Akkerbouw
Algemeen
Dieren
Economie
Markten
Mechanisatie
Milieu
Politiek
Tuinbouw
Veehouderij
Voeding
Inloggen
 
 
 
Klik hier om u te registreren en te abonneren
(72,60 euro per jaar)
 
Wachtwoord vergeten
Vorig ArtikelVorig artikel Volgend artikelVolgend Artikel

 20 mrt 2025 15:49 

Parlementaire vragen over de toekomst van de brede weersverzekering


Vraag om uitleg over het gebrek aan succes van de brede weersverzekering
van Stefaan Sintobin aan minister Jo Brouns

Vraag om uitleg over de dalende interesse voor de brede weersverzekering en het uitsluiten van verzekerbare risico's in de landbouw uit het Rampenfonds
van Lydia Peeters aan minister Jo Brouns

Vraag om uitleg over de toekomst van de brede weersverzekering
van Stijn De Roo aan minister Jo Brouns

De voorzitter

De heer Sintobin heeft het woord.

Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)

Voor de collega’s die nieuw zijn in deze commissie: het debat over de brede weersverzekering gaat al een tijdje mee in deze commissie. Ik denk trouwens dat gewezen collega Karlos Callens en een andere collega, die momenteel andere zorgen aan zijn hoofd heeft, destijds dit debat een beetje hebben aangezwengeld in deze commissie. Het was collega Peeters, niet toevallig van dezelfde partij, die recent een vraag stelde over de aanhoudende regenval in Haspengouw en de gevolgen voor en de impact ervan op de landbouw en de fruitteelt.

Minister, u antwoordde dat men een beroep zou kunnen doen op een brede weersverzekering en dat u jaarlijks een evaluatie van die brede weersverzekering zou doen. Maar vorige week, of misschien een paar dagen geleden, konden we bij het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) lezen dat die brede weersverzekering allesbehalve een succes is. Slechts 10 procent van de landbouwers, en dan nog hoofdzakelijk fruittelers, sloot zo’n verzekering af.

Ondertussen zal het Rampenfonds, wat betreft het landbouwluik, volledig uitgedoofd zijn. Dat betekent dat in 2025 landbouwers en tuinbouwers enkel nog kunnen hopen op een schadevergoeding wanneer zij een brede weersverzekering hebben afgesloten. Ze moeten in hun verzamelaanvraag 2025 aangeven of zij wel degelijk een brede weersverzekering willen afsluiten en voor welke teelten en welke percelen. Eigenlijk komt uw evaluatie dus een beetje te laat.

Minister, ik heb er mijn eigen ideeën over, maar waarom is volgens u die brede weersverzekering, ondanks een subsidie van maximaal 65 procent, geen succes? Kan iedereen, ook pensioenboeren en hobbyboeren, een weersverzekering afsluiten? Wat gebeurt er als de verzekeringsmaatschappijen beslissen om deze polis niet langer aan te bieden wegens gebrek aan succes en rentabiliteit? Kunt u als bevoegde minister nog iets doen om die brede weersverzekering aantrekkelijker te maken voor de land- en tuinbouwers? Tot slot: wat is eigenlijk het alternatief voor die brede weersverzekering? Hebt u daar bepaalde ideeën over?

De voorzitter

Mevrouw Peeters heeft het woord.

Lydia Peeters (Open Vld)

Ik heb inderdaad een soortgelijke vraag. Mijnheer Sintobin, het klopt dat ik in de legislatuur 2009-2014 samen met Karlos Callens een resolutie heb ingediend om die brede weersverzekering op gang te trekken. Het heeft tot 2020 geduurd voordat ze werd ingevoerd.

Met de brede weersverzekering kunnen onze landbouwers sinds 2020 hun teelten verzekeren tegen schade ten gevolge van diverse calamiteiten, zoals watersnood en langdurige droogte. Tot en met dit jaar wordt een subsidiëring van de polis a rato van 65 procent voorzien voor wie zich verzekert.

Uit recente, niet definitieve, cijfers blijkt echter dat het aantal boeren dat zich verzekert in vrije val is. Naar schatting is nog maar 5 tot 6 procent van de boeren verzekerd. Ook het aantal verzekerde hectaren is in 2024 teruggevallen tot de helft in vergelijking met 2020. Deze cijfers zijn des te opmerkelijker omdat recent schadevergoedingen via het Rampenfonds niet langer mogelijk zijn als het gaat om verzekerbare risico’s voor landbouwers.

Een van de grote struikelblokken blijkt de kostprijs van de verzekering te zijn. Dat heeft voor een stuk te maken met perceptie. De overheid betaalt immers 65 procent van de polis terug nadat de boer het geld heeft moeten voorschieten. Een derde-betalersregeling, waarbij de overheid haar deel van de polis meteen betaalt aan de verzekeraar zodat de boer enkel nog het eigen aandeel van 35 procent moet ophoesten, zou al een wereld van verschil kunnen maken. Ook het kwijtschelden van de verzekeringsbelasting van 9 procent zou de prijs naar beneden kunnen halen. Tot overmaat van ramp dreigt de subsidiëring van 65 procent vanaf volgend jaar helemaal weg te vallen.

