iets bijkomends te vertellen valt, dat ook gecoördineerd aan de burger te communiceren. Ik denk dat het echt beter kan.

Daarnaast heb ik helemaal geen suggestie gehoord om regiospecifiek zaken te gaan verbieden. Het is vooral mee helpen denken over oplossingen. Ik weet dat het in onze regio al veel langer dan vandaag bekend is dat het zuiveren van het oppervlaktewater, dat bij ons nu eenmaal de bron is voor het drinkwater, extra inspanningen zou vragen. Onze Landbouwraad had drie jaar geleden al, nog voor er hogere waarden werden gemeten aan de kraan, heel wat suggesties gedaan, maar daar is nooit echt een antwoord op gekomen. Ik heb in artikels gelezen dat u de landbouwer zelf wilt betrekken, vandaar mijn uitdrukkelijke vraag om, als landbouwers zelf zeer bereidwillig oplossingen voorstellen, daar ten minste een antwoord op te bieden. 

De voorzitter

De heer De Roo heeft het woord.

Stijn De Roo (cd&v)

Collega’s, het viel me op dat het standpunt dat collega Vaneeckhout hier heeft ingenomen, een stukje genuanceerder was dan het standpunt dat zijn partij de afgelopen periode heeft ingenomen. Zijn partij heeft u verweten, minister, dat u speelde met de volksgezondheid. U hebt dat in uw antwoord heel duidelijk weerlegd, maar dat is een verwijt waar men natuurlijk niet lichtzinnig over kan gaan. Algemeen stel ik ook vast dat zijn partij vaak een pleidooi houdt tegen gewasbescherming in het algemeen. Ik ben dan ook tevreden om hier te horen dat daar een genuanceerder standpunt over is, maar ik ben er niet van overtuigd dat dat in de volledige partij het standpunt is.

Wat mij betreft, moet de discussie niet zijn om alles af te schaffen. De discussie moet vooral zijn hoe we planten op de beste manier kunnen beschermen. Dan denk je aan het zoeken naar alternatieven. Als een aantal stoffen schadelijke effecten blijken te hebben, ga je op zoek naar alternatieven. En daarnaast ga je een aantal technologieën en technieken inzetten om te zorgen dat de effecten van gewasbescherming tot het minimum beperkt blijven. U hebt ook een aantal genomen maatregelen toegelicht, onder andere de bufferstroken. We gaan er ook van uit dat die een effect zullen hebben op de uitspoeling.

We zijn met deze commissie naar Agriflanders geweest, maar ook naar Fructura. Ook daar hebben we in een gesprek met een aantal actieve land- en tuinbouwers achteraf gehoord dat het aantal werkzame stoffen dat nog erkend is, stelselmatig daalt. Dat daalt zeer snel. Dat is toch iets waar we aandacht voor moeten hebben. Bovendien zijn de alternatieve werkzame stoffen vaak minder effectief. Er moet dus meermaals uitgereden worden, en die moeten vaker toegepast worden. Dan moeten we ook de totaalbalans maken van welk effect we daarmee bereiken. We mogen daar zeker niet dogmatisch over redeneren. Dat is natuurlijk ook een federale bevoegdheid, minister. Vandaar mijn vraag: op welke manier houdt u daarover contact en geeft u signalen aan de federaal bevoegde minister?

Bart Dochy (cd&v)

Ik wil me daarbij aansluiten. Ik heb ook het debat meegemaakt in de commissie Leefmilieu, niet in de commissie Welzijn. En daar, collega Vaneeckhout, heb ik uw collega Schauvliege inderdaad zeer ongenuanceerd horen zeggen: “Er wordt hier gespeeld met de volksgezondheid.” Ik zou er toch voor pleiten om dat op correcte wijze weer te geven. U hebt dat hier heel correct gedaan. De 0,1-norm is de detectienorm. De 4,5-norm is een gezondheidsnorm van VITO. De 138-norm is er een van de Wereldgezondheidsorganisatie. Er wordt gekozen voor 1 microgram per liter. Alle voorzichtigheid in acht genomen, wordt hier niet gespeeld met de volksgezondheid.

