De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Via de beheersovereenkomsten met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) kunnen landbouwers zich engageren om extra inspanningen te doen voor het milieu, de natuur en de biodiversiteit in Vlaanderen, in ruil voor een jaarlijkse vergoeding. Er bestaat een heel gamma aan mogelijkheden gaande van soortenbescherming, over bufferen en verbinden tot kleine landschapselementen.
Minister, in antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 71 van 8 november liet u weten dat in totaal 3446 landbouwers met een lopende beheersovereenkomst in 2023 samen een bedrag 14,6 miljoen euro ontvingen. Dat was goed voor een oppervlakte van 9133 hectare aan maatregelen voor biodiversiteit in het landschap in Vlaanderen. Van die 14,6 miljoen euro was 5,3 miljoen euro Europees geld. De overige 9,3 miljoen euro werd mede gefinancierd door Vlaanderen. Voor de beheersovereenkomsten die lopen in 2024 zijn de verwachte uitgaven 12,3 miljoen euro, waarvan 8,8 miljoen euro Vlaamse middelen en 3,5 miljoen euro Europese middelen.
U wees er echter op dat we meer terughoudendheid bij landbouwers merken om soms meer complexe beheersovereenkomsten voor soortenbescherming te sluiten. Ook de strengere voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het totaalverbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen, zorgen ervoor dat minder landbouwers zich engageren, waardoor het areaal aan beheersovereenkomsten daalt.
Dit is een spijtige evolutie, want het bewijst andermaal dat de complexiteit en de regeldrift voor onze landbouwers contraproductief werkt. Niet alleen is het nadelig voor de boeren zelf, die dankzij beheersovereenkomsten een financiële compensatie kunnen krijgen voor het realiseren van maatregelen die ten goede komen van de natuur, het milieu en de biodiversiteit, maar het zorgt er ook voor dat er minder inspanningen gebeuren op ecologisch vlak. Daarom is het van belang om in de toekomst voldoende het evenwicht te zoeken tussen de ecologische effectiviteit van de beheersovereenkomsten en de praktische uitvoerbaarheid en de bedrijfsinpasbaarheid voor de landbouwer.
Vandaar dat ik volgende vragen voor u heb, minister: werd er al onderzocht welke precieze probleempunten er zijn die landbouwers ontmoedigen om te kiezen voor het afsluiten van de beheersovereenkomsten? Zijn die problemen vooral te wijten aan Vlaamse of Europese voorschriften? Welke inspanningen zult u doen om een beter evenwicht te zoeken tussen de ecologische effecten van de beheersovereenkomsten en de uitvoerbaarheid en inpasbaarheid voor de landbouwers? Zal de regelgeving rond de beheersovereenkomsten vereenvoudigd worden in het kader van het streven naar administratieve vereenvoudiging, om zodoende in de toekomst meer beheersovereenkomsten te kunnen hebben?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Het klopt dat de interesse voor beheersovereenkomsten sinds de aanpassingen in de vorige legislatuur gevoelig gedaald is. Dat is een belangrijk punt van zorg dat we delen. Eerst en vooral is het daartoe belangrijk inzicht te hebben in de verschillende drempels die daar aan de oorzaak liggen. De bedrijfsplanners van de Vlaamse Landmaatschappij proberen systematisch waar mogelijk de beweegredenen bij te houden waarom een landbouwer beslist om geen beheersovereenkomst meer af te sluiten. Een 650-tal landbouwers ging daarop in. Er werden ook diepte-interviews afgenomen met 50 landbouwers.
Er zijn meerdere aspecten die landbouwers in overweging nemen om al dan niet zo’n overeenkomst te sluiten. Het gaat om algemenere bedrijfseconomische aspecten zoals de bedrijfsvoering, het teeltplan, de hoogte van de vergoeding of de mogelijkheden voor mestafzet. Ook de regelgeving waar landbouwers mee geconfronteerd worden, verandert vaak. Zo waren er in de vorige legislatuur wijzigingen aan de voorwaarden van de beheersovereenkomsten. Ook het mestdecreet heeft een impact op dergelijke overeenkomsten. Dit heeft vanzelfsprekend een impact op de bereidwilligheid van landbouwers om langer lopende engagementen aan te gaan met de overheid.
Wanneer landbouwers wel interesse hebben, maar toch beslissen om geen beheersovereenkomst te sluiten, zien we dat ze in de eerste instantie problemen hebben met een aantal beheervoorwaarden. Het gaat onder meer om het verbod op het gebruik van pleksgewijze chemische bestrijding van ongewenste soorten. Daarnaast mocht er op graskruidenstroken niet meer geklepeld worden, maar moet men het maaisel afvoeren.