Inmiddels werkt het Agentschap Landbouw en Zeevisserij aan een evaluatie van de brede weersverzekering. In afwachting komen de verzekeraars en de landbouworganisaties met een aantal verbeteringen die aan het stelsel kunnen worden doorgevoerd. Concreet wordt geopperd de brede weersverzekering toe te spitsen op de meest waardevolle teelten en een gedifferentieerde premie op maat te maken op basis van risicoprofielen. Maar bovenal moet er een mindswitch komen in de hoofden van de landbouwers voor hun bedrijfsvoering. Er moet ernstig worden nagedacht over de verantwoordelijkheid bij risicovolle keuzes en er moet bereidheid zijn om de gevolgen te aanvaarden als iemand ervoor kiest om zich niet te laten verzekeren.

Het is voor het voortbestaan van de brede weersverzekering van cruciaal belang dat het stelsel voldoende landbouwers bereid vindt om zich te verzekeren en dat de verzekeraars gerichter kunnen werken. Het stelsel moet gedragen worden door alle betrokken partijen, namelijk de landbouwers, de overheid en de verzekeraars.

Minister, hoe schat u de verdere daling van het aantal verzekerden via de brede weersverzekering in? Welke gevolgen zal het wegvallen van het landbouwluik voor verzekerbare risico’s in het Rampenfonds met zich brengen voor boeren om zich toch te verzekeren via de brede weersverzekering? Wat is de actuele stand van zaken van de evaluatie van de brede weersverzekering? Tegen wanneer zal die klaar zijn? Op welke manier zult u het Vlaams Parlement betrekken bij deze evaluatieoefening? Zal de tussenkomst van de overheid in de polis voor de boeren ook na 2026 behouden blijven? Zo ja, zal die tussenkomst op hetzelfde niveau blijven? Zo neen, wilt u de brede weersverzekering dan nog voldoende aantrekkelijk en betaalbaar maken voor onze boeren, en zo ja, op welke wijze? Op welke manier wilt u ervoor zorgen dat de brede weersverzekering door alle betrokken partijen wordt gedragen?

De voorzitter

De heer De Roo heeft het woord.

Stijn De Roo (cd&v)

De voorgaande collega’s hebben het al goed uitgelegd: de afschaffing van het Vlaams Rampenfonds zorgt er eigenlijk voor dat de verantwoordelijkheid voor schade door extreme weersomstandigheden wordt verschoven naar de landbouwers zelf. Ondanks de introductie in 2020 van de brede weersverzekering zien we dat de verzekeringsgraad ter zake laag ligt.

Het was VILT dat met recente cijfers van KBC kwam. KBC heeft het over een daling met 25 procent van het aantal verzekerden in hun klantenbestand. Ook de jongste officiële cijfers van 2023 tonen een daling van het aantal verzekerden ten opzichte van 2020, met ongeveer de helft. Dat heeft collega Peeters ook gezegd.

Is het een gebrek aan urgentie, is het de kostprijs of zijn er nog andere drempels? Het is duidelijk dat er drempels zijn, ondanks de subsidies die worden voorzien. Dat zorgt ervoor dat de brede weersverzekering door zowel landbouwers als verzekeringsmaatschappijen in vraag wordt gesteld. In het Vlaamse regeerakkoord hebben we opgenomen dat er een evaluatie zou plaatsvinden.

Minister, wat is uw reactie op de verdere daling van het aantal verzekerden bij de brede weersverzekering? Hoe en wanneer zal de geplande evaluatie plaatsvinden? Welke maatregelen worden overwogen om de brede weersverzekering aantrekkelijker te maken?

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Dank u wel, collega’s. Zonder een voorafname te willen doen op de lopende evaluatieoefening is het goed het succes van de brede weersverzekering te bekijken in een breder verhaal van risicobeheer. Landbouwers kunnen zich op verschillende manieren wapenen tegen veranderingen in ons klimaat. Dat kan onder meer door preventieve maatregelen te nemen, door in te zetten op bijvoorbeeld droogtetolerante teelten en teeltdiversificatie, en ook door het afsluiten van een verzekering als sluitstuk. Zo’n verzekering kan één risico dekken, bijvoorbeeld de courant afgesloten hagelverzekering in de fruitsector, of kan een brede weersverzekering zijn, die meerdere risico’s dekt. In de fruitsector is zo’n 50 procent van het areaal verzekerd met een brede weersverzekering. Daarnaast hebben een aantal fruittelers een hagelverzekering, al dan niet via de producentenorganisatie. Ook in de groentesector, waar ook producentenorganisaties actief zijn en acties hebben gericht op risicobeheer, zal een aantal telers via deze weg aan risicobeheer doen.