Ik betreur het ook dat lokaal heel wat opschudding is veroorzaakt door de natuurvereniging West-Vlaamse Milieufederatie, die er nog een schepje bij deed en heel specifiek de aardappelsector moest viseren. U moet zich niet aangesproken voelen, collega Vaneeckhout. Ik zeg dat gewoon. Wie het verhaal van de actieve stoffen kent, weet dat er inderdaad wel een element aardappelen in zit, maar dat is niet het volledige verhaal. Dat was dus heel specifiek, waarschijnlijk met een andere agenda, om die sector in de focus te nemen.

Collega Ryde, uw collega Miguel Gheysens, schepen in Ieper, heeft mij ook gezegd dat hij door heel veel bezorgde ouders, kinderopvangcentra en scholen werd opgebeld met de vraag of ze nog wel water uit de kraan mochten drinken. Die sfeer is dus gecreëerd, collega Vaneeckhout, terwijl u hier ook duidelijk erkent dat er hier geen volksgezondheidsissue is. Zeer belangrijk is dat er binnen de landbouwsector een duidelijk engagement is om zo goed mogelijk met pesticiden om te gaan. Er is een draagvlak om beleidsmatig nog een aantal verbeteringen aan te brengen. Ik denk dat we die uitdagingen moeten aangaan. De minister zal dat waarschijnlijk met beide handen vastnemen. 

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Dank u wel, collega’s. Ik denk dat we elkaar er niet van hoeven te overtuigen dat dit een bijzonder gevoelig thema is en dat we over oppositie en meerderheid heen de juiste nuance aan de dag moeten durven te leggen. Dat neemt niet weg dat we dat zeer ernstig moeten nemen. Dat heb ik ook vanaf het eerste moment gedaan. Binnen de twee maanden dat ik minister was, heb ik hierop gereageerd, goed wetende bijvoorbeeld, mevrouw Ryde, dat in december 2023 alle lokale besturen daar heel transparant geïnformeerd zijn over de problematiek. In die zin was ik dus wel verrast door de reactie nu, want toen, in december 2023, is in alle openheid door De Watergroep en alle betrokken besturen in dat gebied gecommuniceerd wat er aan de hand was, dat er geen enkel gevaar was voor de volksgezondheid, dat het om een niet-genormeerde stof ging, dat de volksgezondheid natuurlijk vooropstond en dat, als men de drinkwatervoorziening in dat gebied wou continueren, die afwijking tijdelijk nodig was. Dat is toen gepasseerd. Nu neemt een minister die beslissingen. Die moesten binnen de zestig dagen genomen worden. Dat is toen niet gebeurd. Ik heb dat nu moeten doen omdat we anders de kraan moesten dichtdoen voor drinkwater – het mocht nog uit de kraan lopen, maar je mocht er niet van drinken –, goed wetende dat je dan flessenwater moet kopen, waar misschien producten in zitten die nog schadelijker zijn dan die in ons drinkwater. Dat is de realiteit.

Ik ben er mij zeer goed van bewust dat de communicatie daarin cruciaal is. We gaan dat ook zeer ter harte nemen. Ik zal de actieplannen en de inhoud ervan, zoals we die vandaag bespreken, ook heel duidelijk tot in het gebied in West-Vlaanderen brengen, met alle betrokkenen rond de tafel, om die communicatie zo goed mogelijk te doen en de onnodige ongerustheid daar maximaal weg te nemen.

