De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Minister, in het magazine De Drietand van 28 februari klaagt ABS-voorzitter (Algemeen Boerensyndicaat) Hendrik Vandamme de problemen bij de uitvoering van het zevende Mestactieplan (MAP 7) aan. MAP 7 zou niet tegemoetkomen aan de vooropgestelde beloftes om te komen tot een mestbeleid dat waterkwaliteit en landbouwzekerheid zou verzoenen. Op het terrein wordt het immers ervaren als een extra lading aan regels, papierwerk en beperkingen voor bedrijven, die al rijkelijk worden voorzien van allerhande verplichtingen, regels en beslommeringen.
De goede bedoelingen botsen met de praktische uitvoering. Zeker in de gebiedstypes 2 en 3 botsen boeren blijkbaar snel op de grenzen van wat haalbaar is. 3 tot 5 meter langs waterlopen en ook grachten niet mogen bemesten of gewasbeschermingsmiddelen gebruiken, dat is op papier een simpele regel, maar op kleine percelen met kronkelende slootjes en kleine hoekjes is dat een puzzel die tijd en opbrengst kost. Ik wil ook refereren aan onze grachtenkaart van vorige week, die nog voor een bijkomende dreiging zorgt.
Naast de praktische uitvoering blijft er ook de administratieve kant, die als nog complexer wordt ervaren ten gevolge van nieuwe regels voor precisiebemesting, aangepaste uitscheidingscijfers voor melk- en zoogkoeien en verplichte begeleiding bij een te hoog nitraatresidu. Een van de grootste frustraties blijkt het gebrek aan flexibiliteit te zijn. MAP 7 versoepelt de kalenderlandbouw een beetje, maar dat neemt niet weg dat het weer zich niet zomaar laat sturen door een juridische realiteit. Om optimaal effectief te zijn, moet de mest nu eenmaal op het juiste moment uitgereden worden.
Minister, vandaar mijn vragen aan u.
Ten eerste: hoe reageert u op de kritieken van de ABS-voorzitter betreffende de complexe toepassing en uitvoering van MAP 7?
Ten tweede: bent u van oordeel dat MAP 7 voldoende tegemoetkomt aan de belofte die aan de landbouwers werd gemaakt over een meer werkbare regelgeving, minder administratieve druk en een meer pragmatische aanpak, die rekening houdt met de evolutie van het weer?
Ten derde: zult u in overleg treden met de landbouworganisaties en bekijken hoe de praktische uitvoering van MAP 7 kan worden bijgestuurd tot een werkbaar geheel?
Ten vierde: zullen de huidige richtlijnen op zeer korte termijn geëvalueerd worden en desgevallend bijgestuurd worden tot duidelijke, haalbare richtlijnen in plaats van een kluwen aan voorschriften?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Dank u wel, collega.
Het aangepaste Mestdecreet is, zoals u weet, gebaseerd op een principieel akkoord tussen de milieu-, natuur- en landbouworganisaties. Ik vond dat zelf heel belangrijk, ik heb daar zelf ook altijd op aangedrongen, want dat garandeert draagvlak bij zowel de landbouw als de milieuorganisaties. Dat betekent niet dat er geen zorgen kunnen zijn bij de praktische uitvoering van het decreet. Ik vind het zelf heel belangrijk om te horen wat die zorgen zijn en ben daarom zelf mee de boer opgegaan met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) gedurende vijf avondvergaderingen. Ik ben samen met de VLM die nieuwe regels gaan toelichten en vooral ook gaan luisteren naar de landbouwers, naar hoe zij die diverse maatregelen ervaren. Ik heb daar ook heel wat gerichte vragen gekregen en zo ook wat zicht gekregen op de impact op de bedrijfsvoering, om die ook zo goed mogelijk te kennen en te begrijpen. Ik heb de bezorgdheden gehoord. Ik heb dat in het recente verleden al gezegd: een van de meest gehoorde zorgen en opmerkingen die terugkomen, is bijvoorbeeld de evaluatie van de MAP-meetpunten, iets wat we ter harte nemen en wat ook in uitvoering gaat.