De interactie met het Vlaams Rampenfonds, dat tot vorig jaar ook nog als vangnet kon fungeren, heeft volgens mij inderdaad ook een belangrijke rol gespeeld. Zeker in de beginjaren van de subsidieregeling voor de brede weersverzekering zal voor een aantal landbouwers de potentiële tegemoetkoming vanuit het Rampenfonds een stimulans zijn geweest om die brede weersverzekering af te sluiten. De subsidieregeling voor de brede weersverzekering is alleen gericht op de actieve landbouwers, zoals ook gedefinieerd in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB).

Het zou natuurlijk ten zeerste te betreuren zijn als de verzekeringsmaatschappijen zouden afhaken. De voorbije jaren is er gewerkt aan een goede relatie tussen de verzekeraars, de sector en het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, en werden er heel wat praktische werkmethoden op punt gesteld. Een brede weersverzekering blijft voor mij dan ook een heel belangrijk onderdeel van het noodzakelijke risicobeheer, dat in de toekomst heel belangrijk wordt, nog belangrijker dan ooit tevoren, denk ik.

In de premie voor zo’n brede weersverzekering in de landbouw werd voorzien dat er in 2025, dus dit jaar, een evaluatie van deze maatregel zou worden uitgevoerd, indien nodig ook nog gevolgd door een bijsturing van de modaliteiten. Dat werd ook zo opgenomen in het regeerakkoord bij de start van deze legislatuur. Het agentschap voert die evaluatie uit. Daarbij worden de landbouworganisaties en ook de verzekeraars betrokken. De evaluatieoefening loopt en zal in de loop van dit jaar afgerond worden. Naast een analyse van de beschikbare data zal er ook gepeild worden naar de ervaringen van landbouwers en verzekeraars met de huidige brede weersverzekering.

Aangezien de evaluatieoefening nog niet afgerond is, zijn er ook nog geen beslissingen genomen over de toekomstige werking of voorwaarden van die brede weersverzekering. Afhankelijk van het resultaat van de evaluatieoefening – dat spreekt voor zich – zal bekeken worden welke weg we beleidsmatig uitgaan met de brede weersverzekering.

In het vervolgtraject na de lopende evaluatieoefening zullen de landbouworganisaties en de verzekeraars uiteraard ook verder geconsulteerd worden. Als er binnen de financiële ruimte en de wettelijke grenzen een consensus gevonden kan worden, zal de kans op een succesvolle regeling uiteraard het grootst zijn.

De voorzitter

De heer Sintobin heeft het woord.

Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)

Minister, er zijn natuurlijk verschillende manieren om aan risicobeheer te doen. U hebt er een aantal genoemd, maar dat spitst zich natuurlijk voornamelijk toe op de fruittelers. De brede weersverzekering zou er moeten zijn voor alle land- en tuinbouwers. U kunt zeggen dat u blijft geloven in die brede weersverzekering, maar de feiten zijn wat ze zijn: maar 10 procent van alle land- en tuinbouwers is aangesloten. We moeten natuurlijk de evaluatie afwachten, maar het ziet er niet direct naar uit dat dit cijfer omhoog zal gaan. Integendeel, het zal nog dalen, denk ik. Wat die droogte- en die waterproblematiek betreft: land- en tuinbouwers zijn natuurlijk niet verantwoordelijk voor de wateroverlast die we bijvoorbeeld in West-Vlaanderen hebben meegemaakt. Als zij daar iedere keer een weersverzekering voor moeten afsluiten …

Dit wordt inderdaad voor 65 procent gesubsidieerd, maar er zou een mogelijkheid moeten bestaan om die subsidies vooraf te betalen, zoals collega Peeters stelde, zodat de land- en tuinbouwers uiteindelijk maar 35 procent zouden moeten betalen voor die verzekering. Voor hen zou dat misschien iets evidenter zijn. Ik wacht uiteraard de evaluatie af, maar ik vrees er een beetje voor. U zegt dat die evaluatie er eind dit jaar is. Dat zal voor de land- en tuinbouwers natuurlijk te laat zijn in verband met eventuele calamiteiten volgend jaar. Als die evaluatie er maar eind dit jaar is, wat gaat men volgend jaar dan doen bij dergelijke gevallen van wateroverlast, droogte of ik weet niet wat nog allemaal? U hebt niet echt een alternatief voor ogen, ik eigenlijk ook niet. We hebben hier in deze commissie lang nagedacht over hoe we het Rampenfonds konden vervangen door een brede weersverzekering. Nogmaals, de feiten zijn de feiten. Ik ben blij dat de landbouworganisaties bij de evaluatie betrokken zijn, maar daarbij zal toch moeten worden nagedacht over hoe we hier verder mee gaan.

De voorzitter

Mevrouw Peeters heeft het woord.