Ik ben het er volledig mee eens dat de landbouwsector vol aan de bak moet. Zij voelen zich natuurlijk aangesproken en verantwoordelijk. En dan hoop ik maar oprecht dat we die bron vinden, want soms voelt het toch wel als zoeken naar een speld in een hooiberg. We kijken allemaal naar de landbouwsector, en de kans is bijzonder groot dat het inderdaad uit de sector komt, maar dat neemt niet weg dat er ook nog andere toepassingen kunnen zijn, in de medische wereld of misschien vlak over de grens of ergens een individueel bedrijf. Er zijn dus nog altijd andere mogelijkheden die uitgesloten moeten worden, voordat we met 100 procent zekerheid kunnen zeggen dat het afkomstig is vanuit de landbouw. Er werd verwezen naar de aardappelsector, maar er zijn nog zoveel andere gewassen, zelfs tarwe, waarin het kan voorkomen als een restproduct.

Wij gaan inderdaad in overleg met heel de keten. Als we vandaag kijken naar de uitdagingen die de landbouwsector heeft, rust er inderdaad een grote verantwoordelijkheid op de voedingsindustrie. Dat zij de hand reiken en ook bereid zijn om met middelen over de brug te komen om projecten die het verschil ten goede kunnen maken, mee te financieren, kan ik natuurlijk alleen maar toejuichen.

Er is inderdaad een actieplan voorzien. In het pesticideplan dat recent is goedgekeurd, staat ook een aparte passage die stelt dat we voor de bescherming van ons drinkwater ook specifieke maatregelen kunnen nemen, heel gebiedsgericht. Ik denk dat dat u uw vraag was, collega Coel. Dat zullen we dus ook doen.

De uitzonderingsmogelijkheid om de tijdelijke afwijking toe te staan in de Vlaamse drinkwaterrichtlijn is eventueel herhaalbaar. We kunnen die eventueel nogmaals verlengen, indien dat nodig zou zijn – het liefst niet. Natuurlijk zijn we anno 2025 in staat om veel beter en fijnmaziger te detecteren en te meten. Dat is op zich natuurlijk zeer goed, maar dat maakt ook dat je voortdurend nieuwe stoffen kunt waarnemen.

Collega Vaneeckhout, u bent heel genuanceerd in dit debat, waarvoor dank. Het is heel belangrijk om dat te blijven.

We hebben daarstraks verwezen naar het gebruik van technologie om gewasbescherming tot het absolute minimum te beperken en niet meer te gebruiken dan nodig. Dat is zowel goed voor de omgeving als voor de portemonnee van de gebruiker, de landbouwer, maar dat neemt niet weg dat er nog altijd een wereldwijde realiteit is. U kent wellicht de studie van Metaforum, de denktank van de KU Leuven, die heel duidelijk wijst op de noodzaak om wereldwijd niet te licht over het belang van gewasbescherming te gaan. Ik was toch wel geschrokken over de impact. Als je vandaag alleen al in Europa 50 procent wegneemt, dan heb je 11 miljoen hectare nodig. Als je wereldwijd stopt met gewasbescherming, dan zou je opbrengst tot meer dan 75 procent lager liggen.

Tot daar, collega’s, enkele bijkomende antwoorden op de vele vragen. Ik noteer de collectieve zorg en het engagement om de sector maximaal te ondersteunen en volle bak te gaan om onze verantwoordelijkheid op te nemen en ons deel te doen om ervoor te zorgen dat we geen metabolieten en geen restanten van pesticiden meer terugvinden in ons oppervlaktewater.

De voorzitter

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Collega’s, als er te veel collega’s beginnen te zeggen dat ik supergenuanceerd ben en dat dit aanvoelt als een afstand tot mijn eigen partij, dan begin ik me zorgen te maken. Ik zal genuanceerd blijven maar wel duidelijk zijn.

Collega’s, ik heb iedereen hier horen opkomen voor pesticidevrij water. Als dat tegenwoordig bestempeld wordt, collega Sintobin, als ‘agribashing’, dan zal ik ten eeuwigen dage een ‘agribasher’ zijn. In de commissie Landbouw vraag ik aan de minister op welke manier we de landbouwers kunnen meekrijgen en het mogelijk kunnen maken om naar een productiemodel en teeltwijzen te gaan zonder taboes. Het gereedschap is er, er is een hele gereedschapskoffer waarmee we dat kunnen waarmaken binnen de twee jaar. Ik wil immers chaos vermijden bij ofwel de landbouwers, ofwel onze drinkwatervoorzieningen in West-Vlaanderen. Dat is waar ik mee bezig ben, en dat is ook waar collega Schauvliege in andere commissies mee bezig is.