De Vlaamse Landmaatschappij doet veel inspanningen om de landbouwers en de andere actoren op de hoogte te brengen van de nieuwe maatregelen en hen te ondersteunen in de toepassing. Ik vind dat ook belangrijk. Ik heb ook heel nadrukkelijk gezegd dat Vlaanderen vanuit een ondersteunende, begeleidende houding naar de landbouwers moet gaan, niet met het geheven vingertje, want dit is opnieuw een heel grote inspanning die we van hen verwachten, dus we moeten hen daarbij ondersteunen en begeleiden. We hebben daarbij ook gewezen op het recht op vergissen als het gaat over nieuwe maatregelen die we van hen verwachten, veeleer dan het meteen berispen. Dat wil ik hier toch ook nogmaals duidelijk zeggen.
Wat de lastenverlaging betreft: een goed voorbeeld is de doorgedreven kalenderlandbouw, waarvan we toch grotendeels kunnen afstappen. Daar is naar verwezen. Ik herhaal het. Er zijn ook mogelijkheden voorzien om flexibel met data om te gaan en meststoffen te gebruiken op het geschikte moment. Zowel vanuit landbouw- als vanuit milieuoogpunt is dat noodzakelijk. Die flexibiliteit is ook voorzien voor het inzaaien van vanggewassen en nateelten.
Ook de afschaffing van de vanggewasregeling is een grote stap voorwaarts, maar we zijn slechts begonnen. De komende jaren en maanden moet administratieve vereenvoudiging de bedoeling blijven, op dit vlak, maar ook op vele andere vlakken. We zijn daar vandaag deze commissievergadering mee begonnen.
Vanzelfsprekend blijven we dus in overleg met de landbouwsector. Dat deed ik al en zal ik dus altijd blijven doen. In het opvolgingsorgaan geven we verder vorm aan het mestbeleid. Daarin zijn zowel de landbouw- als de milieuorganisaties vertegenwoordigd.
Collega Peeters, ik sta er alvast voor open om te luisteren naar voorstellen van het ABS tot aanpassing. Als ze die hebben, mogen ze mij die altijd bezorgen. Die zullen allemaal in het opvolgingsorgaan besproken kunnen worden. Waar er consensus heerst, kunnen we aanpassingen in overweging nemen. Ik denk dat dit een mooi voorbeeld is van landbouw en natuur die rond de tafel tot akkoorden kunnen komen, in het belang van een rendabele landbouw die respect heeft voor zijn omgeving. Men zal het niet altijd over alles eens zijn, maar – ik herhaal het – de basis van hetgeen vandaag in uitvoering gaat, vindt zijn oorsprong in dat overleg tussen beide partijen.
Een decreetsaanpassing is uiteraard iets waarvoor een meerderheid gevonden zal moeten worden, collega’s, maar ik kan alleen maar herhalen dat ik elk voorstel dat de landbouwsector verder administratief ontlast en ondersteunt en vertrouwen geeft aan de landbouwers om datgene te doen waarvoor ze elke dag instaan, alvast ten volle zal steunen.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Minister, het is goed dat u de boer opgaat en dan ook detecteert waarover er bij de landbouwers zelf heel wat onrust heerst, waarover ze zeggen dat het niet zo eenvoudig of gemakkelijk is, met extra regels, extra papierwerk, extra beperkingen. Ik denk dat men daar zeker oog voor moet hebben. Tegelijk weten we ook dat het openbaar onderzoek op dit moment loopt. U verwijst naar het akkoord van destijds rond MAP 7, maar we weten dat er toch heel wat tijd is verstreken tussen het akkoord met de diverse sectoren en het finale MAP 7 dat ter goedkeuring voorlag. In het openbaar onderzoek zullen mensen natuurlijk een en ander kunnen inkijken en vragen. Ik hoor ook van diverse lokale besturen dat het voor veel besturen een kluwen is. Er is ook specifiek de vraag gesteld aan de VLM of er geen toelichting kan worden gegeven, zodat het openbaar onderzoek, maar ook de adviesverlening door de lokale besturen zelf daaromtrent pertinenter en adequater kunnen verlopen. De VLM organiseert toch vaker webinars en dergelijke om lokale besturen te informeren. Klaarblijkelijk antwoordt de VLM daar zonder meer op dat er geen toelichtingsvergadering georganiseerd zal worden en dat men op de website wel alle gegevens terugvindt. Ik vind dat eigenlijk een klein beetje lokale besturen met een kluitje in het riet sturen. Ik zou u zeker al willen vragen dat men daarop zou terugkomen, zeker voor het einde van het openbaar onderzoek, dat loopt tot 16 mei.