Lydia Peeters (Open Vld)

Minister, ik moet me daarbij aansluiten. De klimaatuitdagingen zijn immens. We weten allemaal dat waterschaarste en waterovervloed twee zijden van dezelfde medaille zijn, maar telkens een enorme impact hebben op de landbouwers zelf, op hun teelten, op hun gewassen, waaronder uiteraard ook fruit. We moeten daar alleszins oog voor hebben. We moeten inzetten op risicobeheersing. We zien dat in steeds meer Europese landen een soortgelijke brede weersverzekering geïntroduceerd wordt, maar hier zien we dat telkens minder landbouwers ervan gebruikmaken, dat er op dit ogenblik minder hectaren verzekerd zijn. Ik denk dus dat we daar zeker alle aandacht voor moeten hebben en dat we moeten uitkijken naar een verbeterd systeem, zodat dit attractief blijft voor de landbouwers en ze er zeker op intekenen. Vandaar inderdaad onze vraag of men niet kan werken met een soort derde-betalersfinanciering. We zien die ook op andere plaatsen. Dat zou sowieso al voor een verlichting voor de landbouwers zorgen. Zo hoeven ze eigenlijk alleen hun aandeel van 35 procent te betalen.

Ik denk dat het ook heel belangrijk is dat de landbouwers ook perspectief krijgen. We weten immers allemaal dat er morgen plots weer een hoge waterstand kan zijn. Het kan ook zijn dat we straks weer een extreem droge zomer krijgen. Maar de impact is immens. In dat licht denk ik dat we niet kunnen wachten op de resultaten van een evaluatie tegen het einde van het jaar, dat er toch iets sneller geschakeld moet worden. Mijn concrete vraag is dus of u, ongeacht de evaluatie die loopt, ook nu al bereid bent om samen te zitten met de landbouworganisaties en ook met de verzekeringsmaatschappijen, want ik denk dat zij ook mee vragende partij zijn om bijsturingen te doen.

In het regeerakkoord zagen we ook dat de risico’s die een brede verzekering zou dekken, ook nog zouden moeten worden uitgebreid tot de wolven. (Opmerkingen van minister Jo Brouns)

Ja, dat staat in het regeerakkoord. Dat werd voorgesteld, terwijl we toch vooral het verhaal van de echte calamiteiten, de klimaatuitdagingen hebben. We zien dat de brede weersverzekering op dit ogenblik niet attractief genoeg is en dat veel landbouwers afhaken. Ik zie dan niet echt in op welke manier men er dan ook nog over zou denken om dat uit te breiden naar wolven. Ik denk dat vooral het inroepen van een soort derde-betalerssysteem en het eventueel laten vallen van de verzekeringstaks belangrijk zijn als men dat attractiever wil maken. Ik denk dat het toch heel belangrijk is dat onze landbouwers een dergelijke brede weersverzekering hebben, en ik denk ook dat we daarin de andere Europese landen moeten volgen, waar dat telkens veel meer geïntroduceerd wordt.

De voorzitter

De heer De Roo heeft het woord.

Stijn De Roo (cd&v)

Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik maak me toch wel wat zorgen. We hebben in het verleden eigenlijk een goed werkend systeem gekend, het Vlaams Rampenfonds. Dat was een duidelijk verzekeringssysteem. We wisten dat de Vlaamse overheid daar garant stond wanneer er extreme weersomstandigheden waren. Goed, dat systeem is dan veranderd naar de brede weerverzekering, met een subsidiëring van 65 procent, maar toch zien we dat we tegen de trend ingaan. Europees bekeken worden er steeds meer verzekeringen afgesloten, maar bij ons dalen die alleen maar verder. Dat baart mij toch wel wat zorgen. Het Rampenfonds wordt afgeschaft, maar toch wordt er niet meer verzekerd. Eigenlijk is dat een vreemde evolutie.

Ik denk dat die uiteenvalt in twee onderdelen. Een eerste onderdeel is natuurlijk de prijs. Dan kun je spreken over dat derde-betalerssysteem. Dat voorstel is ook van diverse verzekeraars gekomen: zorg ervoor dat die subsidie direct bij de verzekeraar terechtkomt, dat daar geen cashflow voor nodig is in het bedrijf zelf. Dat is een mogelijkheid, maar ik denk ook dat een betere differentiatie op het vlak van premies en risicoprofielen wel iets is waarop we nog wat zouden kunnen werken en waar er zeker verbetering mogelijk is. Ook zouden we ergens een focus op zeer waardevolle teelten kunnen leggen. Ik denk dat er daar ook wel een aantal mogelijkheden zijn. Ook zouden meerjarige verzekeringscontracten kunnen zorgen voor het drukken van de kostprijs. Op het vlak van de prijs zijn er dus wel een aantal mogelijkheden die ervoor kunnen zorgen dat de betaalbaarheid van de brede weersverzekering beter wordt.

Het tweede, misschien wel moeilijkste onderdeel is de urgentie. Ik merk dat de jarenlange verzekering die onder het Vlaams Rampenfonds geldig was, er eigenlijk voor zorgt dat de verzekeringsgedachte niet altijd aanwezig is in de land- en tuinbouwbedrijven. Het is ook belangrijk dat we dat onder de aandacht brengen. Hier in het parlement gaat het dagelijks over extreme weerfenomenen. Land- en tuinbouwers voelen natuurlijk dagelijks zelf op het veld wat de verandering qua weer is, maar staan daarna niet altijd stil bij de mogelijke risico’s die daaraan vasthangen. Minister, mijn bijkomende vraag is dus: hoe wilt u verder werk maken van de sensibilisering in de sector rond de urgentie?