Ik wil er ook op wijzen dat er ook enkele beheersovereenkomsten zijn die in een sterk stijgende lijn zitten: de beheersovereenkomsten voor het onderhoud van kleine landschapselementen zoals houtkanten en knotbomen, de beheersovereenkomst bloemenakker en de beheersovereenkomsten botanisch beheer van graslanden.
Het is Vlaanderen dat de precieze invulling van de beheersovereenkomsten bepaalt. In de vorige legislatuur is vanuit de bevoegde overheid gekozen voor eerder strenge beheerseisen, die soms zware administratieve lasten of praktisch onhaalbare situaties met zich meebrachten. ‘Case by case’ wordt nu bekeken of en hoe die kunnen worden vermeden. Voor grote aanpassingen aan de beheersovereenkomsten is een aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) vereist. Deze wijzigingen moeten voorgelegd worden aan de Europese Commissie.
Ik heb ondertussen al enkele aanpassingen kunnen doorvoeren die de beheersovereenkomsten meer bedrijfsinpasbaar moeten maken, zonder dat dat ten koste gaat van de biodiversiteitswinst in het landbouwgebied.
Zo is er een nieuwe beheersovereenkomst voor landbouwers zonder maaibalk of met problemen om het maaisel af te voeren, namelijk de beheersovereenkomst voor aanleg en onderhoud van een ‘kruidenrijke akkerrand – 15 juli – gefaseerd klepelen’. Voor die beheersovereenkomst wordt gefaseerd geklepeld, waardoor er altijd een deel kruiden blijft staan. Dat zorgt voor beschutting en structuur voor de aanwezige fauna.
Om ernstige onkruidproblemen bij de beheersovereenkomst faunavoedselgewas aan te kunnen pakken zonder chemische bestrijdingsmiddelen, bieden we landbouwers met die beheersovereenkomst de mogelijkheid om een mengsel van vlinderbloemigen in te zaaien. De vlinderbloemigen blijven een tot twee jaar staan en helpen om ongewenste soorten te onderdrukken.
Met deze aanpassingen gaan de bedrijfsplanners van de VLM dit jaar de boer op. Het is dus nog te vroeg om te zeggen welke impact de aanpassingen hebben op het sluiten van beheersovereenkomsten.
Uit de bevragingen blijkt dat de knelpunten in eerste instantie niet administratief van aard zijn. Landbouwers kunnen een beroep doen op de VLIF-bedrijfsplanners (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) die hen zowel bij het sluiten van de beheersovereenkomst als tijdens de looptijd van de beheersovereenkomst kunnen ondersteunen.
Zoals op al mijn beleidsdomeinen, zal ik ook hier blijven waken om de administratieve lasten waar mogelijk weg te nemen. Ik denk dat dat een permanent aandachtspunt zal blijven.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Dank u wel voor uw antwoorden, minister.
Ik vind het zeker goed dat er met degenen die nu stoppen met of uitstappen uit een beheersovereenkomst interviews gedaan worden om te kijken wat de oorzaken zijn en hoe en waar er bijgestuurd kan worden.
In mijn gemeente hebben wij in het kader van de beheersovereenkomst onder andere een heel mooi begrazingsproject en dergelijke dingen kunnen alleen maar toegejuicht worden. Die hebben landschappelijk en finaal ook voor de biodiversiteit een enorme meerwaarde. Ik denk ook aan het inplanten van zaaimengsels en dergelijke.
U zegt wel dat er niet te veel administratieve rompslomp is, maar tegelijk zien we ook dat er veel controles zijn. Er moet natuurlijk gecontroleerd worden, de overeenkomst moet gerespecteerd worden – ‘pacta sunt servanda’ – maar als die controles dan onmiddellijk gepaard gaan met onder andere een verlies van de vergoeding, dan gaan velen zich afvragen: ‘what’s in it for me’? En dan wordt er afgehaakt.
Als dusdanig is er geen probleem met die controles: pacta sunt servanda, overeenkomsten moeten nageleefd worden. Maar als die onmiddellijk een afschrikwekkend element hebben ... Men zou, bij wijze van spreken, eens kunnen zeggen wat er bijgestuurd moet worden zonder onmiddellijk een vermindering van de vergoeding op te leggen. Dat moeten we in de toekomst ook mee in overweging nemen. Ik denk dat iedereen er baat bij heeft, zowel landschappelijk als qua biodiversiteit en natuur, dat er zoveel mogelijk beheersovereenkomsten zijn. Dan zou ik dit toch als suggestie willen aanreiken.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Zulke beheersovereenkomsten kunnen heel interessante dingen zijn, maar dat hun aantal gedaald is, lijkt mij om verschillende redenen, die hier ook al aangehaald zijn, niet zo onlogisch.