Minister, u hebt daarnet zitten knikken toen ik de vraag stelde: over cumulatieve effecten weten we eigenlijk nog maar bitter weinig. U weet dat. Ik zeg daarmee niet dat het bepaalde effecten heeft, maar u kunt vandaag, vanuit het voorzorgsprincipe, ook niet uitsluiten dat het geen bepaalde effecten heeft. Dat is natuurlijk de reden waarom Europa zegt dat het geen pesticiden of residuen ervan in water wil. We zeggen als Vlaamse overheid intussen ook al dertig jaar dat we daarnaar streven. Het is ook de reden dat u een uitstel geeft voor twee jaar, maar het moet binnen twee jaar opgelost zijn. Dat is het tijdspad.

U hebt een gereedschapskoffer voorgesteld. Ik vraag vandaag hoe we de landbouwers kunnen meekrijgen. Er is niemand die vandaag kan garanderen dat er cumulatief geen negatieve effecten zouden zijn. Daarmee zeg ik ook niet – ik zal het nog eens herhalen – dat ze er wél zijn. De mensen die dat water moeten drinken, zijn bezorgd of we er wel zeker van zijn dat er op lange termijn geen effecten zijn. Dat kunnen we cumulatief niet uitsluiten. Ik zal daar helder en genuanceerd over blijven om geen onnodige paniek los te maken. Ik zal met mijn partij naar oplossingen blijven zoeken, zoals we altijd doen.

De voorzitter

De vraag om uitleg is afgehandeld.

 


  Nieuwsflash
 
PV voor vrijwilliger Guido die webcam plaatste in verlaten nest van Europese zeearendenLees meer
 
 
Minister Brouns ondersteunt 11 initiatieven voor een sterkere Vlaamse agrovoedingsketen Lees meer
 
 
Klimaatadaptatie: hoe de bodem op uw percelen weerbaarder maken tegen extreme regenval of droogte? Lees meer
 
 
GLB-wijzigingen 2025 en impact gewijzigde mestregelgeving Lees meer
 
 
Provinciale infoavonden over de nieuwe mestmaatregelen Lees meer
 
 
Sanering van PFAS-vervuiling met hennepLees meer
 
 
Over het in Vlaanderen aanwezige asbest Lees meer
 
 
Erkenning overstroming van 2-5 januari 2024 als ramp Lees meer
 
 
De nieuwe lijst van rode bedrijven Lees meer
 
 
De Week voor Goed Eten Lees meer
 
 
Cyberveiligheid bij land- en tuinbouwbedrijvenLees meer
 
 
Over verminderen pesticideresiduen in drinkwaterLees meer
 
 
Gevoeligheidskaart voor plastische gronden en vergunningenbeleidLees meer
 
 
Over de op de landbouwbeurs Agriflanders aangekondigde landbouwvisie 2030-2050Lees meer
 
 
'Recht op vergissen' in de beleidsdomeinen Omgeving en LandbouwLees meer
 
 
Opbrengst en suikergehalte bieten valt tegenLees meer
 
 
Voorspellen van files door middel van artificiële intelligentieLees meer
 
 
Ecoregeling verhogen koolstofgehalte via stalmest of houtsnippersLees meer
 
 
Politie ziet golf van trekkerdiefstallenLees meer
 
 
2024 was een goed jaar voor de tractorinschrijvingen Lees meer
 
 
Aanvraagperiode voor flankerend beleid oranje bedrijven verlengd tot 28 februari 2025 Lees meer
 
 
Agristo breidt uit in Europa en de Verenigde Staten Lees meer