U zegt dat u in het kader van het opvolgingsorgaan elk voorstel dat straks op tafel ligt, zowel in het kader van het openbaar onderzoek als van het ABS of andere boerenorganisaties, zeker ter harte wilt nemen. Ik denk dat we daar zeker van moeten uitgaan, want als het nu al allemaal complexer wordt of alleszins zo ervaren wordt, dan moeten we ons de vraag stellen met welke ingesteldheid de controlediensten straks zelf de boer op gaan. Zal worden bekeken op welke manier zij de boeren zullen bejegenen? Ik denk dat men ook daar de nodige flexibiliteit aan de dag moet leggen.
Ik denk alleszins dat het goed zou zijn dat er voor lokale besturen alsnog een infomoment wordt georganiseerd, opdat het openbaar onderzoek en heel de adviesverlening daar vlot zouden kunnen verlopen. Verder ben ik uiteraard blij dat u in het kader van het opvolgingsorgaan alle mogelijke suggesties tot vereenvoudiging zult meenemen.
De voorzitter
De heer Pieters heeft het woord.
Leo Pieters (Vlaams Belang)
Ik dank de vraagsteller, en de minister voor zijn antwoord. Ik wil er nogmaals op wijzen dat er ook een verbetering moet komen in de samenwerking tussen de verschillende instellingen die zich met landbouw bezighouden. Meerdere vergaderingen geleden hebben we daar ook al op gealludeerd, onder andere wat die grachten betreft. Het kan niet zijn dat die instellingen, zij het de VLM of de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) of nog andere, eilandjes zijn, waar ieder zijn interpretatie geeft aan deze sowieso al moeilijke richtlijnen. Er moet samengewerkt worden met de landbouw. Ik geef toe dat het niet altijd evident is om daarover een vloeiende communicatie op te zetten met een landbouwer op het erf voor zijn specifieke zaken, maar de verschillende instellingen moeten toch moeite doen om samen te werken en uit één mond te spreken. Ten minste moet er hierover vertrouwen worden gekweekt, zowel aan de kant van de instellingen als aan de kant van de landbouw.
De voorzitter
De heer Coel heeft het woord.
Arnout Coel (N-VA)
Ergens betreur ik het wel een beetje. De aanleiding van de vraag is het stuk van de voorzitter van het ABS in het ledenblad. Hij is natuurlijk een van de architecten van het akkoord op basis waarvan dat MAP 7, dat wij toch zo nauwgezet mogelijk hebben proberen om te zetten – gegeven de tijdlijn die gepasseerd is en alle opmerkingen die je daarover kunt maken, maar we zijn er toch zo dicht mogelijk bij gebleven, denk ik –, op het terrein vormgegeven is. We hebben gezien dat de andere landbouworganisatie daar ook heel wat vormingen op het terrein rond heeft gegeven en dat mee heeft verdedigd op het terrein. Ik denk dat het ABS dat ook wel gedaan heeft, maar ik vind het toch iets te gemakkelijk om dan in een eerste opiniestuk of in een eerste woord van de voorzitter te zeggen dat het eigenlijk allemaal niet goed is, dat het niet goed loopt en dat het weer een laag erbij is. Dat ter inleiding.