Er zijn ook bedrijven die erin stappen. Men moet niet enkel kijken waarom men eruit stapt, maar ook waarom men instapt in een beheersovereenkomst. Want er zijn ook boeren of bedrijven waarbij de landbouwer in kwestie met pensioen gaat of wil gaan en waar er een opvolging is, maar waar de bedrijfsonzekerheid, de rechtsonzekerheid en wat er tegenwoordig allemaal bij komt kijken, maken dat die jonge landbouwer niet wil instappen. Daarbij gaat die boer dan een beheersovereenkomst aan om het land dat hij heeft, toch maar nuttig te kunnen gebruiken, waar er niet te veel werk en kosten aan zijn, en waar die toch een kleine vergoeding voor krijgt. Want als men het uitrekent, die 14,6 miljoen euro voor drieduizend en zoveel bedrijven: de prijs die men dan krijgt, is gemiddeld 4200 euro. Daar komt men ook niet ver mee.
Maar als men gewoon het land gebruikt om zo’n beheersovereenkomst aan te gaan, enkel om het land nog te kunnen behouden en daarmee een beetje goed te kunnen doen, maar waarbij de opvolging niet doorgaat om allerlei andere redenen, dan denk ik dat er ook iets miszit. Ook bij het aangaan van de beheersovereenkomst moet nagegaan worden waarom men dit doet en op welk oppervlakte men dat zou doen.
De voorzitter
De heer De Roo heeft het woord.
Stijn De Roo (cd&v)
Dank u wel voor het stellen van de vraag, collega Peeters. Het is inderdaad belangrijk om de beheersovereenkomsten onder de aandacht te brengen, en vooral het feit dat er de afgelopen jaren een daling heeft plaatsgevonden in het aantal beheersovereenkomsten.
Ik denk dat de voorwaarden die gesteld werden, inderdaad te streng waren. Minister, u hebt op een aantal vlakken al aangegeven hoe u aanpassingen hebt gedaan zodat er meer beheersovereenkomsten kunnen worden afgesloten, vooral zodat die beheersovereenkomsten weer inpasbaar zijn in een aantal bedrijfstoepassingen, want daar knelde het schoentje ook wel tijdens de afgelopen jaren.
Met de beheersovereenkomsten kunnen we een aantal belangrijke doelstellingen bereiken. Het zijn vrijwillige beheersovereenkomsten, en dat moeten we ook zo houden, maar tegelijkertijd mogen we ook niet uit het oog verliezen dat de beheersovereenkomsten er net voor kunnen zorgen dat een aantal doelstellingen van de Vlaamse Regering, onder andere qua biodiversiteit, worden verwezenlijkt. Daartegenover mag geen te hoge administratieve last staan, want als dat er net voor zorgt dat er inderdaad minder en minder beheersovereenkomsten worden afgesloten, ook op de langere termijn, dan halen we de doelstellingen die we willen bereiken daar ook niet mee. Het bekijken van die administratieve last is wel degelijk van groot belang.
Een tweede punt dat ook nog bekeken moet worden, is wanneer het gaat over een kleine niet-nakoming van de beheersovereenkomst. We moeten de invordering van de vergoeding die daar soms tegenover staat ook evalueren, en kijken of dat wel in proportie is met wat we willen bereiken. Minister, mijn vraag aan u is of u ook bereid bent om dat te evalueren.
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Mijn collega, minister Crevits, heeft het al gelanceerd: het recht op vergissen. Wanneer we vandaag vaststellen dat de controles en de administratieve lasten van dien aard zijn dat heel dat verhaal contraproductief wordt, dan bereiken we de doelen helemaal niet. Ik ga er ook van uit dat dat uit de interviews blijkt, en dat is ook door jullie hier gedeeld op basis van ervaring en contacten met het terrein.
Als een kleine niet-nakoming, collega De Roo, ervoor zorgt dat er een gebrek aan vertrouwen is en het sop de kolen niet waard is voor de boer, dan zal hij het niet doen. Daarom denk ik dat de proportionaliteit en het recht op vergissen hier een antwoord kunnen zijn om ons doel op dat vlak te bereiken.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.