De voorzitter

De heer Vaneeckhout heeft het woord.

Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Ik dank de collega’s voor de terechte vragen. Dit is inderdaad iets waarover ook in de vorige legislatuur al diep is nagedacht: wat kan ons antwoord zijn op de veranderende klimaat- en weersomstandigheden? Naast het aanpakken van de crisis ten gronde, natuurlijk. Ik kan het niet nalaten dat ook nog een keer te herhalen, want het ene heeft natuurlijk wel met het andere te maken.

Ik kijk uit naar de evaluatie, alhoewel ik mij afvraag wat daar dan nog extra uit zal komen. Er is al heel veel aangereikt in contacten met landbouwers en met de verzekeringswereld. Eigenlijk liggen alle knooppunten en alle knelpunten op tafel. Minister, ik hoop dus dat u tijdens de evaluatie al begint na te denken over wat het nieuwe model zou kunnen zijn. Daarbij heb ik eigenlijk één fundamentele vraag. We vertrekken hier vanuit een soort privéverzekeringssysteem. Het is steeds meer mijn overtuiging, economisch bekeken, ook vanuit mijn voorgeschiedenis, dat het zeer moeilijk is om hier gewoon een privéverzekeringssysteem op los te laten, aangezien het risico alleen maar groter wordt en de kritische massa om dat risico te spreiden, eigenlijk te beperkt is. Is het dus überhaupt realistisch – dat is een openstaande vraag, ik veronderstel dat u daar vandaag niet definitief op zult antwoorden – dat de privésector, privéverzekeringssystemen hierin een rol spelen? En daarop aansluitend: als het antwoord daarop nee is, vindt u dat de overheid dan al die risico’s moet dekken? Voor alle duidelijkheid: ik ben daar niet tegen, maar dat betekent wel een enorme maatschappelijke kostprijs op lange termijn. We moeten ons daarvan bewust zijn. Ik zie de heer Dochy met de ogen rollen. Minister, als we landbouw en voedsel belangrijk vinden, moeten we dat misschien doen, maar dan zou ik misschien toch uw andere thema’s rond Omgeving en zo verder ook wel goed meenemen in het beleid de komende jaren.

De voorzitter

De heer Coel heeft het woord.

Arnout Coel (N-VA)

Een beetje voortbouwend op datgene waarmee collega De Roo eindigde: we hebben lang met dat Rampenfonds gewerkt, en dat heeft de verzekeringslogica binnen de sector inderdaad natuurlijk zeker niet gestimuleerd. Mensen dachten dat de overheid zou tussenkomen. We hebben dan de keuze gemaakt om de shift naar een brede weersverzekering te maken, maar om reclame te maken voor die brede weersverzekering hebben we die eigenlijk opnieuw gekoppeld aan het Rampenfonds. We zeiden dat, als ze dat nu zouden doen, ze nog langer op het Rampenfonds een beroep zouden kunnen doen. Dat was goedbedoeld. Ik stond daar toen ook wel achter. We hebben dat toen samen zo ingevoerd. Dat was een goede poging, denk ik, om die shift te begeleiden, maar dat heeft de logica die er in de sector was, verder bestendigd. Finaal is het Rampenfonds de motivator, terwijl de intrinsieke motivator eigenlijk zou moeten zijn dat men in zijn bedrijf aan risicobeheer moet doen en dat een verzekering daar inherent deel van uitmaakt, naast de preventieve maatregelen die de minister zelf al geschetst heeft.

In de praktijk is het al zo dat het Rampenfonds niet meer zal tussenkomen. We moeten nu echt stilaan focussen op hoe we die brede weersverzekering aantrekkelijk maken als instrument van risicobeheer in een landbouwbedrijf. In overleg met zowel de verzekeraars als de landbouworganisaties en de boeren op het terrein moeten we bekijken wat de drempels zijn, in welk geval men dat wel en in welk geval men dat niet zou willen doen. De kostprijs is daar natuurlijk een onderdeel van. Ik denk inderdaad ook aan differentiatie in waar je welke premie betaalt. Er zijn zo wat embryonale initiatieven, zoals WatchITgrow van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), die daar al wat een aanzet toe geven, maar gezien de schaal, het beperkte aantal landbouwers die kiezen voor een verzekering, is er natuurlijk nog weinig incentive om daar verder in te investeren en daar een marktmodel voor uit te werken.

Ik kijk ook uit naar de evaluatie. Ik denk dat we vanuit de overheid nu vooral moeten inzetten op een mentaliteitswijziging in de sector en het promoten van het hebben van een brede weersverzekering als een gezonde bedrijfsredenering zoals die er is in veel andere sectoren: je verzekert je om bepaalde risico’s af te dekken voor je bedrijfsvoering. Ik hoop dat we daarin dit jaar toch wel de nodige stappen vooruit kunnen zetten.