Om dan op zijn bezorgdheden in te gaan: er is natuurlijk dat opvolgingsorgaan. U zegt zelf dat u ervoor openstaat om daar voorstellen te bespreken. Maar wat is eigenlijk de werkingskalender van dat opvolgingsorgaan? We hebben daar een paar vergaderingen van gehad om die bijkomende veertien maatregelen vast te leggen. Die zijn ondertussen ook toegevoegd, wat positief is. Je hebt het Europees verhaal, maar daar zullen we volgende week in de commissie Leefmilieu nog verder op doorgaan, denk ik. Daar wil ik het vandaag dus niet over hebben. Maar hoe werkt dat opvolgingsorgaan? Is dat met een vaste kalender? Komt dat elke twee weken samen of komt het alleen samen als er agendapunten zijn? Heeft het ABS daar al een aantal dingen op tafel gelegd om dan op een volgende vergadering te bespreken? Kunt u daar wat toelichting bij geven?
De voorzitter
Minister Brouns heeft het woord.
Minister Jo Brouns
Collega Peeters, het zal u niet verbazen, maar op de eerste plaats ben ik vandaag toch aangenaam verrast dat u de landbouwsector steunt, dat u nu ook inziet dat dit een hele opgave is voor de landbouwsector, MAP 7. Ik herinner me immers dat u niet zo lang geleden in de commissie Omgeving vond dat het eigenlijk best nog wel wat strenger mocht. Vandaag ben ik dus aangenaam verrast dat u ziet dat dit een zeer grote opgave is, waarvan ik op het terrein vaststel dat er heel wat intrinsieke motivatie is bij landbouwers. Dat mag echt wel gezegd worden. Hoewel het een heel grote opgave is, is het niet omdat Europa dat allemaal vraagt, maar wegens de betrokkenheid van de landbouwers bij onze omgeving en bij de waterkwaliteit, dat zij ook de handen aan de ploeg willen slaan, maar wel op een manier dat het ook haalbaar is, en op een manier dat we als samenleving ook onze verantwoordelijkheid nemen, dat we die MAP-meetpunten evalueren, en dat we ook aandacht hebben voor die riolering, die vandaag voor 250 huisgezinnen nog niet voorzien is. Dat zijn heel duidelijke opmerkingen die de landbouwers in onze richting uitsturen – ons allemaal, collega’s.
Er is een tijd over gegaan, maar nogmaals hier mijn waardering naar het parlement, de mensen die dat hebben vastgepakt en op tweeënhalve maand tijd dat MAP 7 gerealiseerd hebben: collega Coel, Dochy en anderen. Dat mag nogmaals gezegd worden. En ja, ik was inderdaad toch ook wel wat verrast toen ik het stuk van het ABS las. Het was in ‘De ochtend’ dat iemand van het ABS het met hand en tand heeft verdedigd. Ik was in die zin ook wel verrast om dan nu dit soort dingen te lezen. Maar ik wil constructief zijn, zoals altijd. Ik sta open voor alle suggesties tot aanpassing, die dan in de schoot van het opvolgingsorgaan besproken kunnen worden. Dat is immers het orgaan dat op regelmatige tijdstippen – om de veertien dagen – samenkomt. Die agenda ken ik niet altijd van buiten, maar wat daar bijvoorbeeld nu al besproken wordt, naast de gewone opvolging natuurlijk, zijn de verschillende duurzame technieken. Dat is bijvoorbeeld een thema dat daar op de agenda staat.
Wat de toelichtingsvergaderingen betreft: de landbouworganisaties hebben natuurlijk zoals altijd hun verantwoordelijkheid genomen om de boeren veelvuldig te informeren. Daarnaast is er de VLM, die heel wat landbouwers bereikt heeft – daar was ik zelf getuige van. Voor mij is het belangrijk dat de VLM, de Vlaamse administratie, op de eerste plaats onze landbouwers ondersteunt en begeleidt, en dat alle vragen die zij hebben bij de uitvoering, beantwoord worden. Als er vragen zijn van lokale besturen, kunnen die natuurlijk ook altijd beantwoord worden. Maar de landbouwers komen op de eerste plaats, op een manier zoals ik dat daarstraks gezegd heb – ik herhaal het graag –: ondersteunen en begeleiden, met de nodige empathie. Dit komt er immers weer bij, dit wordt opnieuw boven op die kar van onze Vlaamse land- en tuinbouwers, die vandaag al vol is, gelegd. Dus: met de nodige empathie op het terrein bij de implementatie van die nieuwe strenge maatregelen ten behoeve van de verbetering van onze waterkwaliteit.
De voorzitter
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Lydia Peeters (Open Vld)
Minister, ik vind uw intro bij uw tweede tussenkomst toch een beetje vreemd. Enerzijds heb ik de landbouwbelangen altijd verdedigd en anderzijds zeggen we keer op keer dat waterkwaliteit een heel belangrijk aspect is, en dat we de belangen van de landbouwsector en de belangen inzake waterkwaliteit met elkaar moeten verzoenen.
U verwijst naar het princiepsakkoord. Ik wil dan graag even meegeven dat dat princiepsakkoord, dat met de middenveldorganisaties is gesloten, dateert van maart 2023. Het ontwerp-MER van MAP 7 en MAP 7 zelf zijn er dan in december 2024 gekomen, bijna twee jaar na dat princiepsakkoord. Dat er dan nog een aantal bekommernissen geuit worden door de ene of de andere landbouworganisatie, lijkt me niet meer dan logisch.
In bijna elke commissievergadering vraag ik om administratieve vereenvoudiging, zowel voor onze ondernemers als voor onze landbouwers. Zeggen dat ik de landbouwbelangen niet behartig, vind ik heel vreemd. We weten dat MAP 7 zo lang is uitgebleven vanwege het feit dat de ontwerp-MER-richtlijnen heel lang op zich hebben laten wachten. Dat is de oorzaak, en daar ben ik persoonlijk totaal niet verantwoordelijk voor. Ik denk dus dat dat verwijt het best kan worden ingetrokken.
Op dit moment loopt het openbaar onderzoek. Lokale besturen vragen informatie en krijgen dan van de VLM, die iedereen zo goed ondersteunt, te horen: “Op 18 maart staan alle dossiers online. Bekijk het maar op de website.” Zo zou je landbouwers of gelijk wie die om raad komt vragen, van antwoord moeten kunnen dienen. Tegelijkertijd moeten die lokale besturen de grachtenkaart met dat ‘mooie’ model dat men recentelijk heeft gelanceerd, ook nog bekijken voor 31 maart.
Minister, ik denk dat u zelf ook wel goede connecties hebt met uw eigen gemeentebestuur. Ik denk dat u het best daar eens kan nagaan hoe zij dat allemaal herkauwd krijgen. Op dit ogenblik is het niet evident om een openbaar onderzoek te organiseren voor materie die zeker niet simpel is, getuige de lange doorlooptijd tussen het princiepsakkoord en een ontwerp plan-MER en een ontwerp-MAP. Het openbaar onderzoek moet nu gefaciliteerd worden. Ik wil zien welke bezwaren of opmerkingen straks op tafel liggen, maar ik blijf een pleidooi houden voor eenvoud en administratieve vereenvoudiging, en ik denk dat we daar heel veel bondgenoten in hebben. Ik hoop alleszins dat daar volop werk van wordt gemaakt en dat de bekommernissen van de landbouwsector ter harte worden genomen.
Tot slot wil ik nog zeggen dat de grachtenkaart de landbouwsector zeker niet faciliteert. Als we straks die afstandsregeling van 5 meter moeten respecteren inzake bemesting … Er zijn landbouwers die zich zorgen maken omdat ze een perceel hebben met grachten links en rechts en hoop en al een meter kunnen bemesten. Dat toont aan dat we de belangen van de landbouwsector daaromtrent wel behartigen. Wat dat betreft, hoop ik dat er snel een bijsturing komt.
De voorzitter
De vraag om uitleg is afgehandeld.