Bart Dochy (cd&v)

Het is goed om hierover na te denken, maar we zullen hier vandaag de evaluatie niet helemaal kunnen maken. Het is misschien wel nuttig om toch even terug te gaan in de tijd, want we moeten goed weten waar dit vandaan komt. Collega Vaneeckhout, dat was de reden waarom ik een beetje met de ogen rolde. Dit is uiteindelijk voor een stuk een besparing van de overheid geweest. In 2014 is de bevoegdheid voor de rampenschade, de rampenfondsen, de wet op de weerverzekering bij wijze van spreken, geregionaliseerd, dus van de federale overheid naar Vlaanderen overgegaan. Het Fonds voor de Lastendelging is toen ten belope van 80 procent van de federaal voorziene middelen in het kader van de staatshervorming overgeheveld. Toen is de denkoefening begonnen. De redenering was dat de ongeveer 14 miljoen euro die in dat fonds jaarlijks voorzien was, de laatste jaren telkenmale zwaar ontoereikend was geweest om de vergoedingen in het kader van rampenschade aan landbouwteelten uit te betalen. Het was duidelijk dat er daar veel geld te kort was. Men besliste dus dat te solidariseren en om, in plaats van dat geld te gebruiken om effectief schadevergoedingen te betalen, daarmee een premie te subsidiëren. Toen is er de subsidie gekomen op de premie van de brede weersverzekering, ten belope van 65 procent. Dat is wat, zoals collega Sintobin zei, ten laatste tegen 20 mei aangegeven moet worden in de verzamelaanvraag specifiek wat de brede weersverzekering betreft. Dat is dus de context. Voor de overheid is dat dus een gigantische besparing geweest.

Om dit aantrekkelijk te maken, is er inderdaad voor gekozen om 65 procent te betalen, ook met een systeem waarbij degenen die het eerst instapten of jong startten de mogelijkheid hadden om zo meer hectaren gesubsidieerd te krijgen. Ook was er een afbouwend systeem bij zeer extreme weersomstandigheden met meer dan 100 miljoen euro aan schade – dat was dan ook te berekenen – of omstandigheden die niet vallen onder de zes verzekerde fenomenen van de weersverzekering, zoals overstroming, wat een apart gegeven blijft, wat niet een van die zes verzekerde fenomenen is. Dan kwam het Rampenfonds nog tussen, maar vanaf dit jaar is dat 0 procent. Dat is geleidelijk aan gestart. Vorig jaar was dat nog 8 of 16 procent als je meer dan 50 procent weersverzekering had. Er is dus geen trigger meer om een ticketje te kopen via de brede weersverzekering om in geval van zeer grote schade toch nog een tegemoetkoming uit het Rampenfonds te kunnen krijgen. Dat is gedaan. Vanaf volgend jaar is die 65 procent nog voorzien, en dan is de vraag hoe dat verder zal evolueren, zoals collega Peeters zei.

Minister, het is zaak dit maximaal flexibel te maken. Er wordt inderdaad gevraagd om eventueel de mogelijkheid van meerjarige contracten te hebben. Er is die derde-betalersregeling. Dat zijn allemaal zaken die kunnen helpen. Ook zeer eigenaardig is dat België, Luxemburg en Italië de enige drie landen in Europa zijn die een taks heffen op de brede weersverzekering. Bij ons is dat 9,25 procent, in Luxemburg 4 procent en in Italië 2,5 procent. Dat is veel meer dan elders. In de andere lidstaten is daar geen taks op. Ik denk dat dat federaal is. Zijn er gesprekken met de federale overheid om te bekijken of men daarvan kan worden vrijgesteld, zoals in andere Europese landen?

Dan is er een vraag die ik al een hele tijd stel en hier in het verleden ook al in een vraag om uitleg geformuleerd heb. Is het mogelijk om niet alleen de primaire sector te betrekken in de brede weersverzekering, maar ook eventueel de volledige keten? Het kan immers een oplossing zijn om dit in zekere zin te solidariseren door de afnemers, de verwerkende bedrijven te betrekken. Anders zullen we er waarschijnlijk niet geraken. Het aanknopingspunt met wildschade is natuurlijk wel nuttig, maar zal niet de oplossing zijn voor het geheel van de problematiek.

De voorzitter

Minister Brouns heeft het woord.

Minister Jo Brouns

Collega’s, dank jullie wel voor de grote betrokkenheid, kamerbreed, bij de brede weerszekering. Wat voor mij essentieel is en wat ook door diverse collega’s is ingebracht, is dat we die evaluatie samen met de sector doen, samen met de verzekeringsmaatschappijen en de landbouworganisaties. Dat lijkt mij nogal logisch. Zij kunnen immers inschatten waar de grootste noden zijn. Ik denk dat we het er ook over eens zijn dat het een illusie is te denken dat we elk risico tot nul zullen kunnen herleiden. Ik denk niet dat dat de ambitie moet zijn. Dat is gewoon niet realistisch. Maar de lage cijfers van vandaag zijn natuurlijk een teken aan de wand, gelet op de wijzingen die er ongetwijfeld gaan komen. We kennen ze: langere periodes van hevige regenval, droogtes. Maar het gaat daarnaast ook over marktrisico’s die ruimer zijn dan puur het weer. Dat zullen jullie ook wel ervaren als jullie met landbouwers spreken. Vaak is de afweging die men maakt: wat zal de schade zijn die men lijdt als zijn gewas vernield wordt door het klimaat? Maar er zijn ook de marktrisico’s als dusdanig. Het gaat dus over een veel breder risicomanagement op het niveau van elk bedrijf dat een uitdaging zal zijn in de toekomst. Dat risicomanagement is volgens mij ook een van de belangrijke pijlers van een toekomstige visie op de Vlaamse land- en tuinbouw. Dat management is een heel belangrijke pijler, waarvan de brede weersverzekering een belangrijk onderdeel zal zijn.

Wij zullen natuurlijk proberen dat te doen in een vlotte overgang. Het systeem bestaat nog. Vanaf het moment dat we evalueren en nieuwe keuzes maken, lijkt het me ook wel belangrijk dat het ene vlot op het andere volgt.

Er zijn verschillende elementen ingebracht, zoals de derde-betalersregeling. Ik denk dat we alle drempels die vandaag worden opgeworpen door de diverse betrokkenen, op tafel moeten durven te leggen, en niet alleen de Vlaamse drempels. Als er federale drempels zijn, zullen we die zeker ook moeten meenemen. Als er zich vandaag in Vlaanderen iets voordoet, is dat vaak op het hele Vlaamse grondgebied. We moeten dat misschien ook vanuit een internationaal perspectief met de private verzekeringsmaatschappijen durven te bekijken, bijvoorbeeld in Europees verband. Dat is voor mij ook iets zinvols om met de verzekeringsmaatschappijen te bekijken.

Kortom, de evaluatie loopt. Er is heel veel input van jullie. Ik verwijs ook nog even naar de hoorzitting die er op het einde van de vorige legislatuur is geweest. Ook de input daar nemen we zeker mee bij de evaluatie, om te komen tot een instrument dat een stevige pijler kan zijn van risicomanagement in onze Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven.

De voorzitter

De heer Sintobin heeft het woord.

Stefaan Sintobin (Vlaams Belang)

Mijnheer Dochy, wat die taksen betreft: als men in België geen taks heeft geheven, dan is dat gewoon omdat men dat vergeten is.

Minister, wat uw antwoord betreft: we moeten sowieso de evaluatie afwachten. Diverse collega’s hebben inderdaad een aantal interessante pistes voorgelegd. Ik hoop dat u daar rekening mee zult houden. Ik verwacht alleen dat ook in de overgangsfase van het stopzetten van het Rampenfonds naar bijvoorbeeld een herwerkte brede weerverzekering alle land- en tuinbouwers nog verder zullen kunnen genieten van ofwel het ene ofwel het andere, zodat er geen gap valt tussen de twee. Ik dacht dat toch uit uw laatste antwoord te hebben begrepen.

Wat het uitbreiden van de verzekeringsrisico’s betreft: dat betekent natuurlijk – iedereen heeft persoonlijk ook wel verzekeringen – dat hoe meer risico’s men verzekert, hoe duurder de premies worden. Ook in dit geval zal het toch wel belangrijk zijn om met de verzekeringsmaatschappijen en de landbouworganisaties goed te bekijken wat kan en wat niet kan.

Ik wil uw piste om dat eventueel internationaal, Europees te bekijken wel een kans geven, maar ik weet niet in hoeverre dat een valabele piste is. Maar we kunnen het maar proberen, natuurlijk, samen met onder andere het derde-betalerssysteem en dergelijke. Er zit toch wel iets in. Ik hoop dat we na die evaluatie aan de land- en tuinbouwers een nieuw voorstel kunnen voorleggen om hen te verzekeren tegen allerlei gevaren.

De voorzitter

Mevrouw Peeters heeft het woord.

Lydia Peeters (Open Vld)

Mijnheer Dochy, ik wil u ook bedanken voor uw duiding wat het Fonds voor de Lastendelging betreft en de enorme besparingsoperatie die dit eigenlijk inhield voor de Vlaamse overheid door te beslissen dit te solidariseren door de risicobeheersing aan derden, aan verzekeraars te geven omdat men wist dat die 14 miljoen euro in het Fonds voor de Lastendelging ontoereikend was in het geval dat er calamiteiten zouden zijn.

Minister, Vlaanderen is inderdaad klein, maar ik herinner me wel heel goed dat bij de waterbom in 2022 bij ons aan de Maas de dijken op breken stonden en dat, toen ik in de namiddag naar Gent ging, daar het zonnetje scheen en daar niks aan de hand was. Dat merken we dus ook wel heel vaak. Het ene moment is er ergens enorm veel wateroverlast, en 100 kilometer verder is het droog. We hebben dat ook in 2024 nog gezien in de Westhoek. Er zijn steeds meer calamiteiten, en daartegen moet men zich kunnen beschermen, daarvoor moet men zich kunnen behoeden. Als het fonds ontoereikend is, dan moet men natuurlijk des te meer gaan solidariseren, maar dat moet attractief zijn. Ik denk dat de landbouwers vandaag vooral meer kennis daaromtrent moeten hebben, en ook dat het vooral aantrekkelijker gemaakt moet worden. Ik hoop dus dat men snel werk kan maken van die evaluatie en dat men met alle partners gaat samenzitten en eventueel ook de voorbeelden uit het buitenland sprokkelt. Het is hier al gezegd: die 9 procent verzekeringstaks is sowieso al een doorn in het oog. In andere landen is die er niet. Ik denk ook dat die derde-betalersfinanciering nog altijd iets is dat dit makkelijker maakt, en zo blijft het voor de Vlaamse overheid nog altijd een besparing en kan de landbouwer toch zelf zijn schade verzekerd zien.

Ik kijk dus uit naar het verdere verloop, maar ik hoop alleszins dat er snel duidelijkheid komt, want nu weet men dat het ene zal worden stopgezet en dat het andere niet werkt. Gezien de klimaatuitdagingen zullen de calamiteiten blijven komen. Ik denk dus dat we daar toch dringend werk van moeten maken.

De voorzitter

De heer De Roo heeft het woord.

Stijn De Roo (cd&v)

Minister, dank u voor uw bijkomende antwoorden. Er zijn tijdens deze bespreking van de vragen heel wat suggesties aan bod gekomen, die wellicht al in de evaluatie zitten, maar als ze er nog niet in zaten, kunnen ze ook meegenomen worden in de verdere evaluatie. Ik denk dat het goed en nodig is dat die evaluatie gebeurt met de sector zelf, met de verzekeraars zelf. Ik kijk alleszins uit naar de resultaten van de evaluatie. Ik heb uit uw bijkomend antwoord begrepen dat alles rond sensibilisering eigenlijk vooral ook kadert binnen het bredere risicomanagement in het bedrijf. Ik denk dat daar zeker nog wel werk aan de winkel is en dat we daar de komend periode verder op moeten inzetten.

De voorzitter

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.

 



  Nieuwsflash
 
Oproepen innovatie 2025: EIP-Operationele groepen en VLIF-innovatieve investeringenLees meer
 
 
Duurzaam waterbeheer op uw bedrijf Lees meer
 
 
Bemestingsprognose beschikbaar op het e-loket Lees meer
 
 
Verzamelaanvraag, uitbetaling van premies of info over de intekening van de beschermingsstrookLees meer
 
 
3 grote spaarbekkens aanleggen voor periodes van droogte Lees meer
 
 
Parlementaire vragen over het verdwijnen van landbouwgrondenLees meer
 
 
Parlementaire vragen over de toekomst van de brede weersverzekeringLees meer
 
 
Impact van biolandbouw op duurzame voeding Lees meer
 
 
Praktische uitvoering van MAP7Lees meer
 
 
Financiering van het GLB na 2027Lees meer
 
 
Stikstofdecreet: onduidelijkheid over vrijstellingen voor rundveebedrijven Lees meer
 
 
Methaanreducerende voedermaatregelen voor vleesvee Lees meer
 
 
Belgen zijn meest tevreden met hun persoonlijke relaties Lees meer
 
 
Actieplan voor administratieve vereenvoudiging Lees meer
 
 
Meer dan helft omwonenden van 3M in Zwijndrecht te veel PFAS in bloedLees meer
 
 
Gemeentelijke reductieopgave ruimtebeslag en verhardingLees meer
 
 
Arne Braeckman (Gent) bekroond tot ‘Sommelier of the Year 2025’ Lees meer
 
 
De invoering van een plattelandstoets in Vlaanderen Lees meer
 
 
Promotie van vlas als biogrondstof Lees meer
 
 
Prijsvorming in de aardappelteelt Lees meer
 
 
Daling van het aantal beheersovereenkomsten Lees meer
 
 
Over de rendabiliteit van de veeteelt Lees meer
 
 
Veredelings- en kwaliteitsprogramma voor Vlaamse hop Lees meer
 
 
Over de acties van de beweging Code Rood tegen de agrobedrijven Lees meer
 
 
Toekomstvisie 2040 van de EU-commissaris voor LandbouwLees meer
 
 
Groen licht van de 27 voor gebruik van "nieuwe genomische technieken"Lees meer
 
 
Erkenning hevige regenval, storm- en rukwinden en hagelbuien 9 juli 2024 als ramp Lees meer
 
 
Erkenning hevige regenval 1 en 2 augustus 2024 als ramp Lees meer
 
 
Biopesticiden in de landbouw - Stimuli Lees meer
 
 
Duurzame bemesting van aardappelenLees meer
 
 
Mestbank verleent uitstel voor Mestbankaangifte tot en met 31 maart Lees meer
 
 
Vlaams landbouwbeleid gunstiger voor kleinere landbouwbedrijven Lees meer
 
 
Verzamelaanvraag 2025 is van start gegaan Lees meer
 
 
IPM richtlijnen checklist 2025Lees meer
 
 
Erkenning overstroming van 2-5 januari 2024 als ramp Lees meer
 
 
Water vasthouden met stuwen: types, eigenschappen en checklist Lees meer